Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-XV nr. 15 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-XV nr. 15 |
Vastgesteld 3 november 2000
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 12 oktober 2000 overleg gevoerd met minister Vermeend van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het voornemen de tijdelijke bijdrageregeling AWBZ-instellingen te beëindigen (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 1999–2000, Kamervragen met antwoord, nr. 1800).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Weekers (VVD) maakte zich zorgen over het sociaal vervoer van verstandelijk en meervoudig lichamelijk gehandicapten. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wil het geld dat hiervoor is bestemd niet meer rechtstreeks uitkeren aan de gemeentes met een AWBZ-instelling binnen hun grenzen, maar de middelen laten opgaan in de algemene uitkering uit het Gemeentefonds. Dit is een logische stap in het kader van de decentralisatie van taken. In deze specifieke situatie heeft die beslissing echter schrijnende gevolgen.
Een aantal gemeentes met relatief weinig gehandicapten zal er wellicht iets op vooruit gaan, maar gemeentes met relatief veel gehandicapten gaan er fors op achteruit. De heer Weekers noemde twee voorbeelden van de laatste. De gemeente Liemeer gaat er f 308 000 op achteruit op een totaal budget voor sociaal vervoer van f 373 000 dat overigens ook nog voor een deel wordt gevoed met eigen geld. Na afloop van de overgangsregeling krijgen zij f 44,50 per inwoner minder. De gemeente Heel gaat er zelfs f 60,70 per inwoner op achteruit. Veel gemeentes met een AWBZ-instelling zullen 90% van het budget voor deze specifieke en kwetsbare doelgroep verliezen. Die gemeentes kunnen dit niet opvangen met een verhoging van de lokale lasten voor de burger; daarvoor zijn de bedragen ook te groot. De operatie zal daarom zonder twijfel ten koste gaan van het voorzieningenniveau van de gehandicapten.
De heer Weekers vond deze exercitie op dit moment dan ook niet acceptabel. Hij vroeg de minister in ieder geval voor dit jaar op zijn schreden terug te keren en de tijdelijke bijdrageregeling niet te beëindigen op 1 januari a.s., maar eerst alternatieven uit te werken om het sociaal vervoer van deze kwetsbare mensen veilig te stellen. Die alternatieven kunnen worden gezocht in bijvoorbeeld een persoonsgebonden budget, een integratie-uitkering naar Belgisch model of een op maat gesneden specifieke uitkering in het kader van het Gemeentefonds.
Die oplossingen moeten worden betrokken bij de derde evaluatie van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) waarbij het totale voorzieningenniveau aan de orde komt. De minister heeft toegezegd dat die evaluatie aan het einde van dit jaar beschikbaar zal zijn. Verder heeft hij de Kamer toegezegd dat zij de resultaten zal ontvangen van een interdepartementaal beleidsonderzoek naar de samenhang tussen de WVG, de AWBZ en aanpalende beleidsterreinen. Dit onderzoek is al afgerond, maar het kabinet moet zijn standpunt nog formuleren. De problematiek die nu ter discussie staat, moet in dit bredere verband worden bezien. Dan kunnen op maat gesneden oplossingen worden gevonden.
De Kamer heeft al eerder haar bezorgdheid geuit over het voorzieningenniveau voor gehandicapten. Hierin moet in ieder geval verbetering komen. De heer Weekers verwachtte dat het kabinet een aantal beleidsconclusies zal verbinden aan de uitkomsten van de evaluatie.
Mevrouw Spoelman (PvdA) sloot zich aan bij de opmerkingen van de heer Weekers. Zij ging ervan uit dat het volwaardig burgerschap uitgangspunt van het beleid is. Mensen in een AWBZ-instellingen hebben over het algemeen meervoudige ernstige handicaps. Dit brengt extra kosten met zich mee, zowel voor de instellingen als voor de gemeentes die de instellingen huisvesten. De vraag is bij wie de zorgplicht berust. Die vraag is vorig jaar ook al gesteld. Verder heeft de PvdA-fractie de minister vorig jaar, toen bleek dat hij een verandering van beleid voorbereidde, schriftelijk de volgende vraag voorgelegd: «Is in het contract met Traxx rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte van mensen met een WVG-indicatie die niet in staat zijn met het reguliere openbaar vervoer te reizen zoals meervoudig gehandicapten uit AWBZ-instellingen (...)?». De minister antwoordde: «Ja, in het contract is rekening gehouden met de individuele vervoerswensen van mensen (...).». Mevrouw Spoelman zei dat dit antwoord haar op het verkeerde been heeft gezet, omdat zij hieruit afleidde dat de zorgplicht bij Traxx ligt. Die zorgplicht ligt echter wel degelijk bij de gemeentes. De maatregel is niettemin ingevoerd. Daarom was zij van mening dat het voornemen om de tijdelijke bijdrageregeling per 1 januari a.s. te beëindigen, opnieuw moet worden overwogen. Een wijziging van de bijdrageregeling moet aansluiten bij de uitkomsten van de derde evaluatie van de WVG.
