27 406
Nota «De kenniseconomie in zicht»

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2004

Bijgaand vindt u het in de Innovatiebrief aangekondigde Actieplan Life Sciences (kamerstuk 27 406, nr. 2, zie ook kamerstuk 27 406, nr. 8, blz. 5–6). Het Actieplan Life Sciences bevat een samenhangende aanpak van de knelpunten in dit innovatiegebied. Doel is het Nederlandse innovatievermogen en de concurrentiekracht op het gebied van life sciences te versterken en de potentiële maatschappelijke baten maximaal te benutten.

In de Innovatiebrief geven wij aan wat we willen bereiken met de Nederlandse kenniseconomie. We beschrijven daarbij ook het nieuwe innovatiebeleid en de aanpak van de Lissabon-ambitie. Een hoofdlijn van het nieuwe beleid is het benutten van kansen door focus en massa te creëren op strategische innovatiegebieden. Life sciences is zo'n strategisch innovatiegebied. Dat heeft alles te maken met het belang van dit gebied voor een duurzame ontwikkeling van de Nederlandse economie en de vele voordelen van life sciences op terreinen als gezondheidszorg, milieu en industrie.

In dit actieplan kijken we integraal naar het functioneren van dit innovatiegebied. Alleen door een integrale aanpak kunnen alle kansen en knelpunten worden geïdentificeerd en aangepakt. Enerzijds letten we daarbij op algemene onderwerpen als ondernemingsklimaat, kennisinfrastructuur en ethische aspecten. Anderzijds hebben we oog voor specifieke randvoorwaarden zoals het financierings- en startersklimaat, de samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen, wet- en regelgeving, maatschappelijke acceptatie en internationale omgevingsfactoren.

Ontwikkelingen in de life sciences vinden bij uitstek in een internationale context plaats. Steeds vaker komt beleid ter stimulering en regulering van life sciences op Europees niveau tot stand. Zo komt het grootste deel van de wet- en regelgeving op het gebied van life sciences direct of indirect voort uit Europese besluitvorming. Uiteraard neemt Nederland zelf deel aan de onderhandelingen hierover. De Nederlandse inzet kenmerkt zich door het streven naar uitvoerbare en handhaafbare regelgeving die in overeenstemming is met andere internationale afspraken. Na totstandkoming van Europese regels gaan we de uitdaging aan om de Europese speelruimte zo goed mogelijk te benutten, onder andere door transparante implementatie en efficiënte uitvoering, daarbij de zorgvuldigheid niet uit het oog verliezend. Uitgangspunt daarbij is dat de termijnen voor vergunningverlening niet boven het Europese gemiddelde liggen. Op die manier willen we de kansen die life sciences Nederland biedt optimaal benutten.

De EU onderschrijft de betekenis van life sciences voor het behalen van de Lissabon-ambitie volledig. In 2002 hebben de Europese regeringsleiders duidelijk gekozen voor een samenhangende strategie. De Europese strategie is inmiddels voorzien van een roadmap voor de aanpak van activiteiten. Dit Actieplan sluit daar goed op aan.

In de Innovatiebrief hebben wij sterk de nadruk gelegd op samenwerking tussen: markt en consument, overheden, financiers, bedrijfsleven en kennisinstellingen. In de life sciences ontwikkelen technologieën zich zeer snel. Bovendien hebben deze ontwikkelingen soms grote maatschappelijke gevolgen. Daarom geldt het belang van samenwerking op dit gebied mogelijk nog wel sterker. Vandaar dat deze samenwerking in het Actieplan Life Sciences veel aandacht krijgt.

Nederland wil tot de kopgroep van de Europese kenniseconomie behoren. Met het Actieplan Life Sciences leveren wij een bijdrage aan de uitvoering van de Europese strategie. We kiezen daarbij voor een samenhangende aanpak. Dat betekent een stevige inzet van het generieke innovatie-instrumentarium en daarnaast extra aandacht voor de vereenvoudiging van wet- en regelgeving, verbetering van het financieringsklimaat en heldere en eenduidige communicatie vanuit de overheid. De activiteiten die ik in dit Actieplan aankondig, vragen om een intensieve inzet van overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en alle andere bij dit veld betrokken partijen. Met samenwerking als uitgangspunt is de weg vrij voor het realiseren van een echte «Biobased knowledge economy».

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

INHOUDSOPGAVE 
  
Actieplan Life Sciences3
Belang van life sciences voor Nederland4
Kansen zorgvuldig benutten en knelpunten aanpakken4
Terugblik: Life-sciencesbeleid4
Vooruitblik: Initiatieven om de ontwikkeling van life sciences in Nederland te stimuleren5
1. Ondernemerschap in de life sciences6
2. Vereenvoudiging van wet- en regelgeving7
3. Versterking van de kennisbasis9
4. Versterking van de internationale netwerken10
5. Heldere en eenduidige overheidscommunicatie11
Jaarlijks monitoren van de ontwikkelingen12
Tot slot13

Actieplan Life Sciences

Box 01 Life sciences

In het innovatiebeleid hanteren we voor het begrip life sciences de volgende omschrijving: life sciences is een dynamisch wetenschaps- en technologiegebied dat een zich voortdurend vernieuwende gereedschapskist van technieken en processen bevat om vormen van biologisch leven te analyseren en te gebruiken voor de ontwikkeling van betere producten en productieprocessen in veel toepassingsgebieden.

Belang van life sciences voor Nederland

Binnen life sciences komen veel technologieën op met een «enabling» karakter. Hierdoor heeft life sciences invloed in grote delen van de economie (zie box 02). Een overzicht van de actuele betekenis van life sciences voor de Nederlandse economie staat in «Life Sciences, een pijler van de Nederlandse kenniseconomie».1 De OECD illustreert de betekenis van life sciences als volgt2:

«The recent and continuing advances in the life sciences are making a reality of the prediction that this will be the century of biotechnology. Capturing the economic, environmental, health and social benefits of biotech-nology will challenge government policy, public information, law, education and the scientific and technological infrastructure, and will affect our societies and many aspects of our life as profoundly as information tech-nologies have already done. Such scientific advance has the potential to enable better outcomes for health, the environment, and for industrial, agricultural and energy production. Successful capture of these will provide significant opportunities for sustainable growth [...]. By increasingly interacting with information and communication technologies, bioinformatics and nanotechnologies, the potential is even greater.»

