nr. 116
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 31 augustus 2001
Onder verwijzing naar het besprokene tijdens het Algemeen Overleg dat
uw vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij met mij voerde
op 14 juni jl. (27 400 XIV, nr. 113) ga ik nader in op enkele punten
in relatie tot de herstructurering van de glastuinbouw.
Sinds halverwege de jaren negentig heeft de herstructurering van de glastuinbouwsector
in diverse opzichten een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Doel van de herstructurering
was het herstel van de leidende positie van de Nederlandse glastuinbouw op
de internationale markt. De sector slaagde erin de internationale consument
weer te interesseren voor het Nederlandse product. In het bijzonder is in
de groentesector een noodzakelijke verbetering gerealiseerd. Vervolgens heeft
de sector een aantal initiatieven ontwikkeld op het terrein van milieu en
energie die hebben geleid tot het Convenant Glastuinbouw en Milieu (Glami),
waarvan de binnenkort van kracht wordende AMvB glastuinbouw een belangrijke
mijlpaal vormt.
In toenemende mate concentreert de aandacht bij de herstructurering zich
thans op het verbeteren van de ruimtelijke randvoorwaarden voor de glastuinbouw.
Dit is een complex en langlopend proces, waarbij het gaat het om twee hoofdbewegingen
die in onderlinge samenhang een verdere stimulans behoeven: de ruimtelijke
herstructurering van de bestaande gebieden, met name het Westland, en de ontwikkeling
van nieuwe locaties.
Het in dit kader van belang zijnde Integraal Ontwikkelingsplan Westland
(IOPW) nadert, na een periode van gedegen voorbereiding de fase waarin de
uitvoering ter hand zal worden genomen. In de IOPW-organisatie vervullen het
regionale bedrijfsleven, de gemeenten en provincie een belangrijke rol. Over
de laatste ontwikkelingen heb ik gesprekken gevoerd met de nieuwe voorzitter
van het IOPW, de heer ir. D. Luteijn en de Commissaris van de Koningin van
Zuid-Holland, de heer J. Franssen. De gemeentelijke herindeling
van het Westland speelt een belangrijke rol in de uitvoering van het IOPW.
In het IOPW als ook in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening is een afname
van het areaal glastuinbouw in het Westland voorzien. Ontwikkeling van nieuwe
locaties is daarom mede in het belang van de herstructurering van bestaande
gebieden. Binnen Zuid-Holland is ruimte in de B3hoek en de Zuidplaspolder
e.o. In 2003 zal de herzieningsprocedure van het streekplan Zuid-Holland Oost
afgerond zijn en kan de aanvullende ruimte voor glastuinbouw in de Zuidplaspolder
beschikbaar komen. Aldus ontstaat een glas-as, waarbij een balans ontstaat
tussen het Westland en het Oostland van de glas-as.
De provincie Zuid-Holland is actief in het stimuleren van een organisatorische
structuur van de glas-as. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben toestemming
gegeven voor de oprichting van twee regionale ontwikkelingsmaatschappijen
en haar intentie uitgesproken daarin deel te nemen. Deze ontwikkeling kan
een positieve bijdrage leveren aan het proces van herstructurering.
De komst van het proefstation in Bleiswijk, gesteund door de sector, past
ook binnen het versterken van de glas-as.
De Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) heeft een ontwikkelingsplan opgesteld
voor de nieuwbouw van het proefstation voor de glastuinbouw te Bleiswijk.
Daarin zijn de mogelijke locaties van het proefstation aangegeven, de planning
voor realisatie, de kosten die daaraan verbonden zijn en een uitleg over de
wijze waarop co-financiering geregeld is. Het ontwikkelingsplan is bijgevoegd1.
Vestiging van het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving is in de gemeente
Bleiswijk op meerdere plaatsen mogelijk, waarvan er twee kansrijk zijn om
op korte termijn nieuwbouw te realiseren. De gemeente Bleiswijk staat positief
tegenover de komst van het proefstation en heeft middels een brief van 23
augustus jl. aan DLO en aan mij alle (planologische) medewerking toegezegd.
Het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving heeft op de kansrijke optie in de
Overbuurtsche polder inmiddels een optie genomen.
Rekening houdend met onder andere een Europese aanbesteding en normale
doorlooptijden voor de procedures, kan de eerste teelt eind 2004 gestart worden.
Er is voorzien in een afbouw van de onderzoeken in Naaldwijk, Aalsmeer en
Klazienaveen en parallel daaraan het nieuw opstarten van onderzoek in Bleiswijk.
De investering voor het geheel van het proefstation in Bleiswijk, het
kassencomplex van 20 000 m2, inclusief bedrijfsgebouw, werkruimtes,
kantoor voor 150 medewerkers en infrastructuur, komt conform eerdere vermeldingen,
neer op 70 miljoen gulden (exclusief B.T.W. en verplaatsingskosten huidig
personeel). De financiering is als volgt opgebouwd: netto opbrengst van bestaande
locaties 20 à 25 miljoen, dekking middels brandstofcompensatiegelden
20 miljoen (overeengekomen met de sector) en de bijdrage van LNV/DLO 25 à
30 miljoen gulden.
Het proefstation zal zodanig worden opgezet dat het faciliteiten biedt
aan een breed scala van experimenten. De conclusie die ik uit het ontwikkelingsplan
trek, is dat het proefstation in Bleiswijk voor de langere termijn optimale
omstandigheden biedt voor het doen van onderzoek dat op de toekomstige ontwikkelingen
toegesneden is.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
L. J. Brinkhorst