Mevrouw Schimmel (D66) sloot zich aan bij de eerdere sprekers. Zij voegde hieraan nog een punt toe. Uit een brief van het ministerie aan de gemeente Best kan worden afgeleid dat het kabinet ervan uitgaat dat de trein pas in 2030 toegankelijk is voor gehandicapten. Dit is toch veel te laat! Wil de minister hierop reageren?
Ook de heer Mosterd (CDA) sloot zich aan bij de opmerkingen van de heer Weekers. Hij onderschreef het beleid dat ervan uitgaat dat specifieke uitkeringen moeten worden omgezet in algemene uitkeringen uit het Gemeentefonds. Dit beleid kan echter ook onbedoelde nadelige effecten hebben vooral voor kleinere gemeentes die instellingen binnen hun grenzen hebben die regionaal en landelijk werken. Dit geldt voor AWBZ-instellingen, maar ook voor onderwijsvoorzieningen. Die effecten zijn zo groot dat een middeling met andere regelingen voor een kleinere gemeente geen oplossing biedt. Daarom moet in ieder geval de evaluatie van de WVG worden afgewacht, voordat dit voornemen tot uitvoering wordt gebracht.
Mevrouw Hermann (GroenLinks) sloot zich aan bij de vorige sprekers. Zij wees erop dat het inwoneraantal van de vijftien gemeentes die het meest gedupeerd zullen worden door deze maatregel, varieert van 6 500 tot 27 000. Deze gemeentes hebben samen zo'n 213 000 inwoners, nog geen 1,5% van het aantal inwoners van Nederland. Diezelfde gemeentes herbergen echter zo'n 10 000 bewoners in AWBZ-instellingen, ongeveer een kwart van het totaal aantal AWBZ-plaatsen in Nederland. Dit is een wanverhouding die niet zo maar kan worden veranderd. Het is inmiddels oktober en de begrotingen voor volgend jaar zijn al opgesteld.
Zij kon zich wel vinden in collectivering van voorzieningen, uiteraard zonder dat gehandicapten worden belemmerd in de mogelijkheid om zo volwaardig mogelijk deel te nemen aan de samenleving, maar niet op deze manier en niet in dit tempo.
De heer Van der Staaij (SGP) zei dat hij grote waarde hecht aan het sociaal vervoer voor bewoners van AWBZ-instellingen. Daarom had hij met bezorgdheid kennis genomen van de effecten van de nieuwe financieringswijze op de kwaliteit en het niveau van de voorzieningen, maar ook voor met name de kleinere gemeentes. Zo zal de uitkering aan de gemeente Zoeterwoude teruglopen van f 200 000 naar f 20 000. Dergelijke problemen kunnen niet alleen met een overgangsregeling worden opgelost.
Dit voornemen past in het algemene beleid dat specifieke uitkeringen worden omgezet in algemene uitkeringen, maar past het ook in het totaal van het gehandicaptenbeleid? Hoe verhoudt het voorstel zich tot de gedachte van «community care», dat wil zeggen dat gehandicapten zoveel mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving? Welke alternatieven zijn er voor dit voornemen? Hij sloot zich aan bij het procedurele verzoek om te wachten op de derde evaluatie van de WVG en in dat kader een integrale afweging te maken. Is de minister daartoe bereid?
De minister hield de leden voor dat er in mei jl. een circulaire is uitgebracht waarin de procedures zijn verwoord en dat een interdepartementale werkgroep inmiddels maatstaven heeft ontwikkeld. De Kamer komt dus wat laat met haar opmerkingen.
Hij stelde vast dat de decentralisatie en het onderbrengen van uitkeringen in het Gemeentefonds altijd voor- en nadeelgemeentes zullen opleveren. De voordeelgemeentes zullen zich niet laten horen, maar er is een aantal voorbeelden genoemd van gemeentes die er fors op achteruit gaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor de gemeente Heel, maar de genoemde cijfers verdienen nuancering. De teruggang wordt hier alleen gemeten op het onderdeel gehandicaptenvervoer, maar het aandeel in de totale begroting is slechts 1,4%. Dit blijkt uit de rapportage van de werkgroep die ook andere verdelingseffecten bij haar beschouwing heeft betrokken.
Hij had gehoopt dat de Kamer zelf een voorstel zou doen waarin dergelijke verdelingseffecten zich niet voordoen, maar decentralisatie en herverdeling leiden altijd tot plussen en minnen. Alleen door bestaande regelingen te handhaven, kunnen die effecten worden voorkomen, maar er is nu eenmaal besloten om de bijzondere regelingen te decentraliseren via het Gemeentefonds. Toch was hij benieuwd of de Kamer tot een beter voorstel kan komen dan de werkgroep.
De minister zei dat hij altijd bereid is tot heroverweging. De beslissing tot decentralisatie is echter al genomen. Hij stelde voor het overgangstraject met een jaar te verlengen. De derde evaluatie van de WVG kan dan worden gebruikt om te bezien of er nog verzachtingen kunnen worden aangebracht of dat er andere criteria moeten en kunnen worden aangelegd.
Overigens zegde hij toe dat hij het contract met Traxx nog eens zal nalezen en de Kamer een nader gemotiveerd antwoord zal voorleggen op de vragen die eerder op dit punt zijn gesteld.
