27 400 XV
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2001

nr. 45
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 december 2000

1. Inleiding

Bij de begrotingsbehandeling van SZW van het jaar 2001 is door de leden Wilders, Schimmel en Verburg een motie ingediend (27 400-XV, nr. 37), waarin de regering wordt verzocht te bevorderen dat Arbeidsvoorziening alleen naar rato kan beschikken over de prestatiemiddelen en de Sluitende Aanpak 2001 en dat het restant van het budget volgens de huidige verdeelsleutel wordt verdeeld over de uvi's en de gemeenten. Ik heb deze motie zo gelezen dat wordt gevraagd te bevorderen om per 1 april 2001 het prestatiebudget Arbeidsvoorziening naar rato van de omvang van doelgroepen toe te delen aan de gemeenten en uvi's, waarbij er geen sprake is van een verplichte besteding bij de NV KLIQ. Ik heb u gevraagd om deze motie aan te houden.

2. De omzetgaratie voor NV KLIQ

Naar aanleiding van deze motie breng ik aansluitend op mijn brief van 8 december jl. het volgende onder uw aandacht. Bij privatiseringsoperaties vergt het veelal enige tijd om over te schakelen van een publieke organisatie naar een levensvatbare private onderneming. Het is dan ook gebruikelijk dat het te privatiseren bedrijf gedurende enige tijd kan rekenen op een (afnemende) omzetgarantie, teneinde dit transformatieproces ordelijk te kunnen afronden. Het opvolgen van de motie nr. 37 zou met zich mee brengen dat direct vanaf het moment van privatisering (1 april 2001) het bedrijf nagenoeg de volledige omzet op de vrije markt moet verwerven, terwijl haar organisatie- en kostenstructuur nog niet is aangepast aan de nieuwe omstandigheden. De NV KLIQ ontstaat vanuit de ontvlechting van de huidige Arbeidsvoorzieningsorganisatie en zal ca. 3000 arbeidsplaatsen omvatten. In dit opzicht is het bedrijf duidelijk in het nadeel ten opzichte van de concurrenten, die met de ontwikkeling van de markt geleidelijk hun bedrijf kunnen gaan uitbouwen. Bij onmiddellijke afbouw van de prestatiebijdrage krijgt het bedrijf geen tijd en ruimte om zich aan te passen. Dit zou een zeer onzorgvuldige handelwijze met zich meebrengen, waarbij zowel de belangen van het personeel als de continuïteit van de dienstverlening aan werklozen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt worden geschaad.

In dit licht bezien is in het wetsvoorstel verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorziening, opgenomen dat tot aan de werkingtreding SUWI (1-1-2002) het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening de prestatiebijdrage verplicht bij de NV KLIQ moet besteden. De belangrijkste overweging hiervan is dat daarmee wordt voorkomen dat per 1 april 2001 de dienstverlening tot stilstand komt.

Ik heb aangegeven dat in de komende weken in overleg met de minister van Financiën zal worden nagedacht over een vanuit de verschillende relevante gezichtspunten optimale vorm van omzetgarantie voor de NV KLIQ. Deze gezichtspunten zijn: de vrije marktwerking, continuïteit van de dienstverlening, de positie van de gemeenten, het bedrijf (en personeel van) de NV KLIQ en het Rijk als financier.

Een eventuele omzetgarantie zal een tijdelijk en afnemend karakter moeten hebben en slechts een deel van de geraamde omzet van KLIQ bedragen, waardoor verstoring op de reïntegratiemarkt zoveel mogelijk wordt beperkt.

In mijn brief van 8 december jl. heb ik aangegeven dat ik in januari 2001 in samenhang met het oordeel van het Rijk over het Ondernemingsplan van KLIQ, een besluit wil nemen over de noodzaak en vormgeving van de omzetgarantie. Ik zal u van mijn besluit terzake op de hoogte stellen. Ik geef u in overweging de motie nr. 37 aan te houden en te wachten tot er meer informatie beschikbaar is over het ondernemingsplan en de motie te betrekken bij de behandeling van het ondernemingsplan en de omzetgarantie aan NV KLIQ.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven