nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2001
Inleiding
In het Nota-overleg van 20 november 2000 is een motie ingediend door het
lid van uw Kamer de heer Rietkerk inzake de kwaliteit en capaciteit van het
rechercheonderwijs. (27 400 VII, nr. 20) Mede namens de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik toen toegezegd de Kamer te
informeren, hoe aan de groeiende vraag naar rechercheonderwijs tegemoet kan
worden gekomen.
Mede namens genoemde ambtgenoot voldoe ik thans graag aan die toezegging.
De motie bevestigde een problematiek die reeds kort daarvoor ook door de voorzitter
van het College van Bestuur van het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut
voor de politie (LSOP) onder mijn aandacht was gebracht.
Dat heeft geleid tot intensief overleg tussen het LSOP en beide betrokken
departementen, waardoor een goed inzicht in de omvang van de problematiek
is ontstaan. Duidelijk is geworden dat sprake is van een probleem dat structureel
aangepakt dient te worden. Niettemin is ook voor de korte termijn gezocht
naar mogelijkheden de problematiek aan te pakken.
Aanpak op de langere termijn
Op basis van het onderzoek «Bekostiging LSOP» dat thans in
opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties plaats
vindt, zijn in de voorjaarsnota voorstellen gedaan voor verhoging van het
budgettair kader voor het onderwijs. Hierbij is, zover dit thans gelet op
de aanstaande verandering binnen het bestek van het project Politieonderwijs
2002 mogelijk is, ook rekening gehouden met het verwachte volume van de opleidingsvraag
voor de opleidingen van het Instituut voor Criminaliteits-beheersing en Recherchekunde
van het LSOP in de komende jaren.
In het wetsvoorstel «Wet op het LSOP en het politieonderwijs»,
zoals dit thans ter advisering aan de Raad van State is voorgelegd, wordt
voorzien om het beheer van het politieonderwijs te concentreren bij de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Indachtig deze ontwikkeling
vormt de bekostiging van het politieonderwijs binnen voorzienbare termijn
een aangelegenheid van mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Dit wetsvoorstel voorziet tegelijk ook in het toekomstig besturingsconcept
voor het politieonderwijs. Binnen dit concept zullen nieuwe ontwikkelingen
en eventuele uitbreiding van het rechercheonderwijs, inclusief de hiermee
verbonden financiële consequenties, periodiek onderwerp van overleg zijn
tussen de beide ministeries, de voorzitters van de politieberaden en het LSOP.
Het gegeven dat door de korpsen een meerjarenraming van de opleidingsbehoefte
wordt opgesteld en dat deze in het genoemde overleg regelmatig op de actuele
opleidingsbehoefte zal worden afgestemd rechtvaardigt de verwachting dat hiermee
voor de toekomst toereikende condities voor het rechercheonderwijs worden
gecreëerd. Dit verbeterde proces van afstemming van vraag en aanbod is
een nieuw element op het politieonderwijs terrein.
Aanpak op de korte termijn
Het overleg met het LSOP is voor mij aanleiding geweest te bezien of er
mogelijkheden zijn de voor het rechercheonderwijs bestaande wachtlijsten reeds
dit jaar aanmerkelijk in omvang terug te brengen. Het Instituut voor Criminaliteits-beheersing
en Recherchekunde van het LSOP heeft daartoe op mijn verzoek een actieplan
ontwikkeld. Met inachtneming van de beperkingen die voortvloeien uit de beschikbaarheid
van personeel en infrastructuur maakt dit actieplan het mogelijk deze wachtlijsten
dit jaar met de helft terug te brengen. Daartoe is door mij een bedrag van
maximaal f 4 216 000,00 beschikbaar gesteld. Dit betekent een
toevoeging van ruim 40% aan de thans beschikbare bestedingsruimte van het
instituut.
Deze aanpak garandeert dat aan de eisen van kwaliteit niet hoeft te worden
getornd. De kwaliteit van het rechercheonderwijs is over het algemeen adequaat.
De in de motie bedoelde problematiek heeft dan ook meer een kwantitatief karakter.
Effecten voor kernteams
Bij de verdeling van de schaarste aan opleidingsplaatsen in het rechercheonderwijs
wordt al langere tijd aan de kernteams een meer dan evenredig aantal opleidingssplaatsen
toegekend. Dit zal ook geschieden bij de toewijzing van de plaatsen die voortvloeien
uit de voor dit jaar getroffen maatregelen. Daarnaast beschikken de kernteams
zelf over een specifiek budget dat voor opleiding en training kan worden aangewend.
Ik meen dan ook dat aan de opleidingsbehoefte van kernteams thans, hoewel
nog niet optimaal, op alleszins redelijke wijze tegemoet wordt gekomen.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals