Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-XIV nr. 113 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-XIV nr. 113 |
Vastgesteld 20 juli 2001
De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 14 juni 2001 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over:
– de brief van de minister van LNV d.d. 1 juni 2001 inzake Herstructurering Glastuinbouw (27 400-XIV, nr. 101);
– de brief van de staatssecretaris van LNV d.d. 13 juni 2001 inzake WKK.
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) maakt zich zorgen over de ontwikkeling van de herstructurering van de glastuinbouw in Nederland. Naar aanleiding van het plan Nederland tuinbouwland, dat in1995 met veel enthousiasme werd gepresenteerd, zijn tien grote glastuinbouwlocaties aangewezen om aan die herstructurering vorm te geven. Van die tien locaties zijn er bij drie al problemen gerezen en zijn er drie afgevallen bij de tender van zes. Zij heeft de indruk dat de afvallers bij deze race – Bergerden, Californië en Berlikum – afgewezen zijn vanwege hun omvang en niet omdat zij niet voldoen aan de criteria duurzaamheid, landschappelijke inpassing en economische haalbaarheid. De grote locaties Emmen, Koekoekspolder en Grootslag krijgen wel ICES-middelen. Ook de drie locaties Bergerden, Californië en Berlikum zouden perspectief moeten hebben op toekenning van ICES-middelen. Voor dit jaar zijn er geen middelen meer beschikbaar, maar de minister heeft het idee geopperd om 10 mln gulden via een kasschuif naar voren te halen. Deze middelen zouden ingezet kunnen worden voor de drie genoemde locaties.
Bij de discussie in december over de compensatie van de gestegen gasprijzen is afgesproken dat de minister aan de glastuinbouw een cent bovenop de halve cent toe zou kennen in het kader van warmtekrachtkoppeling. In totaal zou het gaan om 100 mln gulden. De minister van Economische Zaken heeft in een brief aangegeven driekwart cent te verstrekken voor 1 kWh bovenop de halve cent. Dat komt voor de tuinbouw uit op één en een kwart cent terwijl eerst anderhalve cent was beloofd. Hoeft de minister van LNV die 100 mln gulden compensatie niet te betalen of is er toch nog een mogelijkheid dat de minister van LNV één cent extra geeft boven de driekwart cent van de minister van Economische Zaken? Dat komt meer in de richting van de twee en een kwart cent in het kader van stimulering van WKK. Kan de minister duidelijkheid geven op dit punt?
De minister heeft de wens van de meerderheid van de Kamer ten aanzien van de locatie van het proefstation naast zich neergelegd, zonder aan te geven om welke redenen hij dat heeft gedaan. In de brief van de minister staat alleen dat het proefstation gebouwd zal worden in Bleiswijk en omstreken. Dat is te vaag. Mevrouw Van Ardenne is de mening toegedaan dat het proefstation in Naaldwijk kan blijven. Zij verzoekt de minister om de Kamer binnen drie maanden een ontwikkelingsplan voor te leggen met daarin de exacte locatie van het proefstation, de datum waarop het gereed is, de kosten die eraan verbonden zijn en een uitleg over de wijze waarop de cofinanciering geregeld is.
De heer Geluk (VVD) vraagt de minister of het mogelijk is de termijn van vijf jaar die is toegezegd voor de afdrachtskorting van 1,75 cent per kWh geleverde elektriciteit op basis van warmtekrachtkoppeling te bekorten naar een termijn van drie of vier jaar, zodat er voor de korte termijn meer geld beschikbaar komt. Kan de minister, als dat niet mogelijk is, vastleggen dat de korting voor de termijn van vijf jaar geldt? De sector heeft namelijk behoefte aan duidelijkheid en wil keiharde gegevens. Die duidelijkheid moet er komen. Welke consequenties hebben de verschillende maatregelen voor de innovatieve, vaak kleine installaties voor warmtekrachtkoppeling? Het zou een slechte ontwikkeling zijn als de innovatieve bedrijven stil kwamen te staan.