Nederland heeft een uitstekende uitgangspositie op het gebied van life sciences. Zo combineren wij een goede kennispositie met een sterke industriële structuur op de gebieden (fijn)chemie en voeding. Met bedrijven als DSM, Akzo Nobel, Unilever, en bijvoorbeeld een kenniscluster als Food Valley in Wageningen, heeft Nederland wereldspelers in huis op het terrein van life sciences. Als gevolg van het Biopartner-programma3 starten in ons land ook steeds meer life-sciencesbedrijven. En onder andere dankzij het Nationaal Regie-orgaan Genomics heeft Nederland een sterke wetenschappelijke positie.

Box 02 Belang van life sciences voor Nederland

Life sciences ontwikkelingen kunnen zeer breed worden toegepast. Daar zijn tal van voorbeelden van zoals onder andere ontwikkelingen op het gebied van nieuwe vaccins, weefselkweek en orgaantransplantatie, diagnostiek en gerichte therapie op basis van patiënteigen genetische informatie. Andere voorbeelden zijn bijzondere (dieet)voeding en voedingssupplementen, nieuwe methodieken voor zaadveredeling en de toepassing van micro-organismen voor milieuvriendelijker industriële processen. Deze ontwikkelingen dragen direct bij aan een betere volksgezondheid, meer duurzame bedrijvigheid, milieudoelen en een stevige kennisbasis. Hiermee heeft life sciences een sterk «enabling» karakter. Daarnaast kenmerkt de ontwikkeling in de life sciences zich vooral door integratie met andere technologiegebieden, zoals informatica, nano- en materiaaltechnologie. Deze integratie kan bijvoorbeeld leiden tot slimme systemen, zoals «lab-on-a-chip», toegepast in biologische processen of onderzoek.

Kansen zorgvuldig benutten en knelpunten aanpakken

De verwachtingen voor nieuwe life-sciencestoepassingen in het bedrijfsleven zijn hooggespannen. In de farma en de fijnchemie verwacht de industrie dat het life sciences gerelateerde aandeel in de omzet zal toenemen van 5% in 1999 naar 20% in 20101. Ook de chemische en voedingsmiddelenindustrie en bedrijven in de apparatenbouw en milieuzorg zien allerlei kansen voor innovatie in de life sciences.

De kansen zijn dus groot. Helaas zijn er factoren die de verdere ontwikkeling van de life sciences in Nederland belemmeren. Afgelopen jaar is in opdracht van EZ een aantal studies2 uitgevoerd om de belangrijkste knelpunten in het innovatiesysteem voor life sciences in beeld te brengen. Daarnaast heeft EZ een bijeenkomst georganiseerd met betrokkenen uit het veld.3 Daar zijn de conclusies van de studies uitvoerig besproken. Daarbij werd bevestigd dat vooral drie specifieke factoren het benutten van de positieve effecten van de life sciences afremmen:

– belemmerende wet- en regelgeving;

– het financieringsklimaat;

– maatschappelijke acceptatie.

In één van de studies is de arbeidsmarkt voor life sciences onderzocht. Acties op dit terrein staan in het Deltaplan bèta en techniek4 dat OCW, EZ en SZW kortgeleden aan de Tweede Kamer hebben gestuurd en zijn daarom niet opgenomen in het Actieplan Life Sciences.

Box 03 Economische impact van life sciences voor Nederland

Het Nederlandse bedrijfsleven investeert op jaarbasis ruim € 1 miljard in life sciences en daaraan gerelateerd onderzoek.5 Dat is ruim 20% van het nationale volume aan private R&D-inspanningen. De drie grote bedrijven (DSM, Akzo Nobel en Unilever) nemen hiervan ruim de helft voor hun rekening. Daarmee zorgen zij voor kritische massa voor de Nederlandse biotechnologie. Er is ook een groot aantal kleinere bedrijven dat investeert in biotechnologie:

1. steeds meer jonge bedrijven specialiseren zich in nieuwe ontwikkelingen op dit gebied. Hun aantal is in de periode 2000–2002 met ongeveer 60 toegenomen. Dat is een verdubbeling van het totale aantal in drie jaar tijd.

2. ruim 30 bedrijven, vooral in de agrofood en in mindere mate in de sectoren apparaten/instrumenten, farmacie en fijnchemie, hebben life sciences sterk in hun bedrijfs-R&D geïntegreerd.

Terugblik: Life-sciencesbeleid

Al vanaf begin jaren tachtig krijgt life sciences binnen het EZ-beleid volop aandacht. Aanvankelijk lag het accent op de opbouw van kennis over biotechnologie, bijvoorbeeld in het Innovatiegericht Onderzoekprogramma (IOP) Biotechnologie. Vanaf de tweede helft van de jaren negentig richtte de stimulering zich meer op één van de belangrijkste knelpunten voor innovatie in Nederland: de samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen1. Vanaf 2000 stimuleert het Biopartner-programma het ontstaan van nieuwe bedrijven. Het Nationaal Genomics Initiatief2 richt zich vanaf 2002 op hernieuwde en gefocuste versterking van de kennisbasis. De aanpak van dit initiatief omvat de gehele innovatieketen, van fundamenteel onderzoek tot en met toepassing. Gezien de breedte van de biotechnologie en de verwevenheid met andere technologiegebieden is enkele jaren geleden gekozen voor de aanduiding«life sciences» voor het hele gebied.

