Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 27406 nr. 105 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 27406 nr. 105 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2007
Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de beleidsreactie op het door de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) uitgebrachte advies nr. 69 «Bieden en Binden. Internationalisering van R&D als beleidsuitdaging».
In deze brief treft u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de beleidsreactie aan op het door de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) uitgebrachte advies nr. 69 «Bieden en Binden. Internationalisering van R&D als beleidsuitdaging». De AWT gaat in dit advies in op de vraag «Wat betekent internationalisering van R&D voor de Nederlandse economie en voor de innovatiekracht van Nederland?»
Het Ministerie van Economische Zaken heeft de AWT gevraagd om een advies uit te brengen over internationalisering van R&D. Specifiek gaat het hierbij om de schaal waarop en de snelheid waarmee dit proces zich voltrekt, evenals de substantiële investeringen door buitenlandse ondernemingen in nieuwe opkomende markten, zoals India, China en nieuwe Europese lidstaten. Om concurrerend te blijven zal Nederland enerzijds door innovatie in nieuwe richtingen eigen niches moeten ontwikkelen en anderzijds relaties met nieuwe binnenlandse en buitenlandse spelers op het kennis- en innovatieveld moeten ontwikkelen die tot wederzijds voordeel leiden.
De AWT onderkent het belang van een sterke innovatieve bedrijvenbasis. Binnenlandse R&D gaat gepaard met aanzienlijke lokale spillovereffecten en het is belangrijk om in eigen R&D te investeren en om zorg te dragen voor voldoende absorptiecapaciteit om te kunnen profiteren van elders ontwikkelde kennis. De trends in internationalisering van Nederlandse R&D die de AWT schetst zijn herkenbaar. Er is geen sprake van een afbouw van R&D-capaciteit door grote Nederlandse bedrijven en het elders starten van vergelijkbare activiteiten: er is dus geen sprake van verplaatsing van R&D uit Nederland. Het vestigingsklimaat voor R&D wordt dan ook beschouwd als een solide basis: Nederland kent goede kennisinstellingen en een goed opgeleide beroepsbevolking, er worden acties ondernomen om de belastingdruk en de administratieve lasten te verlagen en een internationaal vliegveld ligt nooit ver weg.
De AWT schetst daarentegen ook een aantal ontwikkelingen die negatief kunnen uitwerken op de R&D in Nederland:
– Op het gebied van het aantrekken van buitenlandse R&D-investeringen scoort Nederland niet goed1.
– Verschillende vestigingscondities staan onder druk: veel bedrijven maken zich zorgen over de beschikbaarheid van voldoende bèta’s en technici en de achterblijvende investeringen in R&D.
– Buitenlandse bedrijven hebben een andere kijk op ons vestigingsklimaat: met name het arbeidsrecht, het ontslagrecht, de inflexibiliteit van arbeid en de medezeggenschap worden door buitenlandse bedrijven als problematisch ervaren.
Per saldo meent de AWT dat Nederland zich niet direct zorgen hoeft te maken over de internationalisering van R&D en dan met name de verplaatsing van R&D naar het buitenland. Niettemin geeft de AWT aan dat een en ander dient te gebeuren om Nederland in de toekomst aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats voor R&D en om bedrijfs-R&D aan te trekken en vast te houden. Er is een publiek belang gemoeid met bedrijfs-R&D: er zijn kennisspillovers en netwerkexternaliteiten die zorgen voor een aanzienlijke bijdrage aan de Nederlandse productiviteitsgroei. De AWT doet aanbevelingen langs drie lijnen: een actiever beleid van de overheid in het aantrekken en behouden van bedrijfs-R&D; het voortzetten en verduurzamen van het sleutelgebieden- en«hotspots»-beleid en het op orde houden van algemene vestigingscondities.
De AWT adviseert de Minister van Economische Zaken meer directe relaties met in Nederland gevestigde (Nederlandse én buitenlandse) grote en middelgrote bedrijven te ontwikkelen. Daarbij hoort onder andere het nauwkeurig in kaart brengen van de kennisintensieve bedrijven die in Nederland actief zijn en het uitstralen van betrokkenheid door te investeren in netwerken.
2. Voortzetten en verduurzamen van het sleutelgebiedenen «hot spot»-beleid
De AWT beveelt de Minister van Economische Zaken aan om de sleutelgebiedenaanpak door te zetten en te verduurzamen. Dit betekent dat deze aanpak als hoofdelement van het innovatiebeleid moet worden verankerd. Daarnaast gaat het om de afstemming tussen de sleutelgebiedenaanpak en initiatieven op Europees niveau, bijvoorbeeld Technology Platforms.