De heer Geluk juicht het toe dat de provincie Zuid-Holland zich inzet voor de glas-as die loopt over Westland, B-driehoek en Zuidplaspolder. Om die glas-as sterk te maken moeten de juiste voorwaarden geschapen worden. Hij vindt het een goede zaak dat zowel provincie als Rijk zich ervoor inzet, de glasontwikkeling op een economisch en kwalitatief hoger plan te brengen en dat de provincie Zuid-Holland 10 mln gulden extra inzet voor deze ontwikkeling via het IOPW – het Integraal ontwikkelingsplan voor het Westland – en dat de minister 30 mln gulden extra beschikbaar stelt bovenop de 4 mln gulden voor de infrastructuurregeling glastuinbouw. Zijn er nog extra middelen nodig voor de uitvoering van de infrastructuurregeling glastuinbouw of is het beschikbaar gestelde bedrag voldoende? De provincie zal 200 ha netto glas reserveren voor de Zuidplaspolder inclusief een streekplanuitwerking. Een van de randvoorwaarden daarbij is dat de uitwerking gereed moet zijn op het moment dat de bestemde ruimte in de B-driehoek en de Zuidplaspolder beschikbaar komt. Kan aan die voorwaarde worden voldaan?
De heer Geluk kiest, evenals de provincie Zuid-Holland, voor handhaving van de onderzoekslocatie in Naaldwijk.
Hij vraagt waarom de minister in het kader van besluitvorming STIDUG – Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden – gekozen heeft voor een tender, waarbij alleen de projecten die het hoogste scoren een kans maken. Is dit de beste vorm van verdeling? Alle projecten voldoen in feite aan de normen. Het zou evenwichtiger geweest zijn als gekozen was voor een regionale verdeling en voor meer spreiding. Voor een betere verdeling van de middelen, ook over andere locaties dan alleen de drie die het hoogst scoorden, zou gedacht kunnen worden aan het mede in overweging nemen van kasritmes. Hij verzoekt de minister om een evaluatie van de tenderregeling na een bepaalde, nog nader vast te stellen, periode.
De herstructurering van de locatie Nieuwdorp in Zeeland verloopt niet goed. Wellicht zijn er voor deze locatie te hoge eisen gesteld aan de inpassing in het totale plan. Kan de minister hier nader op ingaan?
De heer Geluk maakt zich grote zorgen over de herstructurering van de glastuinbouw. Hij doet de suggestie om iemand te benoemen die per project een voortrekkersrol speelt om zo'n projectlocatie van de grond te krijgen, zoals de heer Bukman voor het geheel doet. Nu blijft het soms bij goede voornemens.
Voor deze kabinetsperiode is er 205 mln gulden aan ICES-gelden beschikbaar voor de glastuinbouw. De minister heeft dat bedrag opgehoogd door gelden naar voren te halen. Wellicht is het verstandig om vooruitlopend op de volgende kabinetsperiode te overwegen een deel van de gelden naar voren te halen, zodat ook de andere drie locaties uit de tender van zes eerder aan bod kunnen komen.
De heer Waalkens (PvdA) vindt het jammer dat gekozen is voor de tien voorkeurslocaties uit het bestuurlijk afsprakenkader herstructurering glastuinbouw, omdat het budget te krap is. Het is immers niet mogelijk om alle locaties te faciliteren? Beter was het geweest als men zich geconcentreerd had op een beperkter aantal locaties. Dan hadden er eerder keuzes gemaakt kunnen worden en waren de huidige problemen niet ontstaan. Hij stelt voor om in te zetten op een aantal glazen steden buiten de Randstad, grote locaties, en op een goede herstructurering van de bestaande glastuinbouwlocaties in Zuid-Holland.
Hij is niet gelukkig met de plannen voor de ontwikkeling van een projectlocatie glastuinbouw in de Zuidplaspolder. De locatie is kwestieus, ook in het perspectief van de Vijfde nota ruimtelijke ordening. De glastuinbouw zal hierdoor binnen korte tijd na het mislukken van Cromstrijen tegen het tweede debacle aanlopen. Het is beter om hier niet op in te zetten.
De heer Waalkens is voor handhaving van het proefstation in Naaldwijk. De argumenten om het proefstation te verplaatsen naar Bleiswijk zijn niet overtuigend. Welke stappen gaat de minister ondernemen om te komen tot de ontwikkeling van die proeflocatie in de Randstad? Hij steunt het idee om de Kamer binnen drie maanden een ontwikkelingsplan voor te leggen.