Zo is een belangrijke basis gelegd voor de life sciences in Nederland. Het aantal bedrijven op dit gebied is vooral de laatste jaren sterk gegroeid (zie box 3). De meeste life-sciencesinnovaties staan pas aan het begin van hun ontwikkelingscyclus. Dat betekent dat de economische betekenis hiervan de komende jaren sterk zal toenemen.3

Vooruitblik: initiatieven om de ontwikkeling van life sciences in Nederland te stimuleren

Allereerst is het algemene innovatiebeleid van belang voor de stimulering van life sciences in Nederland.4 Life-sciencesbedrijven profiteren hier al van, bijvoorbeeld via de generieke WBSO en het nieuwe R&D-samenwerkingsinstrument«Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten».5 Deze instrumenten zijn goed toegesneden op life-sciencesbedrijven. Via adequate voorlichting willen we de life-sciencesbedrijven beter bereiken voor een nog positiever effect op hun innovatieprestaties. Ook gaan we de EU-programma's gerichter benutten voor de ontwikkeling van de Nederlandse life sciences. Daarnaast gaat een onlangs ingestelde interdepartementale werkgroep analyseren op welke manier synergie kan worden bereikt door koppeling van het EZ-innovatiebeleid met dat van de betrokken vakdepartementen op de gebieden gezondheidszorg, duurzaamheid en milieu. Deze analyse wordt in de loop van 2004 afgerond.

Dit actieplan bevat een integrale aanpak. Vanzelfsprekend blijven we werken aan het oplossen van «traditionele» knelpunten zoals de samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen. Nieuw aan deze aanpak is dat we ook werken aan knelpunten die de bedrijvigheid op dit vlak meer in het algemeen in de weg staan.6 Het gaat daarbij om aspecten als ondernemingsklimaat, kennisinfrastructuur en specifieke randvoorwaarden zoals financieringsklimaat, wet- en regelgeving, maatschappelijke acceptatie en internationale omgevingsfactoren. Alleen door zo'n samenhangende aanpak kunnen we de vruchten van de life sciences breed plukken en de Nederlandse kenniseconomie een impuls geven. Dat is onze ambitie. We willen de uitstekende Nederlandse uitgangspositie versterken en uitbouwen. Nederland moet tot de kopgroep van Europa gaan behoren. Daarom zal EZ in nauwe samenwerking met andere betrokken departementen een aantal acties starten om de specifieke knelpunten op het gebied van life sciences gericht aan te pakken. Wij hebben voor de periode 2004–2007 de volgende actielijnen voor ogen:

1. ondernemerschap in de life sciences;

2. vereenvoudiging van wet- en regelgeving;

3. versterking van de kennisbasis;

4. versterking van de internationale netwerken;

5. heldere en eenduidige overheidscommunicatie.

1. Ondernemerschap in de life sciences

In het innovatiebeleid van EZ is een voorname plaats ingeruimd voor het bevorderen van technologisch hoogwaardige nieuwe ondernemingen. Dit generiek getinte startersbeleid krijgt in de loop van 2004 vorm in het Technopartner-programma, zoals aangekondigd in de Innovatiebrief en in de brief «Van Kennis naar Welvaart» die begin 2004 naar de Tweede Kamer is verstuurd.1 EZ heeft met het Biopartner-programma veel ervaring opgedaan in het stimuleren van een gunstig ondernemings- en innovatieklimaat voor startende life-sciencesbedrijven. Dit blijkt goed te werken.2,3 Deze aanpak zetten we grotendeels voort in het Technopart-nerprogramma (zie figuur 1). Technopartner-programma neemt daarmee de functies over van initiatieven als Twinning, Dreamstart en Biopartner. Op deze manier geven we invulling aan de stroomlijning van het technostartersbeleid. Daarmee krijgt het verbeteren van het ondernemingsklimaat in de life sciences zijn beslag binnen het Technopartner-programma. Het inmiddels opgebouwde netwerk en de goede naamsbekendheid van Biopartner kunnen daarbij worden behouden.

Figuur 1: Transitie Biopartner-programma – Technopartner-programma op hoofdlijnen

kst-27406-10-1.gif

Startende en jonge life-sciencesbedrijven hebben vaak problemen met financiering. Daarom zal het Technopartner-programma veel aandacht besteden aan betere toegang tot de kapitaalmarkt voor deze starters. Er komt een nieuw instrument om meer risicokapitaal voor hen te mobiliseren. De life-sciencesstarters en -groeiers zullen hier veel gebruik van gaan maken.

Vanuit Biopartner weten we dat vooral jonge bedrijven in de life sciences cruciale problemen hebben bij het vinden van financiering ter grootte van 0,5 mln. tot ca. 5 mln. euro (het zgn. «financieringsgat»). Door het Biopartner-programma zijn er tot nu toe meer dan 60 nieuwe life-sciencesbedrijven ontstaan. We gaan ons extra inzetten om te voorkomen dat deze bedrijven in de groeifase in de problemen komen. EZ werkt aan een plan om marktpartijen te mobiliseren. We bekijken in hoeverre het mogelijk is samen met het bedrijfsleven en private investeerders een financieringsfaciliteit, onder marktconforme condities, op te zetten voor technostarters, waaronder life-sciencesbedrijven.

Daarnaast zijn nog twee nieuwe activiteiten voorzien, gebaseerd op de ervaringen van het Biopartner-programma. Die zijn gericht op het versterken van het expertisenetwerk en op de financiering van productiefaciliteiten voor gezamenlijk gebruik. Hiermee speelt EZ in op de succesvolle life-sciencesgroeiers, die zich steeds meer richten op de afzet van producten, in plaats van alleen op onderzoek.