3. Vestigingscondities verder versterken
De AWT adviseert de Minister van Economische Zaken samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap specifiek aandacht te schenken aan het op peil houden van de kwaliteit van de kennisinfrastructuur; het verbeteren van de aansluiting tussen publiek en privaat onderzoek; het stimuleren van kennistransfer en het op peil houden van de beschikbaarheid van voldoende hooggekwalificeerd personeel.
Ik ben de AWT erkentelijk voor de analyse en de aanbevelingen. Het advies biedt een mooie bundeling van inzichten op het gebied van de internationalisering van R&D. De insteek vanuit een perspectief van kansen in plaats van (alleen) bedreigingen sluit goed aan bij de visie die het Kabinet heeft op internationalisering. In het Beleidsprogramma staat aangegeven hoe om zal worden gegaan met de uitdagingen voor Nederland. In deze reactie zal ik in aansluiting op de aanbevelingen van de AWT een aantal initiatieven specifiek belichten.
1. Vestigingscondities verder versterken
Ik hecht grote waarde aan een goed vestigingsklimaat en ga hard aan de slag om Nederland een aantrekkelijk land te laten zijn om te ondernemen en te vernieuwen. De AWT constateert dat het Nederlandse vestigingsklimaat een solide basis is voor R&D-inspanningen, maar dat de kwaliteit van het vestigingsklimaat voor R&D op een aantal punten verbetering behoeft. Deze conclusie onderschrijf ik. Zo werd in de dialoog met buitenlandse bedrijven, die in Nederland kennisintensieve activiteiten verrichten, duidelijk dat deze bedrijven veel moeite hebben om voldoende bèta’s aan te trekken. Met het instellen van de Taskforce «Technologie, Onderwijs en Arbeidsmarkt» gaat dit Kabinet voortvarend aan de slag om dit probleem aan te pakken. De Taskforce zal onderdeel uitmaken van het project Nederland Ondernemend Innovatieland en zal zich sterk richten op de vraagzijde van de arbeidsmarkt vanuit met name het bedrijfsleven. Daarnaast staat dit Kabinet een modern migratiebeleid voor ogen, gericht onder meer op het verkorten van procedures bij de IND tot twee weken door convenanten met bedrijven en onderwijsinstellingen te sluiten. Ook zal het Kabinet de toegestane zoekperiode naar een baan voor buitenlandse studenten die na hun studie in Nederland willen werken tot één jaar verlengen en wordt de inkomensgrens voor deze groep verlaagd tot € 25 000 bruto per jaar.
Ook via het gebiedsgerichte beleid (o.a. regionale Structuurfondsenprogramma’s) zet het Kabinet in op verbetering van het vestigingsklimaat, onder andere door het verbeteren van bereikbaarheid en het realiseren van een aantrekkelijke leefomgeving. Voor een drietal internationaal onderscheidende regio’s zal voorts naar analogie van het Urgentie Programma Randstad een aanpak worden ontwikkeld samen met bedrijven en regio’s. Daarin staat behoud en versterking van de concurrentiepositie van internationaal opererende regio’s en excellente bedrijvenclusters centraal. Om die te borgen zullen de integrale vestigingscondities worden bezien en via afgestemde inzet van middelen en initiatieven met prioriteit worden ondersteund. Het gaat nadrukkelijk om een integrale aanpak waarbij zowel ruimtelijke condities (werklocaties voor innovatieve samenwerking, bereikbaarheid, gemeenschappelijke testfaciliteiten, excellent woon- en leefklimaat voor kenniswerkers) als kenniscomponenten (doorontwikkeling van specifieke kennis, faciliteiten voor aantrekken kennismigranten) kunnen worden meegenomen. Hiervoor zet het Kabinet extra geld in.
