27 400-XII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 2001

nr. 82
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 juli 2001

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 5 juli 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris J. M. de Vries van Verkeer en Waterstaat over de brief van 20 juni 2001 inzake kerktelefonie (27 400-XII, nr. 75).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van den Berg (SGP) deelt mee tevens namens de fractie van de ChristenUnie het woord te voeren. Het stelt hem teleur opnieuw over de kerktelefonie te moeten spreken, omdat het nog niet is gelukt voor de gebruikers van de kerktelefoon, een kwetsbare groep, een bevredigende oplossing te vinden. Voor hen is kerktelefonie van groot belang om verbonden te blijven met hun kerkelijke groepering.

Sinds mei 2000 zijn de tarieven voor de kerktelefoon minimaal 500 à 600% gestegen. Een structurele oplossing zou zijn om kerktelefonie onder te brengen bij universele dienstverlening (UD), maar dat is door een meerderheid van de Kamer afgewezen. De verwachting dat er binnen afzienbare termijn breed toegankelijke en betaalbare alternatieven zouden komen, is niet uitgekomen. Internet blijft toekomstmuziek en kabelmaatschappijen werken slechts marginaal mee aan een oplossing. De Vereniging van exploitanten van centrale antenne instellingen (Vecai) heeft een brief geschreven over de mogelijkheden van kerkradio. Zij suggereert medewerking, maar in de praktijk blijkt te vaak het tegendeel. Kabelmaatschappijen willen alleen meewerken aan een landelijke aanpak van de kerkradio, hetgeen een landelijke organisatie van kerken vergt zonder onderscheid naar geloofsovertuiging. Ook kerkradio valt dus niet op korte termijn te realiseren.

De heer Van den Berg beraadt zich op deze nieuwe situatie nu blijkt dat niet binnen afzienbare tijd sprake is van breed beschikbare en betaalbare alternatieven. Er is haast bij, omdat sinds mei 2000 het sterk verhoogde tarief moet worden betaald. In Ede bijvoorbeeld moet voor de aansluiting van ruim 1000 abonnees op kerktelefoon meer dan f 350 000 worden betaald, waardoor tientallen luisteraars gedwongen zijn hun abonnement op te zeggen. Nu er geen zicht is op een alternatief verzoekt hij de staatssecretaris om een overgangsregeling. Als de intermediaire stichting een feit is, kan zij daarbij behulpzaam zijn. Kerktelefonie mag niet verworden tot een politieke prestigeslag. De belangen van deze kwetsbare groep moeten voorop staan. Een tariefsverhoging van 500% zou elders ook niet worden geaccepteerd. Een overgangsregeling lijkt hem dan ook zonder meer geboden.

De heer Van den Berg wijst erop dat de meest eenvoudige en structurele oplossing zou zijn geweest, kerktelefonie onder te brengen bij universele dienstverlening. De voorzitter van de Onafhankelijke post en telecom autoriteit (OPTA) heeft daarover een interessante opmerking gemaakt in een artikel getiteld Toezicht en regulering van nieuwe markten. Hoewel de staatssecretaris steeds heeft aangegeven dat het in Europees verband niet mogelijk is, kerktelefoon bij universele dienstverlening onder te brengen, is het volgens dit artikel alleen de wens van de Nederlandse wetgever geweest, voor een zeer beperkte invulling van de UD-verplichting te kiezen.

De staatssecretaris schrijft in haar brief dat leden van de Vecai na overleg met de Landelijke organisatie kerktelefoon (LOK) zich erop beraden of men bereid en in staat is tot technische en commerciële samenwerking te komen. Medio juli zou hierover meer duidelijkheid ontstaan. Wil de staatssecretaris toezeggen, de Kamer na de zomer te informeren over de stand van zaken?

De heer Nicolaï (VVD) is van mening dat kerktelefonie niet tot de verantwoordelijkheid van de overheid behoort, zodat er geen redenen zijn om structurele voorzieningen te treffen. Omdat de overgang zo abrupt was, dient er wel een overgangsregeling getroffen te worden. De staatssecretaris schrijft over een startbijdrage aan de intermediaire stichting. Om hoeveel geld gaat het en wat kan ermee gedaan worden?