Hij doet de suggestie om het overleg over warmtekrachtkoppeling in de glastuinbouw te betrekken bij het brede overleg over WKK dat de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken met de minister van Economische Zaken voert.
Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) stelt dat het om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is om het praktijkonderzoek voor de glastuinbouw te concentreren. Zij heeft er geen bezwaar tegen om dat in Bleiswijk te doen. Uiteraard is het van belang dat realisatie van de plannen van de regering binnen een redelijke termijn voorop moet staan.
Met betrekking tot de besluitvorming STIDUG vraagt mevrouw Augusteijn of onderzocht kan worden of de drie locaties die bij de tender niet zijn gekozen, bij een volgende regeling wel binnen de prijzen kunnen vallen. Zij heeft er geen moeite mee dat deze keuzes zijn gemaakt. Het gaat erom dat er kansrijke duurzame glastuinbouwterreinen en -bedrijven ontwikkeld worden.
Mevrouw Augusteijn wijst erop dat warmtekrachtkoppeling gezien wordt als een van de kansrijke mogelijkheden om de CO2-uitstoot aanzienlijk te verminderen. Ook de kleine WKK-installaties leveren daartoe een bijdrage. In de extra stimulering van WKK, die het kabinet zich voorneemt, is voor de glastuinbouw gekozen voor een afdrachtskorting die 0,25 cent per kWh lager ligt dan eerder was voorgenomen, maar die per saldo 0,75 cent per kWh bedraagt gedurende vijf jaar in plaats van 1,0 cent per kWh gedurende twee jaar. Per saldo is dat een aanzienlijke verbetering. Dat geeft dus op de langere termijn een beter perspectief dan de eerdere voorstellen. Zij is niet tegen het eerder uitkeren van een bepaald deel van dat bedrag om een beter perspectief te bieden, maar vraagt zich af of dat in de begrotingssystematiek past en stelt voor om dat in een nader overleg te bezien.
De heer Van der Vlies (SGP) deelt mede dat hij na alle argumenten voor en tegen afgewogen te hebben, kiest voor handhaving van het proefstation in Naaldwijk. Hij betreurt het dat de minister de motie-Waalkens c.s. op dit punt die door de Kamer is aangenomen, niet wil uitvoeren en verzoekt de minister dringend terug te komen op zijn besluit in dezen.
Om de herstructurering van de glastuinbouw in Zuid-Holland te stimuleren is door de provincie 10 mln gulden uitgetrokken en door het Rijk 30 mln gulden uit de brandstofcompensatiegelden bovenop de eerder beschikbaar gestelde 4 mln gulden. De minister stelt in de brief van 1 juni dat de provincie voorts samen met LNV op zoek zal gaan naar de nog ontbrekende financiële middelen voor de Infrastructuurregeling glastuinbouw, de IRG. Kan de minister duiden wat hiermee wordt bedoeld? Er mag toch van uitgegaan worden dat het departement van LNV zich committeert voor een financiële participatie die uitstijgt boven de 4 mln pus 30 mln gulden. Wordt het stallingfonds, een instrument dat in dit kader genoemd werd, nog ingezet?
De heer Van der Vlies sluit zich aan bij de vraag of de locaties die bij de STIDUG buiten de boot vielen bij een volgende ronde wel een kans krijgen. Alle tien locaties zouden binnen een redelijke termijn gesteund moeten worden. Helaas is in Zeeland een ernstig financieel probleem ontstaan met betrekking tot de capaciteit die was voorzien. Hoe staat het daarmee?
Hij kan zich wat de warmtekrachtkoppeling betreft vinden in de suggestie om middelen naar voren te halen om ondernemers meer zekerheid te bieden.
De heer Stellingwerf (ChristenUnie) betreurt het dat de minister tegen de wens van een Kamermeerderheid ingaat door de motie-Waalkens c.s. met betrekking tot het proefstation Naaldwijk niet uit te voeren. In de brief van de minister staat dat provinciale staten een motie hebben aanvaard om de locatie Naaldwijk te handhaven, maar blijkbaar weegt de mening van gedeputeerde staten zwaarder dan het oordeel van het hoofd van de provincie. Uit de brieven van de personeelsgeledingen, LTO en het productschap komt vooral naar voren dat men wil dat er een einde komt aan de onzekerheid. Die onzekerheid kan echter ook weggenomen worden wanneer gekozen wordt voor de locatie Naaldwijk. Hij sluit zich vervolgens aan bij het verzoek van mevrouw Van Ardenne om een ontwikkelingsplan voor de nieuwe locatie.