Box 04 Acties ondernemerschap in de life sciences

Acties Acties nader belichtStatus
1. Stimuleren van nieuwe bedrijvigheid en groei van de jonge life-sciences-BedrijvenJonge en startende innovatieve bedrijven vormen in de life sciences een cruciale schakel in de keten van ontwikkeling en productiviteit. EZ wil deze schakel versterken door:  
 1. verbetering van het innovatieklimaat voor de life- sciencesbedrijven door de verdere uitvoering van het Biopartner-programma. Dit omvat de taken: voorlichting, advisering/coaching, scouting, pre-seed-regeling, incubators, apparatenfonds en participatiefonds.1. Het Biopartner-programma is operationeel en loopt na 2004 af.
 2. een goede overgang van de functies uit het Biopartner-programma in het nieuwe Technopartner-programma.2. Het Technopartner-programma is op hoofdlijnen uitgewerkt. Enkele actielijnen starten in 2004.
 3. aanpak van het «financieringsgat» voor technostarters, waaronder life-sciencesbedrijven door het verbeteren van het financieringsklimaat. Binnen het Technopartner-programma wordt de Technopartner-Seedfaciliteit opgezet om de onderkant van de Nederlandse risicokapitaalmarkt te stimuleren en te mobiliseren, zodanig dat technostarters in hun kapitaalbehoefte kunnen worden voorzien en daarmee hun overlevings- en (door)groeikansen vergroten. Dit sluit aan op de behoefte van de starters vanuit het Biopartner-programma.3. Het Technopartner-programma werkt dit instrument uit. Naast de financiering uit het Technopartner-budget zoeken we naar additionele financiering voor life-sciences-starters. Deze actie draagt bij aan de EU «Strategy on life sciences».
 4. verhogen van de kwaliteit van businessplannen van startende en groeiende life-sciencesbedrijven door laagdrempelige inzet van expertise van ervaringsdeskundigen uit het bedrijfsleven en op de gebieden financiering, marktstrategie en octrooien.4. Een pilotproject wordt uitgewerkt (initiatief van DSM, LIOF en enkele kennisinstellingen). Doel is om te groeien naar een landelijk expertise-netwerk. EZ reserveert € 3 mln. voor de start van deze pilot.
 5. ontwikkelen van een faciliteit in de vorm van een revolving fund voor de financiering van bijzondere investeringen voor de life-sciencesindustrie, bestemd voor de productie van hoogwaardige producten op basis van gezamenlijk gebruik van de installaties en het delen van de daarvoor benodigde expertise.5. Deze actie bouwt voort op de ervaringen van Biopartner Facilities Support (BpFS) en moet in 2004 operationeel zijn. Voor de financiering wordt o.a. gedacht aan de inzet van het bestaande revolving fund van BpFS. EZ reserveert voor dit doel € 5 mln.

2. Vereenvoudiging van wet- en regelgeving

De wet- en regelgeving voor life sciences is omvangrijk.1 Op diverse gebieden krijgen life-sciencesondernemingen te maken met verschillende regelingen. Deze regelingen kunnen zich bijvoorbeeld richten op mensen, dieren, gewassen, producten en waren, voedingsmiddelen, geneesmiddelen, milieu, industrieel eigendom en arbeidsomstandigheden. Life-sciencesondernemingen en onderzoeksinstellingen hebben aangegeven vaak te maken te hebben met een grote beheerslast, als gevolg van deze complexe wet- en regelgeving.2 Daarnaast kan het voor bedrijven een tijdrovende bezigheid zijn op tijd te ontdekken welke regelgeving van toepassing is voor bepaalde activiteiten en wanneer bijvoorbeeld een vergunning of ontheffing nodig is.

De verschillende regels hebben diverse achtergronden. Veel regelgeving komt direct of indirect voort uit Europese of mondiale besluitvorming. Ook komt veel regelgeving voort uit maatschappelijke zorg en de wens van de overheid om zorgvuldig om te gaan met de regulering van life sciences. Daarnaast speelt de historische taakverdeling – en bijbehorende wetgevingsverantwoordelijkheid – tussen de departementen een rol in de complexiteit van het geheel van wet- en regelgeving op het gebied van life sciences. In het kader van het innovatiebeleid en vanwege het economisch belang van life sciences voor Nederland zet EZ zich, in nauwe samenwerking met de andere betrokken ministeries, het bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen, in om de beheerslast van de wet- en regelgeving terug te dringen, zonder te tornen aan de zorgvuldigheid ervan. Via actieve participatie in besluitvorming over regelgeving streeft EZ ernaar tijdig problemen voor bedrijven en onderzoeksinstellingen te signaleren bij en invloed uit te oefenen op de totstandkoming van nationale en internationale (EU) wet- en regelgeving. Het accent ligt daarbij op werkbare regelgeving, niet alleen voor degenen die zich eraan moeten houden, maar ook voor controle- en opsporingsinstanties. Om dit resultaat te behalen denkt EZ onder andere aan:

– versnelling van de besluitvorming;

– vereenvoudiging van wet- en regelgeving;

– stroomlijning van de uitvoering van wet- en regelgeving.

Voortvloeiend uit de toezegging in de Integrale Nota Biotechnologie1 is in opdracht van EZ een onderzoek uitgevoerd naar de beheerslast en uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving voor life sciences.2 Het recentelijk verschenen onderzoeksrapport vergelijkt de ervaringen met aanvraag- en inspraakprocedures voor vergunningen in Nederland met de procedures in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk.

De onderzoekers schenken in hun rapport aandacht aan aspecten van de Nederlandse uitvoeringspraktijk zoals:

– voorspelbaarheid en transparantie van de procedures;

– snelheid van de besluitvorming;

– vergelijking van uitvoeringspraktijk binnen de EU;

– verschillende vergunningsaanvraagprocedures;

– publiek debat rondom ethische aspecten van biotechnologie.

De resultaten van dit onderzoek zijn ter consultatie voorgelegd aan vijfendertig bij life sciences betrokken organisaties. Op basis van deze consultatie brengen de betrokken departementen in kaart welke mogelijkheden er zijn om de procedures bij vergunningverlening te vereenvoudigen, zonder daarbij de zorgvuldigheid uit het oog te verliezen.