De heer Eurlings (CDA) merkt op dat er wel degelijk mogelijkheden waren om kerktelefonie bij universele dienstverlening onder te brengen, zoals ook blijkt uit het artikel van de voorzitter van de OPTA. In enkele landen van de Europese Unie vallen huurlijnen onder de universele dienstverlening. Acht de staatssecretaris het mogelijk alsnog die keuze te maken? Zo niet dan dient de ontwikkeling van alternatieven te worden ondersteund en moet er een overgangsregeling komen totdat de alternatieven niet alleen technisch mogelijk, maar ook betaalbaar zijn. De verwachting was dat die alternatieven er snel zouden zijn, maar helaas zijn zij alleen nog maar toekomstmuziek. Aansluiting op de kabel is, gezien de hoge kosten, voor de betreffende groep geen reëel alternatief. Daarom dient gezocht te worden naar een oplossing. Hij herinnert aan de motie waarin is gevraagd om een compensatieregeling. Hij erkent dat uitvoering niet gemakkelijk is, omdat gemeenten en kerkgenootschappen erbij betrokken zijn, maar waar een wil is, is een weg.

De heer Bakker (D66) stelt dat er principieel geen relatie behoort te bestaan tussen kerk en Staat, en dus ook niet tussen kerktelefonie en Staat. Als er al een relatie bestaat tussen kerk en Staat zou die gezien het gelijkheidsbeginsel en de vrijheid van godsdienst ook dienen te bestaan tussen tempel en Staat of moskee en Staat. Hij vindt het al ruimhartig dat de staatssecretaris een onderzoek heeft gefinancierd. Haar toezegging bereid te zijn een nader te bepalen financiële startbijdrage te leveren om de oprichting van een intermediaire stichting mede mogelijk te maken, is voor hem het uiterste wat zij kan doen. Verder wil hij niet gaan, laat staan dat hij kerktelefonie onder wil brengen bij de universele dienstverlening. De kerken dienen zelf actief op zoek te gaan naar alternatieven, bijvoorbeeld via internet. Voor een overgangsregeling ziet hij geen enkele reden.

Mevrouw Wagenaar (PvdA) wijst erop dat een artikel van de voorzitter van de OPTA wordt aangehaald over de mogelijkheid kerktelefonie toch onder te brengen bij universele dienstverlening, maar door een uitspraak van diezelfde OPTA is kerktelefonie een probleem geworden. De rol van de kabelaars in dezen bevalt haar evenmin. Zij hebben een maatschappelijke plicht en er is ruimte op de kabel, maar een oplossing is er nog niet. Wil de staatssecretaris het overleg dat deze zomer plaatsvindt onder druk zetten, zodat kabelaars en kerkgenootschappen tot een akkoord komen en kerkradio via de kabel kan worden gerealiseerd?

De mensen om wie het gaat, vormen een kwetsbare groep. Voor velen van hen vervult de kerktelefoon een belangrijke sociale functie. De kosten zijn echter zozeer gestegen dat zij die niet meer kunnen betalen. Een overgangsregeling behoort tot de mogelijkheden, als heel duidelijk is dat het overleg met de kabelaars en de kerkgenootschappen niets oplevert. Dat betekent echter niet dat als het de kabelaars niet lukt, de overheid wel voor een oplossing zal zorgen.

Het antwoord van de regering

De staatssecretaris antwoordt de Kamer te hebben toegezegd de beschikbaarheid van betaalbare, breed toegankelijke alternatieven van de kerktelefoon te bevorderen en daaraan een financiële bijdrage te leveren. Zij is daarbij afhankelijk van de oprichting van een intermediaire stichting. Door een bestuurswisseling in de LOK heeft het allemaal wat langer geduurd. Aangezien het een vrijwilligersorganisatie is, kan daarvan niet hetzelfde tijdpad worden verwacht als van een professionele organisatie.

De staatssecretaris heeft een onderzoek naar technische alternatieven gefinancierd om de mogelijkheden te verkennen van bruikbare, betaalbare dienstverlening op de lange termijn. Op basis van dit onderzoek en signalen vanuit de LOK is zij steeds positief geweest over de alternatieven. De LOK heeft nu echter haar bezorgdheid geuit over de mogelijkheden op de korte termijn. De Vecai daarentegen ziet wel mogelijkheden. De situatie is ook niet overal hetzelfde. Er zijn gemeenten in Nederland waar de kabelmaatschappij meewerkt en mensen voor een redelijke prijs van de kerktelefoon gebruik kunnen maken. De Vecai wil niet in honderden gemeenten met veel verschillende kerkgenootschappen zaken doen, maar met één stichting. Feit is dat niet overal in Nederland kabel ligt en sommige mensen om principiële redenen geen kabelaansluiting willen hebben.