De heer Stellingwerf vraagt wat de minister bedoelt met zijn opmerking in de brief dat hij de verspreide vestiging van glastuinbouw in de provincie Zuid-Holland tegen wil gaan. In het kader van STIDUG is geen geld gereserveerd om dat tegen te gaan. Er worden geen voorbereidingsbesluiten voorgesteld om nog niet gerealiseerde bestemmingen te voorkomen. Er is geen stimuleringsregeling voorkoming geïsoleerde glasbestanden. Ook wordt de ruimte-voor-ruimte-regeling, die als zodanig zou kunnen uitwerken, niet genoemd. Is de minister bereid na te denken over een stimuleringsregeling voorkoming geïsoleerde glasbestanden? Hoeveel hectare zou in potentie nog kunnen worden gerealiseerd in met name Zuid-Holland op grond van de bestemming kassenbouw, buiten de tien voorkeurslocaties? Zes van de tien voorkeurslocaties hebben aanvragen ingediend, waarvan er drie zijn gehonoreerd. Het onderscheidend criterium hierbij is het aspect duurzaamheid. Kan de minister precies aangeven op welke punten deze drie locaties wat het aspect duurzaamheid betreft verschilden van de andere? Is er zicht op een latere honorering? Is het de bedoeling om de gehonoreerde locaties zo snel mogelijk vol te bouwen of om dat gefaseerd in de tijd te doen? De heer Stellingwerf pleit voor een beheerste ontwikkeling.
Ten gevolge van de hoge gasprijs en de lage elektriciteitsprijs is het oorspronkelijk stimuleringsbeleid WKK in het slop geraakt. Met noodmaatregelen wordt getracht het bestaande beleid overeind te houden. De minister van Economische Zaken heeft bij brief meegedeeld dat de stagnatie in de warmtekrachtkoppeling geen negatief effect behoeft te hebben voor de Nederlandse CO2-doelstellingen, omdat, zoals zij stelt, er in Nederland door de toegenomen import minder elektriciteit wordt opgewekt en er minder CO2 wordt uitgestoten. Consequent doorredenerend, betekent dit dat de CO2-doelstellingen het beste gehaald worden als er voor 100% wordt geïmporteerd. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Volgens de minister van Economische Zaken wordt warmtekrachtkoppeling weer interessant door een groeiende vraag naar elektriciteit. Dat is echter een redenering die haaks staat op het vroegere beleid en op het principe dat elektriciteitsgebruik juist moet worden teruggedrongen. Er zitten dus grote spanningsvelden in dat beleid. Warmtekrachtkoppeling zou op dezelfde wijze moeten worden gestimuleerd als in het verleden de loodvrije benzine is gestimuleerd, namelijk door een hoge accijns op de verkeerde vormen van elektriciteitopwekking. Met de inkomsten die daaruit voortvloeien zouden de goede vormen van elektriciteitopwekking gestimuleerd moeten worden.
De minister deelt op een aantal punten de zorg van de Kamer over de situatie van de glastuinbouw. Die zorg moet echter wel worden gerelativeerd, omdat in de afgelopen twee jaar duidelijk voortgang is geboekt. Een nieuwe ontwikkeling is bijvoorbeeld het stallingbedrijf, dat binnen enkele weken gerealiseerd zal worden. Het stallingfonds, dat hiervoor wordt ingesteld, is aangemeld in Brussel, omdat dit soort zaken goedkeuring van de Europese Commissie vereist uit het oogpunt van steunverlening.
De minister meent dat de lijn die in januari 2000 is ingezet met de keuze voor tien voorkeurslocaties in het kader van het bestuurlijk afsprakenkader herstructurering glastuinbouw een goede is. Er is zeker geen sprake geweest van een compromis. Deze projectvestigingslocaties zijn in de Vijfde nota ruimtelijke ordening opgenomen. Een aantal van deze locaties heeft al een goede start gemaakt. De eerste openstelling van de STIDUG heeft geleid tot de keuze voor drie locaties. Met deze methode is ingezet op kwaliteit en dat is een goede zaak. Misschien was het gemakkelijker geweest om het geld over meer locaties te verdelen, maar dat is in feite het premiëren van middelmatigheid.