Inmiddels heeft de staatssecretaris van VROM toegezegd de Tweede Kamer in 2004 te informeren over de aanpak om te komen tot lastenverlichting, vereenvoudiging en stroomlijning van de wet- en regelgeving voor life sciences.3 Een interdepartementale werkgroep onder leiding van het ministerie van Justitie neemt daartoe de regelgeving op het gebied van life sciences in brede zin onder de loep. Deze werkgroep geeft voorrang aan de voorbereiding van een kabinetsnotitie over de terugdringing van administratieve lasten zoals is toegezegd door de staatssecretaris van VROM. Tevens zullen de betrokken departementen voorstellen doen voor een zo eenvoudig mogelijke uitvoering van de regelgeving door deze zo in te richten dat zo min mogelijk administratieve lasten ontstaan. Daarbij houden zij rekening met de bevindingen van de genoemde consultatie. Deze activiteiten passen uitstekend in het voornemen van dit kabinet om de regeldruk en de administratieve lastendruk in het algemeen te verlagen.

Box 05 Acties vereenvoudiging wet- en regelgeving

Acties Acties nader belichtStatus
1. Vereenvoudigen procedures bij vergunning-verleningIn kaart brengen welke mogelijkheden er zijn om de procedures bij vergunningverlening te vereenvoudigen. Vijfendertig bij life sciences betrokken organisaties is gevraagd naar hun ervaringen met regelgeving op het gebied van life sciences. De betrokken departementen streven naar het terugbrengen van de termijnen voor vergunningverlening, met het Europese gemiddelde als maximum. De desbetreffende interdepartementale werkgroep onder leiding van Justitie zal hiervoor concrete voorstellen ontwikkelen.Inventarisatie is gaande. De Tweede Kamer wordt in de zomer van 2004 geïnformeerd.
2. Terugdringen regelgeving voor life sciencesInterdepartementale verkenning van mogelijkheden om de regelgeving te vereenvoudigen of terug te dringen.Gestart in 2004. De Tweede Kamer ontvangt de rapportage in de zomer van 2004.
3. Evaluatie-systematiek aanpassenConcretisering van de toekomstige evaluatiesystematiek van de beheerslast van wet- en regelgeving op het gebied van life sciences, rekening houdend met de suggesties van de betrokken partijen. Start in 2004.

3. Versterking van de kennisbasis

De generieke technologie-instrumenten, zoals de WBSO, het huidige technologisch samenwerkingsinstrument, het Europese Kaderprogramma e.d. vormen de kern van de versterking van de kennisbasis. Via deze kanalen wordt een aanzienlijk deel van het life-sciencesonderzoek ondersteund.1

Daarnaast heeft het kabinet ruim € 200 miljoen (excl. Bsik-gelden) beschikbaar gesteld voor de uitvoering van een integraal programma op het gebied van genomics onderzoek via het Nationaal Regie-orgaan Genomics inclusief de aandacht voor maatschappelijke aspecten. Dit programma moet een belangrijke bron zijn voor veel toekomstige life-sciencestoepassingen. EZ volgt de uitvoering van dit programma met bijzondere belangstelling vooral waar het gaat om interactie met het bedrijfsleven en om het omzetten van kennis in activiteiten van economische en maatschappelijke waarde. Omdat de life sciences wetenschappelijk en technologisch gezien nog zo in beweging zijn, moeten we er rekening mee houden dat op de langere termijn nieuwe gebieden zich kunnen aandienen die gaan bijdragen aan een sterke kennisbasis. Zo vinden er veel onderzoeksactiviteiten plaats op medisch, landbouwkundig en biochemisch gebied, die een nauwe relatie hebben met de life sciences. Goede voorbeelden hiervan zijn het onderzoek van het Wageningen Centre for Food Sciences en de lopende programma's ACTS2 op het gebied van de (bio)katalyse en BioMaDe3 op het terrein van de nanotechnologie. Vanuit de ICES/KIS-3-middelen is kortgeleden een flinke impuls gegeven aan een aantal projecten op het gebied van life sciences.4

Box 06 Acties versterking kennisbasis

Acties Acties nader belichtStatus
1. Uitvoering Nationaal Genomics InitiatiefIn 2000 is het Nationaal Genomics Initiatief gestart met als doel integrale stimulering van de kennisontwikkeling tot en met toepassing. De uitvoering geschiedt onder leiding van het Nationaal Regie-orgaan Genomics (NROG). Inmiddels is het Genomics Initiatief vrijwel in de volle breedte gestart; het kent verschillende onderdelen: 1. Genomics zwaartepunten: er zijn vier, voor Nederland belangrijke, zwaartepunten benoemd en gefinancierd; 2. Excellentie in research: het Horizonprogramma ter stimulering van nieuwe onderzoeksideeën als kweekvijver voor de zwaartepunten van morgen; eind 2003 aanvullende financiering vanuit ICES/KIS-3 (Bsik) voor landelijke centra voor bio-informatica en proteomics; enkele NWO-programma's (waaronder bio-informatica) die al waren gestart vóór NROG;Looptijd recent door OCW (penvoerder van dit dossier) verlengd tot en met 2008. Daarvóór eindevaluatie i.v.m. eventuele voortzetting en Mid-term evaluatie begin 2005.
 3. Succesvol in innovatie: goede interactie met het bedrijfsleven, zorgdragen voor en omzetten van kennis in economische activiteiten – het valoriseren van opgebouwde kennis; het IOP Genomics waarbij bedrijven samen met kennisinstellingen de richting van het onderzoek aansturen; eind 2003 aanvullende financiering vanuit ICES/KIS-3 (Bsik) voor vier innovatieve clusterprojecten, waaronder een project van een consortium op het gebied van ecogenomics; het bevorderen van ondernemerschap en nieuwe bedrijvigheid in samenwerking met Biopartner en straks Technopartner;3. In 2004 start de tweede fase IOP Genomics. Afhankelijk van uitkomst zal financieel meerjarenperspectief worden gegeven uit IOP-budget.
 4. Maatschappelijk georiënteerd: een samenhangende en systematische benadering (inclusief onderzoek) van de maatschappelijke aspecten van genomics waaronder opzet van een Centre for Society and Genomics;  
 5. Internationalisering: deelname aan en stimulering van initiatieven ter bevordering van participatie in netwerken en projecten met andere landen, vooral via deelname in het Europees Kaderprogramma en ERA.  
2. Stimulering kennis-ontwikkeling via ICES/KIS-3 (Bsik)Stimulering kennisontwikkeling op andere life-sciencesgebieden dan genomics via projecten op thema «Gezondheids-, voedings-, gen- en biotechnologische doorbraken» van ICES/KIS-3 (Bsik). Het kabinet heeft recent 12 projecten goedgekeurd. Daarmee is in totaal € 153,9 mln. gemoeid.
3. Verkenning van nieuwe gebiedenSelectie van nieuwe kansrijke life-sciencesgebieden door middel van het EZ-verkenningenproces, in consultatie met het veld. In 2004 nieuwe ronde verkenningen; mogelijk worden daaruit life-sciencesgebieden voor verdere stimulering geselecteerd.
4. Stimulering van nieuwe gebiedenStimulering van excellent onderzoek via programmatische samenwerking1 tussen publiek onderzoek en bedrijven en dat mede wordt gefinancierd uit de envelop voor kennis en onderzoek zoals geschetst in de smart mix in het Wetenschapsbudget 2004.2 