De heer Weekers (VVD) besefte dat decentralisatie altijd voordeel- en nadeelgemeentes zal opleveren. Het is waar dat de voordeelgemeentes zich niet laten horen. Verder verdienen de getallen die worden genoemd, natuurlijk enige nuancering. Feit blijft echter dat de voorziening voor sociaal vervoer van mensen die in een AWBZ-instelling verblijven, in de toekomst in een aantal gemeentes niet meer mogelijk is. De minister gaat ervan uit dat deze middelen sowieso via de algemene maatstaven van het Gemeentefonds worden verdeeld. De heer Weekers zei dat hij nog niet zover is. Hij was verheugd over de toezegging dat het overgangstraject met een jaar wordt verlengd, maar meende dat de problematiek van het sociaal vervoer moet worden betrokken bij de derde evaluatie van de WVG. Dan kan het hele voorzieningenniveau in ogenschouw worden genomen en moet wellicht tot een herijking worden besloten.
Mevrouw Spoelman (PvdA) dankte de minister voor zijn toezegging. Dit biedt de mogelijkheid dit besluit te heroverwegen in het kader van de derde evaluatie. De WVG functioneert nu lang niet altijd tot tevredenheid. Ook het vervoer is voor veel gemeentes een probleem. Zij voegde hieraan toe dat het feit dat er is gekozen voor decentralisatie, voor haar ook ter discussie staat.
Mevrouw Schimmel (D66) ging ervan uit dat het uitstel van de beëindiging van de tijdelijke bijdrageregeling de mogelijkheid biedt de evaluatie van de WVG af te wachten voordat verdere stappen worden ondernomen. Kan de minister dit bevestigen? Zo ja, dan zou zij zich hierin kunnen vinden.
De heer Mosterd (CDA) vroeg of de minister wil bezien of het mogelijk is via het Gemeentefonds een oplossing te vinden voor de kleine gemeentes met grote instellingen binnen hun grenzen die een regionale en landelijke functie vervullen. Er moet toch een formule denkbaar zijn om die gemeentes te compenseren? Die formule kan dan ook op andere beleidsterreinen worden toegepast, bijvoorbeeld het onderwijs. De ambtsvoorganger van de minister van BZK heeft eerder toegezegd dat hij dit zou bezien. Wil de minister die toezegging overnemen?
Mevrouw Hermann (GroenLinks) wees op het recente advies van de Raad voor het openbaar bestuur en de Raad voor de financiële verhoudingen. Daarin wordt duidelijk aangegeven dat de AWBZ, waaraan mensen individuele rechten kunnen ontlenen en de WVG die collectief is gericht, niet goed sporen. Er zijn tal van andere mogelijkheden en die moeten haars inziens worden betrokken bij de derde evaluatie van de WVG. Het feit dat er tot nu toe nog geen goede oplossing is gevonden, wil niet zeggen dat die er niet is.
De heer Van der Staaij (SGP) vroeg of de minister zijn toezegging kan preciseren. Hij had die zo verstaan dat de tijdelijke bijdrageregeling toch wordt ingetrokken, maar dat de overgangstermijn met een jaar wordt verlengd. Dit is een vorm van pijnbestrijding die de onderliggende structurele problematiek niet oplost. Hij pleitte er daarom voor dat de intrekking op een later moment ingaat opdat eerst kan worden gediscussieerd over alternatieven.
De minister zei dat ieder alternatief tot herverdeling moet leiden. Bij de invoering van een persoonsgebonden budget bijvoorbeeld moet de «pijn» ook op enigerlei wijze worden verdeeld.
De heer Weekers (VVD) bestreed dit. De tijdelijke bijdrageregeling wordt nu specifiek aan de gemeentes uitgekeerd en wordt verdeeld op basis van het aantal AWBZ-plaatsen. Als dit budget in de toekomst rechtstreeks aan de bewoners van de instellingen wordt uitgekeerd in de vorm van een persoonsgebonden budget op basis van een indicatiestelling, is het probleem opgelost. Dit is maar een van de alternatieven.
De minister zei dat hij juridisch advies wil inwinnen. Sinds mei jl. is immers al een aantal zaken in gang gezet. Hij stelde daarom voor de huidige regeling op het huidige niveau een jaar te bevriezen, dat wil zeggen dat er niets gebeurt. Wanneer dit juridisch mogelijk is, heeft de Kamer voldoende tijd om alternatieven uit te werken.
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Kalsbeek (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Harrewijn (GroenLinks), Balkenende (CDA), Van Gent (GroenLinks), Smits (PvdA), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Spoelman (PvdA), Örgü (VVD), Van der Staaij (SGP), Santi (PvdA), Wilders (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD) en Depla (PvdA).
Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Hamer (PvdA), Dankers (CDA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Eisses-Timmerman (CDA), Wagenaar (PvdA), Middel (PvdA), Weekers (VVD), Van Walsem (D66), Oudkerk (PvdA), De Vries (VVD), Klein Molekamp (VVD) en Van der Hoek (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27400-XV-15.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.