Op de overige aanbevelingen die de AWT doet ten aanzien van het versterken van de vestigingscondities zal het Kabinet zijn inspanningen onverminderd voortzetten. Zoals ook staat aangegeven in het Beleidsprogramma staan het versterken van de kennisinfrastructuur (inclusief ICT), het verbeteren van de aansluiting tussen publiek en privaat onderzoek en het stimuleren van kennistransfer hoog op de agenda’s van het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
2. Voortzetten en verduurzamen van sleutelgebiedenen «hot spot»-beleid
Naast het werken aan een uitstekend vestigingsklimaat zal ik de in het vorige Kabinet ingezette koers in het innovatiebeleid en het gebiedsgerichte Pieken in de Delta-beleid voortzetten1. Dit is geheel conform het advies van de AWT. Zo is recent nog groen licht gegeven voor twee nieuwe innovatieprogramma’s (automotive, maritiem), naast de vier lopende programma’s (Watertechnologie, Food & Nutrition, Point One en Creatieve Industrie). Daarnaast zijn enkele andere programma’s in voorbereiding. Door deze gerichte inzet op sleutelgebieden en concentratie van (R&D-)investeringen op terreinen waarin we echt goed zijn, kan Nederland zich internationaal onderscheiden en profileren. Hierdoor wordt het voor buitenlandse kennisintensieve bedrijven en kenniswerkers aantrekkelijker om zich in Nederland te vestigen en kan bovendien een goede aansluiting op internationale kennisnetwerken gerealiseerd worden.
Het Kabinet heeft in haar beleidsprogramma ook aangegeven kennis en innovatie beter te benutten voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. In het verlengde van de sleutelgebiedenaanpak zullen daarom maatschappelijke innovatieprogramma’s worden gestart op de terreinen water, energie, zorg, veiligheid en agro-innovatie. Dit zijn terreinen waarop Nederland kan uitblinken en waarop tegelijkertijd maatschappelijke doelen gerealiseerd kunnen worden. Het is daarbij belangrijk dat in een vroeg stadium zowel bedrijven als kennisinstellingen actief betrokken worden bij de opzet van deze programma’s. In het project Nederland Ondernemend Innovatieland wordt daarom samen met alle betrokken partijen en het Innovatieplatform gewerkt aan een maatschappelijke innovatieagenda op deze terreinen. Daarnaast zal bekeken worden hoe vanuit de huidige sleutelgebieden waar mogelijk kan worden bijgedragen aan maatschappelijke doelen.
Deze sleutelgebiedenaanpak en het Pieken in de Delta-beleid sluit ook goed aan op Europese initiatieven. Zo bieden de Europese Technology Platforms (opgezet door de industrie) goede mogelijkheden voor een gecoördineerde internationale aanpak van strategisch onderzoek op verschillende technologiegebieden. In de innovatieprogramma’s en de Pieken in de Delta-programma’s worden op initiatief van het veld strategieën ontwikkeld om aan te sluiten bij internationale ontwikkelingen en kansen. Op dit vlak wordt reeds de nodige ervaring opgedaan tussen het nationaal innovatieprogramma Point One en de platforms op de technologiegebieden nano-elektronica en embedded computing systems. Bovendien zal het Kabinet in gesprek met decentrale overheden de complementaire mogelijkheden van de Europese structuurfondsen voor innovatiebeleid verkennen. Naast de relatie met Technology Platforms zal er nadrukkelijk worden gekeken naar de Centres of excellence die binnen het Europees Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling opgezet worden.
Naast het belang voor het aantrekken van internationale R&D-investeringen spelen de innovatieprogramma’s een rol om knelpunten op het gebied van gekwalificeerd personeel te identificeren en aan te pakken. Zo is er door de TU Eindhoven een opleiding op het gebied van «automotive» gestart die aansluit op de behoefte aan voldoende gekwalificeerd personeel van het innovatieprogramma Automotive. Ook wordt nauw samengewerkt met de HAN en FONTYS hogescholen om te zorgen voor aansluiting van de vraag naar en opleiding van kenniswerkers.
De AWT adviseert om kennisintensieve bedrijven actiever naar Nederland te halen. De aanbevelingen sluiten aan bij de inspanningen van het Ministerie van Economische Zaken om zich actief als aanspreekpunt voor het bedrijfsleven te positioneren, onze sterke technologieclusters proactief uit te dragen en om buitenlandse kennisintensieve bedrijven te verankeren binnen deze clusters1. Voor bedrijven wordt het aantrekkelijker om in Nederland te blijven naarmate ze meer op R&D-gebied samenwerken en betrokken zijn bij Nederlandse partners in de keten.