Uit het onderzoek naar de technische mogelijkheden is een aanbieder naar voren gekomen die een kastje heeft ontworpen dat zowel via de omroepkabel als de internetkabel gebruikt kan worden en tegen een alleszins redelijke prijs een aansluiting op het kerkgenootschap kan bieden. Dit kastje kan inmiddels in productie genomen worden. Zij twijfelt er niet aan dat er nog meer alternatieven zullen volgen.

De staatssecretaris is van mening dat de overheid primair alleen faciliterend optreedt. Als de intermediaire stichting is opgericht, blijft zij bereid tot een bijdrage. Zij zegt toe, de Kamer nader te informeren over de hoogte van deze startbijdrage. Deze bijdrage is niet bedoeld om individuele personen te steunen, maar wel om werkzaamheden te starten en ervoor te zorgen dat de contacten met de kabelmaatschappijen via de Vecai lopen. Zij is ervan overtuigd dat als de overheid echt zou interveniëren door vormen van subsidie toe te kennen er geen alternatieven van de grond komen. De uitdaging om naar een goed alternatief te zoeken dat in de loop van de tijd misschien zelfs veel houdbaarder is, ontbreekt dan. Zij benadrukt dat grootschalige subsidiëring ook in de overgangsperiode niet aan de orde is.

Het artikel van de voorzitter van de OPTA moet zo gelezen worden dat de Europese Unie voorschrijft wat de universele dienst mag doen. Het bedrijfsleven mag onder de kostprijs bepaalde zaken aanbieden om in het land iedereen voor eenzelfde prijs te voorzien van hetzij een telefoonaansluiting, een telefoonboek, een telefooncel of een alarmnummer. Een individueel land mag ook andere diensten daaronder laten vallen. In België zijn dat de kindertelefoon en telefooncellen die toegankelijk zijn voor gehandicapten. Beide voorzieningen worden geheel door de Belgische staat betaald en niet door het bedrijfsleven waarbij de universele dienst is aanbesteed. Die keuze heeft Nederland niet gemaakt. Huurlijnen moeten tegen kostendekkend tarief worden aangeboden en vallen niet onder de universele dienst. KPN is aangewezen als partij met aanmerkelijke marktmacht waarvan de prijzen worden gecontroleerd. KPN bood de kerktelefonie als huurlijn aan. Daarover is een klacht ingediend die door de OPTA is onderzocht. Desgevraagd antwoordt de staatssecretaris dat het de politieke keuze is geweest van Nederland om geen extra zaken onder de universele dienst te laten vallen.

Er zijn geen gronden waarop de staatssecretaris een overgangsregeling voor de gebruikers van kerktelefonie kan financieren. Zij kan een bedrijf dat kerktelefonie aanbiedt daarvoor geen geldbedrag toekennen, omdat dit een vorm van staatssteun zou zijn. Evenmin heeft zij een titel of beleidsruimte op grond waarvan zij burgers een bijdrage kan geven in de kosten van een abonnement op de kerktelefoon. Dit staat los van het feit dat het kerkgenootschap de dienst afneemt en de kosten omslaat over het aantal abonnees. De staatssecretaris heeft in mei een brief geschreven aan de VNG om in haar ledenbericht op te nemen dat gemeenten binnen hun discretionaire bevoegdheid oog moeten hebben voor het probleem van de kerktelefonie aangezien voor sommige mensen het abonnement op de kerktelefoon van groot belang is.

De staatssecretaris zegt toe, de Kamer na de zomer te informeren over de stand van zaken in het overleg tussen kabelaars en de LOK.

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Blaauw

De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), voorzitter, Van den Berg (SGP), Biesheuvel (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Valk (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Leers (CDA), ondervoorzitter, Feenstra (PvdA), Van Heemst (PvdA), Verbugt (VVD), Giskes (D66), Stellingwerf (ChristenUnie), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Van der Knaap (CDA), Ravestein (D66), Van der Steenhoven (GroenLinks), Niederer (VVD), Van Bommel (SP), Eurlings (CDA), Herrebrugh (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Hindriks (PvdA) en De Swart (VVD).

Plv. leden: Te Veldhuis (VVD), Bakker (D66), Stroeken (CDA), Van Gent (GroenLinks), Waalkens (PvdA), Crone (PvdA), Atsma (CDA), Duivesteijn (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Augusteijn-Esser (D66), Slob (ChristenUnie), Geluk (VVD), Luchtenveld (VVD), Spoelman (PvdA), Buijs (CDA), Van Walsem (D66), Vendrik (GroenLinks), Weekers (VVD), Poppe (SP), De Pater-van der Meer (CDA), Depla (PvdA), Th.A.M. Meijer (CDA), Dijsselbloem (PvdA) en Nicolaï (VVD).

Naar boven