Een aantal knelpunten moet nog weggenomen worden, onder andere met betrekking tot Zeeland, Moerdijk en de Zuidplaspolder. De minister voelt er in eerste instantie niet voor om mensen aan te stellen die een voortrekkersrol gaan vervullen voor de verschillende locaties. De heer Bukman vervult die functie op uitstekende wijze. Mochten zich grote knelpunten voordoen, dan kan alsnog onderzocht worden of extra mensen ingeschakeld moeten worden. Er zijn echter op provinciaal niveau voldoende capabele mensen beschikbaar die zich hiervoor in kunnen zetten, zodat het contact tussen rijksoverheid en de medeoverheden op een goede wijze verloopt.
Vervolgens gaat de minister nader in op de vraag waarom drie locaties bij de tender buiten de boot zijn gevallen. Bergerden scoort goed ten opzichte van andere projecten waar het gaat om de waterhuishouding en landschappelijke inpassing, matig voor verkeer en vervoer en de multifunctionaliteit en slecht op het punt van de ruimtelijke duurzaamheid, afval en de herstructurering. Berlikum scoort slecht voor landschappelijke inpassing, verkeer en vervoer, afval, ruimtelijke duurzaamheid en de herstructurering. Deze locatie scoort op geen enkel punt beter dan de andere locaties in de tender van zes. Californië scoort op geen enkel punt relatief goed ten opzichte van de andere, is matig waar het gaat om de waterhuishouding, verkeer en vervoer, afval en ruimtelijke duurzaamheid en heel slecht waar het gaat om de landschappelijke inpassing. Op basis van de genoemde argumenten zijn deze drie locaties niet uitgekozen, maar dat betekent niet dat zij definitief zijn uitgeloot. Als zij zich op de genoemde punten verbeteren, krijgen zij zeer waarschijnlijk nog een kans bij een tweede ronde in 2002.
De minister zet de problematiek rondom de locatie Nieuwdorp – gemeente Borsele – uiteen. De heer Bukman – de procescoördinator – heeft hierover gesproken met het college van GS van Zeeland en daaruit is naar voren gekomen dat de economische haalbaarheid het knelpunt is. De heer Bukman heeft gevraagd om de uitgangspunten die bij die haalbaarheidsstudie zijn gehanteerd nog eens te bezien. Zeeland wilde zelf bij één van de tien locaties horen, maar men moet wel de politieke wil hebben om door te gaan. Het Rijk heeft hier, omdat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is, uiteindelijk geen invloed op. Het zou jammer zijn als deze omvangrijke locatie niet gerealiseerd kan worden.
Voor de projectvestigingslocatie Moerdijk geldt ook dat men de politieke wil moet hebben om dit te realiseren. Er zijn goede afspraken gemaakt met GS van Noord-Brabant en er zijn zeker resultaten te boeken.
Wat de locatie Zuidplaspolder betreft zijn de vooruitzichten rooskleuriger. De provincie heeft 10 mln gulden beschikbaar gesteld naast de 30 mln plus 4 mln gulden van het Rijk in het kader van de IRG – de infrastructuurregeling glastuinbouw – om de glastuinbouw in Zuid-Holland te stimuleren. Het streekplan van de provincie wordt in 2003 vastgelegd, maar dat betekent niet dat met de uitvoering van de plannen gewacht wordt tot alles is afgerond. De kassenbouw is voorzien in 2003 en 2004.
De minister deelt mee dat er rond de zomer een nota over het landelijk gebied verschijnt en dat in het najaar het Structuurschema groene ruimte 2 verschijnt. Zowel in de nota over het landelijk gebied als in het SGR 2 zal aandacht besteed worden aan de discussie over het tegengaan van verspreide glaslocaties en daarbij zal tevens de ruimte-voor-ruimte-regeling aan de orde zijn.