1 «In actie voor innovatie», brief van de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken, 2 oktober 2003, Kamerstukken II, 2003–2004, 27 406, nr. 4.

2 Wetenschapsbudget 2004 «Focus op excellentie en meer waarde», Kamerstukken II, 2003–2004, 29 338, nr. 1.

4. Versterking van de internationale netwerken

Life-sciencesbedrijven opereren in een mondiaal speelveld. Nederland is meestal te klein als afzetmarkt om de grote investeringen in onderzoek en ontwikkeling terug te verdienen. Ook de financiering van ondernemingen met risicokapitaal is een internationale aangelegenheid. Nederlandse kennisinstellingen zijn in mondiale competitie met andere kennisinstellingen om nieuwe kennis te vergaren, nieuwe technologie te ontwikkelen en nieuwe innovaties te doen.

De Europese Commissie vult een flink gedeelte van het innovatiestimuleringsbeleid voor kennisinstellingen en bedrijven in, vooral via het Kaderprogramma en maatregelen om nationale innovatie(subsidie)regelingen te harmoniseren.

Het is dus van groot belang dat Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen aansluiten op de internationale ontwikkelingen. Daarvoor hebben zij goede internationale netwerken nodig, die zich richten op de beleidsontwikkeling (vooral in Brussel) en die technologische en commerciële samenwerking tussen onderzoekers, kennisinstellingen en het bedrijfsleven versterken.

Het is voor de ontwikkeling van life sciences in ons land van groot belang dat Nederland een aantrekkelijke partner is om in en mee te innoveren. Daarvoor moet het ondernemingsklimaat bij ons beter zijn dan in andere landen. Dit laatste kan van doorslaggevend belang zijn om buitenlandse life-sciencesbedrijven naar Nederland te halen en te behouden. Hieraan werkt EZ via onder andere de Innovatiebrief1 en de Ondernemerschapsbrief.2

Box 07 Acties versterking van de internationale netwerken

Acties Acties nader belichtStatus
1. Aansluiten bij internationale kennisclustersEZ wil met de volgende acties internationale R&D-samenwerking en kennisoverdracht bevorderen: 1. voorlichtingstraject gericht op het stimuleren van Nederlandse deelname in de nieuwe instrumenten van het Kaderprogramma van de Europese Unie (KP6); 2. betrekken van Nederlandse onderzoekers en het bedrijfsleven bij de nieuwe instrumenten van KP6 en de specifieke KP6-onderzoeksthema's; 3. aanmoedigen van onderdelen van de publieke kennisinfrastructuur zich internationaal te doen gelden, zoals zwaartepunten van het Nationaal Regie-orgaan Genomics, het Wageningen Centre for Food Sciences en zwaartepunten op life-sciencesterrein ondersteund in ICES/KIS-3 (Bsik), om de nationaal opgebouwde toppositie internationaal verder uit te bouwen; 4. openstellen van het nationale generieke EZ-subsidie-instrumentarium voor samenwerkingsprojecten met ondersteuning van ERA-Net. Senter Internationaal, Nationaal Regie-orgaan Genomics en EZ werken samen om de aansluiting van bedrijven en kennisinstellingen bij internationale kennisclusters, zoals Technology Platforms, EUREKA-clusters en ERA-net te bevorderen. Voor de uitvoering van deze activiteiten reserveert EZ in 2004 € 150 000, aanvullend op de inzet van reguliere middelen.
2. Stimuleren van internationale technologische en commerciële samenwerking en kennisintensieve bedrijvigheid naar Nederland halenIn samenhang gaat het om de volgende activiteiten: 1. sterker positioneren van Nederland als life-sciencesland in het buitenland, onder meer door het deelnemen aan buitenlandse beurzen en congressen met een gezamenlijke Nederlandse stand; 2. organiseren van inkomende en uitgaande missies en internationale bijeenkomsten gericht op het vinden van samenwerkingspartners; 3. stimuleren van deelname van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en incubators aan internationale netwerken; 4. extra aandacht voor de werving van buitenlandse bedrijven op life-sciencesterrein. EZ zal buitenlandse kennisintensieve bedrijven die een samenwerkingspartner zoeken voor hoogwaardige projecten, koppelen aan Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen; 5. intensiveren van de samenwerking tussen het TWA-netwerk, CBIN en EVD om in het buitenland slagvaardiger en doelgerichter te opereren; 6. actief uitvoering geven aan de roadmap van de Europese strategie voor life sciences, en pro-actief betrokken zijn bij de ontwikkeling van relevante nieuwe EU- en andere internationale wetgeving. Er is een overlegstructuur tussen EZ, CBIN, TWA-netwerk, Nationaal Regie-orgaan Genomics, EVD en Senter opgericht voor coördinatie en afstemming van activiteiten, op basis van wensen van bedrijfsleven en beleidsdoelstellingen van de overheid. In de uitvoering van de roadmap van de Europese strategie voor life sciences1 worden de contacten met de betrokken diensten van de Europese Commissie versterkt. Over de Nederlandse inspanningen in relatie tot deze strategie hebben wij u recent geïnformeerd. Voor het uitvoeren van deze activiteiten reserveert EZ in 2004 € 100 000, aanvullend op de inzet van reguliere middelen.