Succesvol makelen en schakelen tussen Nederlandse en buitenlandse partijen is hiervoor cruciaal. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk om bij de ontwikkeling van eerste prototypen de kansen op internationale vermarkting goed te benutten. De Directie Buitenlandse Investeringen in Nederland (DBIN) zet in nauwe samenwerking met de Technisch Wetenschappelijk Attachés (TWA), de EVD, regio’s, SenterNovem en de kennisclusters in Nederland in op het gericht naar Nederland halen van kennisintensieve investeringen. Dit vraagt om een proactieve strategische aanpak. Samen met en op basis van de inzichten en internationale ambities in het veld worden «value propositions» gemaakt, waarmee in het buitenland gericht naar kennisintensieve bedrijven en activiteiten gezocht zal worden. De TWA’s schakelen tussen Nederlandse én buitenlandse kennisinstellingen, high tech-bedrijven en overheden. Enerzijds door de deelnemers in de innovatieprogramma’s te informeren over trends in innovatie, technologie en R&D-activiteiten in belangrijke hotspots wereldwijd en anderzijds door betrokkenen te gidsen naar begaanbare wegen tot actieve samenwerking met partijen in het buitenland. Zo worden er bijvoorbeeld contacten gezocht door de TWA in de VS voor het maritieme cluster in Nederland. De EVD heeft bijvoorbeeld voor het innovatieprogramma Food en Nutrition Delta een brochure ontwikkeld en het internationaliseringsprogramma 2g@there dat door de EVD wordt uitgevoerd sluit zoveel mogelijk aan op de innovatieprogramma’s en de daarmee samenhangende internationale marktkansen. Ook de programmacommissies van Pieken in de Delta-programma’s verbinden actief regionale kennisclusters met buitenlandse bedrijven.
De AWT constateert dat er nog winst te behalen valt door de overheid nog sterker in te zetten als bemiddelaar en daarnaast het MKB en buitenlandse bedrijven beter te betrekken. Ik neem de aanbevelingen van de AWT op dit punt ter harte. DBIN voert samen met de regionale ontwikkelingsmaatschappijen en grote gemeenten een actief relatiemanagementprogramma uit met de in Nederland gevestigde buitenlandse bedrijven, het zogenaamde «investor development» (ID). ID is gericht op de verankering van de bedrijven in Nederland, het op peil houden van het vestigingsklimaat, het signaleren van knelpunten, maar ook voor het signaleren van plannen voor nieuwe (kennisintensieve) investeringen. Het is hoopgevend dat de onlangs gepubliceerde acquisitieresultaten van DBIN over 2006 aantonen dat de interesse van buitenlandse investeerders om R&D-operaties op te starten in Nederland een opwaartse tendens vertoont1.
De AWT doet ook de aanbeveling om de rol van de overheid als klant verder te ontwikkelen. Conform de plannen in het Regeerakkoord zal het Kabinet haar rol als innovatieve aanbesteder nadrukkelijker oppakken, waarbij samen met het bedrijfsleven zal worden gekeken naar waar de kansen liggen. Bedrijven die met innovatieve oplossingen komen krijgen hierbij een streepje voor bij overheidsopdrachten en -aanbestedingen. In het actieprogramma Overheid als launching customer (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 XIII, nr. 87) zijn 4 actielijnen opgenomen om hieraan inhoud te geven. In de eerder genoemde maatschappelijke innovatieagenda zal ook uitdrukkelijk naar de vraagkant gekeken worden als mogelijkheid om innovatie in de marktsector uit te lokken.
De internationalisering van R&D is een belangrijke beleidsuitdaging voor Nederland die vraagt om een aanpak die uitgaat van kansen pakken. Het AWT advies laat zien dat het gaat om een brede beleidsinzet die strekt van het op orde houden van randvoorwaarden, het blijven inzetten op economische sterktes tot het voeren van een actief relatiemanagement door de overheid. Met deze beleidsreactie heb ik aangegeven op welke wijze we over de volle breedte de komende periode aan de slag gaan.
Zie ook OESO (2006), Economic survey of the Netherlands, Parijs en Ministerie van Economische Zaken (2006), The Dutch shortfall in private R&D expenditure. An explanation based on empirical evidence, no. 06OI40, Den Haag.
TK 2005–2006 27 406 nr. 89, Investeren in innovatieprogramma’s; TK 2003–2004, 29 697, nr. 1, Pieken in de delta. Gebiedsgerichte economische perspectieven.
TK 2005–2006, 30 300 XIII, nr. 98, In actie voor acquisitie: hoe Nederland profiteert van buitenlandse investeringen; TK 2004–2005, 29 826 nr. 1, Industriebrief. Hart voor de industrie.
Persbericht Ministerie van Economische Zaken, 2006: more foreign R&D investments in the Netherlands, 22-01-2007.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27406-105.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.