De minister zegt toe dat er een evaluatie van de tender komt nog voor de tweede ronde in 2002, waarbij tevens wordt nagegaan op welke punten er verbeteringen nodig zijn.
De minister licht toe waarom hij voorkeur heeft voor Bleiswijk e.o. als locatie voor een nieuw te bouwen proefstation voor de glastuinbouw. Nieuwbouw in Bleiswijk is duurder dan uitbreiding van de bestaande locatie, maar bezien over een langere periode zal de nieuwbouw niet tot hogere exploitatiekosten leiden dan vernieuwing van de locatie Naaldwijk. De minister is veel gelegen aan de combinatie oostland/westland. De discussie over de glas-as is geen theoretische, maar is van wezenlijk belang, omdat het hart van de glastuinbouw in het Westland ligt. De keuze voor Bleiswijk is gemaakt, om een zekere balans te krijgen tussen het oostland en het westland. De minister zal bevorderen dat er per 1 september een ontwikkelingsplan ligt voor de locatie Bleiswijk. Als dat niet het geval is mag de Kamer hem ter verantwoording roepen.
De minister vindt het een goede suggestie om de energieproblematiek van de glastuinbouw te betrekken bij het brede overleg van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken over warmtekrachtkoppeling en stelt voor dit voor te leggen aan de minister van Economische Zaken. Hij stelt dat de problematiek van de WKK-sector vooral te maken heeft met de discrepantie tussen de lage elektriciteitsprijs en de hoge gasprijs. Wat de subsidiëring van deze sector betreft is al bijna tot de grens gegaan van wat in Brussel haalbaar is. Een generieke regeling zal in Brussel beter haalbaar zijn dan een specifieke steunregeling voor de kleine WKK-installaties. De minister is tegen deze achtergrond niet voor het voorstel een deel van de gelden naar voren te halen om de kleine WKK-installaties te helpen. Het nieuwe stimuleringspakket voor de WKK-installaties is een duidelijke verbetering ten opzichte van de eerdere maatregel, omdat de horizon van twee jaar wordt losgelaten. Dit biedt de sector op de langere termijn meer perspectief. Hierover moet de sector wel duidelijkheid worden geboden.
De heer Geluk (VVD) vindt het jammer dat de minister met betrekking tot de problematiek van de locatie Nieuwdorp de bal te gemakkelijk teruglegt bij de provincie Zeeland. Een punt blijft dat de ontwikkelingskosten vrij hoog zijn en de provincie loopt een hoog risico als zij wil voldoen aan de rijkseis. Het kan toch niet van de provincie verwacht worden dat zij dat risico wil lopen. Bovendien zal er, als de locatie in Zeeland niet doorgaat, een enorme versnippering van glastuinbouwbedrijven ontstaan. Dat moet te allen tijde vermeden worden. Er ligt dan ook een groot landelijk belang om dat te voorkomen. Hij vindt dat de heer Bukman in deze kwestie niet voortvarend genoeg gehandeld heeft, omdat hem gevraagd moest worden contact op te nemen met de provincie toen bleek dat men het project economisch niet haalbaar vond. Om die reden blijft de heer Geluk bij zijn voorstel om per project iemand in te schakelen die de voortgang bewaakt.
De minister is niet ingegaan op zijn voorstel om kasritmes mee te wegen voor een betere verdeling van de middelen. De heer Geluk is blij met de toezegging van de minister over de evaluatie van de STIDUG. Tevens is hij blij met de toezegging over de duidelijkheid die er voor de sector komt met betrekking tot WKK.
De heer Waalkens (PvdA) is, in tegenstelling tot de minister, niet optimistisch over de realisatie van de plannen in de Zuidplaspolder. Wat de locaties buiten de Randstad betreft vindt hij dat, ondanks het feit dat alle tien locaties opgenomen zijn in de Vijfde nota ruimtelijke ordening, de rijkskaders bij PKB vastgelegd moeten worden. Het is te gemakkelijk om de provinciale verantwoordelijkheid zo nadrukkelijk voorop te zetten, terwijl de minister toch streeft naar rijksbeleid ten aanzien van de spreiding van glas binnen een aantal geclusterde locaties? Het is wel degelijk rijksverantwoordelijkheid om die herstructurering handen en voeten te geven. In die zin zijn de STIDUG en de andere regelingen in dit kader te marginaal. Hij is voor een forse ICES-claim voor de volgende periode.