1 Zie ook het document «Biowetenschappen en biotechnologie; een strategie voor Europa», COM(2002) 27 def.

2 Tweede Kamer, Niet-dossierstuk 2003–2004, nr. vws0301821.

5. Heldere en eenduidige overheidscommunicatie

Het is duidelijk dat de ontwikkelingen binnen de life sciences van wetenschappelijke, economische en maatschappelijke betekenis zijn. Naast optimisme over de te benutten kansen, leven er in de samenleving ook zorgen over de ethische en maatschappelijke aspecten van sommige ontwikkelingen. Alleen door zorgvuldig om te gaan met life sciences en daaraan verbonden ethische en maatschappelijke aspecten kan maatschappelijke acceptatie worden bereikt. Goede communicatie over deze aspecten is noodzakelijk voor een evenwichtige beeldvorming in de maatschappij. EZ besteedt hier in het innovatiebeleid aandacht aan. Onzekerheid rond de maatschappelijke acceptatie van nieuwe technologische ontwikkelingen kan bedrijven er immers van weerhouden activiteiten te ontplooien op dit gebied.

Heldere en eenduidige communicatie van de overheid is hierbij van belang. De betrokken departementen, waaronder EZ, signaleren knelpunten rond het gebrek aan eenduidigheid en overzicht van de overheidscommunicatie. Daarom zet ook EZ zich de komende tijd in voor een gezamenlijke aanpak van de overheidscommunicatie. Een interdepartementale werkgroep is hier inmiddels mee aan de slag gegaan. Doel van deze samenwerking is vooral het bieden van transparante en eenduidige communicatie over het overheidsbeleid: wat wil de overheid met life sciences en waarom, wie is waarvoor verantwoordelijk en hoe is het toezicht geregeld?

Ook in de discussie over nut en noodzaak van toepassingen komt veel onduidelijkheid aan het licht. Evenwichtige informatie over life sciences ontbreekt en er is weinig interactie tussen de verschillende belanghebbenden. In samenwerking met de betrokken ministeries zal EZ de beschikbaarheid van evenwichtige informatie en de dialoog tussen bedrijfsleven, wetenschap en consument faciliteren. Binnen de interdepartementale werkgroep worden de mogelijkheden om dit te realiseren onderzocht, bijvoorbeeld met een virtueel kenniscentrum.

Tenslotte zal EZ het eigen beleid inzichtelijker maken en informatie bieden over relevante (internationale) ontwikkelingen voor het bedrijfsleven.

Box 08 Acties heldere en eenduidige overheidscommunicatie

Acties Acties nader belichtStatus
1. Interdepartementale aanpakHet komende jaar zullen de verschillende betrokken ministeries, waaronder EZ, inzetten voor een verbeterde communicatie. Het doel is enerzijds heldere en eenduidige communicatie over het overheidsbeleid en anderzijds het realiseren van evenwichtige informatie over life sciences. Binnen het interdepartementale kader wordt hierbij gedacht aan: • een overheidswebsite die de relevante, feitelijke informatie over het beleid gemakkelijk ontsluit; • het toegankelijk maken van objectieve informatie over de life sciences, bijvoorbeeld met een virtueel kenniscentrum; • dialoog tussen het bedrijfsleven, wetenschap en consument. Een interdepartementaal communicatie-overleg is opgericht. Plan van aanpak begin 2004.
2. EZ-communicatieDaarnaast blijft EZ een taak houden naar de eigen doelgroepen, zoals bedrijfsleven, consumenten, kennisinstellingen, onderzoekers en intermediairs. EZ werkt aan: • overzicht en transparantie. Het inzichtelijk maken van het eigen beleid inclusief de ontwikkelingen op de relevante terreinen voor het bedrijfsleven zoals internationale ontwikkelingen, wetgeving, de economische ontwikkelingen • afstemming uitvoeringsinstanties. Via de uitvoerings-instanties (zoals Senter, Biopartner, Nationaal Regie-orgaan Genomics) vraagt EZ aandacht voor de communicatie-aspecten en ziet EZ toe op de invulling daarvan bij projecten die de overheid financiert. • Stimuleren van bedrijfsleven, wetenschappers en maatschappelijke organisaties om eigen verantwoordelijkheid in de communicatie te nemen.Voor het uitvoeren van deze activiteiten reserveert EZ € 200 000 in 2004.

Jaarlijks monitoren van de ontwikkelingen

Om goed zicht te houden op de snelle ontwikkelingen van de life sciences en de effecten van het beleid ontwikkelt EZ momenteel de «Life Sciences Monitor». Deze monitor geeft een beeld van de stand van zaken (o.a. economische kengetallen, analyse van de knelpunten), maar zal ook ingaan op de effecten van het beleid. Daardoor is bijsturing mogelijk van het beleid in een veld dat zich snel ontwikkelt. Per actielijn formuleert EZ concrete doelen, waaraan de monitor specifiek aandacht besteedt. De uitkomsten van deze monitor zal EZ regelmatig publiceren.