Hij vindt het van belang dat de WKK-problematiek in breder verband wordt besproken. De glastuinbouw moet daarin niet een uitzonderingspositie hebben. Dat is niet verstandig, ook met het oog op de besluitvorming in Brussel.
Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) gaat ervan uit dat het nieuwe stimuleringspakket voor de WKK-installaties in de glastuinbouw voor vijf jaar een kansrijke optie is, ook in Brussel.
Wat de STIDUG betreft vindt zij dat de drie locaties die buiten de boot zijn gevallen uitzicht moeten hebben op realisering binnen een redelijke termijn. Zij voldoen immers wel aan alle criteria. Het zou jammer zijn als dat perspectief niet geboden wordt. Is de minister het hiermee eens?
Zij vindt dat er een duidelijk regionaal belang is bij de herstructurering van de glastuinbouw en er mag dan ook zeker van provincies en gemeenten verwacht worden dat zij financiële steun geven, uiteraard naast de steun die het Rijk al geeft.
De heer Van der Vlies (SGP) verzoekt de minister om duidelijk uit te spreken wat er zal gebeuren als er op 1 september nog geen ontwikkelingsplan ligt voor de bouw van een proefstation voor de glastuinbouw in Bleiswijk.
Hij vraagt de minister of hij goed begrepen heeft dat de zeven locaties die niet aan bod zijn gekomen bij de eerste openstelling van de STIDUG zich in de tweede ronde opnieuw kunnen kwalificeren. Als in die tweede ronde, evenals in de eerste ronde, een overtekening ontstaat op wat de STIDUG aan middelen te bieden heeft, zullen opnieuw de beste eruit gehaald worden en moeten de andere weer wachten en dat kan relatief lang duren. Dit perspectief zal de locaties ontmoedigen om zich te verbeteren, met alle consequenties van dien. Kunnen er incentives gegeven worden om de locaties aan te moedigen om zich te verbeteren? Dan kan het ook gaan om financiële participatie van de rijksoverheid.
De heer Van der Vlies is ervoor, in te zetten op het naar voren halen van gelden voor de stimulering van kleinschalige WKK. Mocht dit in Brussel echter niet haalbaar zijn, dan moet ingezet worden op het nieuwe stimuleringspakket met een termijn van vijf jaar.
De heer Stellingwerf (ChristenUnie) wacht het ontwikkelingsplan af dat de minister heeft toegezegd voor de vestiging van een proefstation in Bleiswijk per 1 september. Hij wijst erop dat op basis van de inhoud van dat plan beoordeeld moet worden of de vestiging in Naaldwijk dan wel in Bleiswijk moet komen.
Vier projectvestigingslocaties hebben geen aanvraag ingediend voor de STIDUG. Dat mag echter niet betekenen dat voor deze gebieden het duurzaamheidaspect buiten beeld dreigt te raken.
De minister heeft toegezegd dat er in de SGR 2 en in een nota over het landelijk gebied aandacht zal worden besteed aan de verspreide glasopstand. Een en ander zal nader geconcretiseerd moeten worden. Als bijvoorbeeld de ruimte-voor-ruimte-regeling niet mogelijk is, zou gedacht kunnen worden aan de STIDUG om te voorkomen dat allerlei potentiële locaties tot ontwikkeling komen.
Hij is blij dat de minister er ook behoefte aan heeft de problematiek van de kleinschalige WKK-installaties bij de bredere discussie over warmtekrachtkoppeling te betrekken. De minister van Economische Zaken zal daartoe dan wel uitgenodigd moeten worden door deze commissie.
Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) vraagt de minister of hij bereid is de nieuwe tender zo snel mogelijk te doen, liefst nog dit jaar. Zijn er voldoende middelen beschikbaar, zodat er ook voor de drie andere locaties zicht is op duidelijkheid?
Het verheugt mevrouw Van Ardenne dat met de provincie voortvarend is gewerkt aan het van start laten gaan van de infrastructuurregeling. Kan de minister de Kamer nader informeren over de middelen die hiervoor nog ter beschikking komen?
Wat de WKK betreft begrijpt zij niet hoe de besluitvorming binnen het kabinet tot stand is gekomen. Eerst werd de tuinbouwsector een cent compensatie geboden. Vervolgens is tijdens de behandeling van de begroting van Economische Zaken een motie-Wijn/Van den Akker ingediend met het verzoek de WKK steviger te stimuleren dan alleen via die compensatie. Dan komt er voor een periode van vijf jaar uiteindelijk 3,75 cent uit, hetgeen nog steeds geen stimulans is voor de tuinbouw. Zij vindt dat met de sector bekeken moet worden hoe de stimulans wel op gang gebracht kan worden en daarbij de compensatie niet overboord te zetten.
Tot slot stelt zij dat het proefstation geen proefballon mag worden. Om die reden is het belangrijk dat er een ontwikkelingsplan komt per 1 september en dat de minister zich daaraan ook committeert. Voor mevrouw Van Ardenne betekent dit: bij twijfel terug naar Naaldwijk.
De minister merkt met betrekking tot de problematiek van de locatie in Zeeland op dat hij zoekende is naar een nieuwe balans tussen de verantwoordelijkheden van provincie en Rijk. Daarom moet ook gesproken worden van mede-overheid als het gaat om de provincie. Uiteraard zal het Rijk verantwoordelijkheid nemen, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid behoort in dit geval niet bij het Rijk te liggen. De minister stelt met nadruk dat de heer Bukman allang betrokken was bij de problematiek in Zeeland. In december heeft hij een eerdere versie van de haalbaarheidsstudie met Zeeland besproken en ook toen al was er twijfel. De minister vermoedt dat er naast het economische, ook een politiek element een rol speelt. De beslissing die in mei is genomen is zonder vooroverleg naar buiten gebracht en vervolgens heeft de heer Bukman op 11 juni een gesprek gehad. Het is dus niet correct om te concluderen dat de heer Bukman achter de feiten aan gelopen heeft.
De minister stelt dat de Kamer ervan uit kan gaan dat het ontwikkelingsplan voor het proefstation Bleiswijk er op 1 september zal liggen. De sector wil er namelijk ook serieus werk van maken.
Hij is het met de heer Waalkens eens dat er nog PKB's moeten komen voor de tien locaties. Alle tien locaties zullen in beginsel met overheidssteun binnen redelijke termijn worden gerealiseerd, maar kwaliteit moet het criterium zijn. Ook wat dat betreft ligt er een gedeelde verantwoordelijkheid bij de provincie. Met betrekking tot de STIDUG stelt de minister dat er al ICES-claims liggen en dat er weer een nieuwe komt. Hij voelt er niet veel voor om de tender naar voren te halen naar dit jaar, maar wil die in 2002 inzetten. Dat kan echter al in januari 2002 zijn. Het is uiteraard boeiend om dezelfde zes locaties met elkaar te laten concurreren. Hij is het ermee eens dat er voor de drie locaties die buiten de boot zijn gevallen perspectief moet zijn op het in aanmerking komen voor de STIDUG. Hij kan echter niet voor 100% garanderen dat zij er bij de volgende ronde bij zijn. Daarom is de evaluatie niet vrijblijvend, maar nodig om de zaken scherp in te zetten.
Hij zegt toe in de volgende begroting aan te geven hoe hij de ontwikkeling in het kader van de ICES-claims ziet. Op dit ogenblik is er 195 mln gulden beschikbaar tot 2010. In deze kabinetsperiode 55 mln gulden en dat is al 10 mln gulden meer dan gepland. Op de derde dinsdag in september zal duidelijk zijn hoeveel er voor de volgende kabinetsperiode beschikbaar is.
Afsluitend stelt de minister dat een proefstation zeker geen proefballon is, maar dat daarbij geldt: handen uit de mouwen en aan de gang.
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Th.A.M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD), Herrebrugh (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dijsselbloem (PvdA).
Plv. leden: Van Vliet (D66), Depla (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Rietkerk (CDA), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van Wijmen (CDA), Buijs (CDA), Weekers (VVD), Dijksma (PvdA), Bolhuis (PvdA), O.P.G. Vos (VVD), De Boer (PvdA), Te Veldhuis (VVD), Duivesteijn (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27400-XIV-113.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.