Tot slot

Dit Actieplan Life Sciences presenteert de samenhangende aanpak van de knelpunten op het gebied van life sciences. EZ gaat door op de ingezette sporen en besteedt daarnaast extra aandacht aan vereenvoudiging van wet- en regelgeving, aanpak van het financieringsklimaat en communicatie vanuit de overheid. De acties en bijbehorende budgetten zijn samengevat in de onderstaande box:

Box 9 Actielijnen en budget

Algemeen innovatiebeleid (WBSO, nieuw generiek R&D-instrument Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten); op basis van projectvoorstellen gaat hieruit op jaarbasis ca. € 40 mln. naar life-sciencesonderzoek in het bedrijfsleven

Ondernemerschap in de life sciences; Biopartner-budget 2000 t/m 2004 € 45 mln.; € 8 mln. eenmalig voor specifieke acties (expertise netwerk/facility sharing voor productie-apparatuur); Technopartner-programma1

Vereenvoudiging van wet- en regelgeving; geen budget

Versterking van de kennisbasis; voor de periode 2001–2007 uit Genomics impuls ca. € 205 mln. (OCW € 120,6 mln.; EZ € 43 mln.; LNV, VWS, VROM ieder € 13,6 mln.) + ICES/KIS-3 (Bsik) ca. € 86 mln.

Versterking van de internationale netwerken; € 250 000 extra voor life sciences in 2004

Heldere en eenduidige overheidscommunicatie; in 2004 € 200 000.


XNoot
1

«Life Sciences, een pijler van de Nederlandse kenniseconomie», uitgave van het Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, juli 2003.

XNoot
2

«Biotechnology for Sustainable Growth and Development», Meeting of the OECD Committee for Scientific and Technological Policy at Ministerial Level, Paris, 29–30 January 2004.

XNoot
3

Kamerstukken II, 1998–1999, 25 518, nr. 17.

XNoot
1

«Life Sciences, een pijler van de Nederlandse kenniseconomie», uitgave van het Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, juli 2003.

XNoot
2

Deze studies zijn samengevat in «Life Sciences, een pijler van de Nederlandse kenniseconomie», uitgave van het Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, juli 2003.

XNoot
3

Hierbij waren aanwezig vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, financiers, onderzoekers, andere departementen en diverse maatschappelijke organisaties (13 juni 2003). De knelpunten die naar voren kwamen werden breed gedeeld door alle betrokkenen.

XNoot
4

Niet-dossierstuk, 2003–2004, ocw0301150, Tweede Kamer.

XNoot
5

«Life Sciences, een pijler van de Nederlandse kenniseconomie», uitgave van het Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, juli 2003.

XNoot
1

Via PBTS-biotechnologie, ICES-KIS1.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2000–2001, 27 866, nr. 1.

XNoot
3

«Life Sciences in Nederland: Economische betekenis, technologische trends en scenario's voor de toekomst», TNO-STB, Delft, 2002.

XNoot
4

«In actie voor innovatie», brief van de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken, 2 oktober 2003, Kamerstukken II, 2003–2004, 27 406, nr. 4.

XNoot
5

In 2002 werd ongeveer 40 miljoen aan technologiesubsidies via het reguliere instrumentarium aan life-sciencesprojecten toegezegd. Buiten beschouwing hierbij blijven nog de Brusselse middelen vanuit bijvoorbeeld het Kaderprogramma.

XNoot
6

Voor een toelichting op deze benadering zie «Grondslagen voor vernieuwing van het innovatiebeleid», R. Bemer, V. A. Gilsing en T. J. A. Roelandt, Erasmus Universiteit, Rotterdam, 2001.

XNoot
1

«Actieprogramma Technopartner: Van Kennis Naar Welvaart», brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Kamerstukken II, 2003–2004, 27 406, nr. 5.

XNoot
2

«Growth against the tide. The Netherlands Life Sciences Sector Report 2003», publicatie van Biopartner Network, 2003.

XNoot
3

Tweede Kamer, Niet-dossierstuk 2002–2003, ez03000248.

XNoot
1

Het meest recente overzicht van de in Nederland voor life sciences relevante regelingen is opgenomen in bijlage 2 van de in juli 2003 verschenen beleidsnota «Verantwoord en zorgvuldig toetsen», Kamerstukken II, 2002–2003, 27 428, nr. 39.

XNoot
2

Zie bijvoorbeeld «Wettelijk kader remt biotechnologie», R.T.A. Janssen in: Justitiële verkenningen, jrg. 29, nr. 6, p. 35 e.v., 2003.

XNoot
1

«Beleidsnota Biotechnologie», Kamerstukken II, 2000–2001, 27 428, nr. 2., p. 19 e.v.

XNoot
2

«Werkbaarheid in de praktijk», Schenkelaars Biotechnology Consultancy en BioCollectief, Leiden, februari 2003.

XNoot
3

Toezegging tijdens Algemeen Overleg met de Tweede Kamer over biotechnologie op 5 november 2003.

XNoot
1

In 2002 werd via het reguliere instrumentarium ongeveer 40 miljoen aan technologiesubsidies toegezegd aan life-sciencesprojecten. Hierbij blijven nog buiten beschouwing de Brusselse middelen vanuit bijvoorbeeld het Kaderprogramma.

XNoot
2

Advanced Catalytic Technologies for Sustainability.

XNoot
3

Bio-Organic Materials and Devices.

XNoot
4

«Derde Investeringsimpuls in de kennisinfrastructuur (ICES/KIS-3)», brief van de Minister van Economische Zaken, 28 november 2003, Kamerstukken II, 2003–2004, 25 017, nr. 45.

XNoot
1

«In actie voor innovatie», brief van de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken, 2 oktober 2003, Kamerstukken II, 2003–2004, 27 406, nr. 4.

XNoot
2

«In actie voor ondernemers!», brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken, 8 december 2003, Kamerstukken II, 2003–2004, 29 200 XIII, nr. 36.

XNoot
1

Op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken is vanaf 2004 een budget oplopend tot structureel 25 mln. m.i.v. 2007 beschikbaar voor de operationele pijler. De oploop van dit budget is naar rato de oploop van het beschikbare budget in de kennisenvelop. In de jaren voorafgaand aan 2007 wordt daarnaast ook geput uit de middelen die op de EZ-begroting reeds beschikbaar zijn voor technostartersbeleid. Voor 2004 en 2005 is de verplichtingenruimte circa 10 mln. per jaar en voor 2006 circa 7 mln. Het exacte verloop van de kasmiddelen voor Technopartner is nog afhankelijk van de nadere inrichting van het instrumentarium.

Naar boven