nr. 81
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juli 2001
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse
Zaken om een nadere inhoudelijke reactie op de motie van het lid Koenders
c.s. (27 400-V, nr. 22) bericht ik u het volgende. In de motie wordt
de regering verzocht, mede gezien het voorzitterschap van Nederland van de
WEU in de eerste helft van 2001, ideeën te ontwikkelen en initiatieven
te ontplooien voor een betere democratische controle van het Europees veiligheids-
en defensiebeleid, waarbij een rol is weggelegd voor nationale parlementariërs
en leden van het Europees Parlement.
Aan de motie is op de volgende wijze uitvoering gegeven.
Begin december 2000 is een Nederlands non-paper verspreid onder de EU-partners
over dit onderwerp, teneinde dit onderwerp op de agenda te plaatsen.
In mijn speech voor de WEU-Assemblee op 6 december 2000 heb ik uitvoerig
aandacht besteed aan de parlementaire dimensie van het EVDB binnen de Unie
en onder andere gepleit voor betrokkenheid van het Europees Parlement bij
de discussie hierover. Hierbij heb ik onder meer aangegeven dat verdere ontwikkeling
van de ideeën zal moeten geschieden in goed samenspel met de betrokken
parlementariërs.
In dat verband heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een door de
Europese Beweging georganiseerd seminar over de parlementaire dimensie van
het EVDB gefinancierd. De bijeenkomst, die op 14 mei jl. plaatsvond in het
Nederlandse Parlement, was nuttig. Naast nationale parlementariërs uit
de lidstaten en de kandidaat-lidstaten van de EU (plus Noorwegen en IJsland)
waren ook leden van de WEU-Assemblee en van het Europees Parlement uitgenodigd,
alsmede de Secretarissen-Generaal van de Parlementaire Assemblees van de NAVO,
de OVSE, de WEU en de Raad van Europa.
De uitkomst van genoemd seminar is één van de uitgangspunten
geweest voor een conferentie over hetzelfde onderwerp die op 2 en 3 juli in
Brussel is gehouden op initiatief van de Belgische Kamervoorzitters. De tijdens
deze conferentie overeengekomen verklaring over parlementaire betrokkenheid
bij het EVDB wordt naar de nationale parlementen gestuurd met het verzoek
om commentaar voor eind oktober, waarna de tekst zal worden aangepast, waarschijnlijk
tijdens een nieuwe conferentie. Met de uitkomst van dit proces wil de Regering
rekening houden bij het uitstippelen van een koers terzake.
De parlementaire dimensie t.a.v. het EVDB vormt tevens onderdeel van een
breder debat over de toekomstige rol van de diverse parlementaire organen
in de Europese architectuur. Zoals in de notitie «De toekomst van de
Europese Unie» is gesteld vindt de regering het van groot belang dat
Europese besluitvorming onder stevig parlementair toezicht staat. Het Europese
parlement en de nationale parlementen hebben hier een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
De vergroting van de rol van de nationale parlementen moet ertoe leiden dat
het democratisch toezicht op de activiteiten van de EU wordt versterkt. Geconcludeerd
kan worden dat de Regering het onderwerp van de parlementaire dimensie t.a.v.
het EVDB op de agenda heeft geplaatst en middels het seminar in mei jl. ook
een bijdrage heeft geleverd aan de discussie tussen parlementariërs.
Het onderwerp zal nadrukkelijk de aandacht van de regering blijven houden.
In dit kader dient niet verheeld te worden dat niet alle lidstaten er
thans van overtuigd zijn dat de parlementaire dimensie van het EVDB een zaak
is waaraan in EU-kader aandacht moet worden geschonken. Een aantal lidstaten
heeft in het algemeen weinig belangstelling voor dit onderwerp, terwijl andere
dit onderwerp uitsluitend wensen te bespreken als onderdeel van het bredere
debat over de rol van de nationale parlementen in de toekomstige Europese
architectuur. Het is naar het voorkomt van belang dat in de overige lidstaten
met name ook vanuit de parlementaire hoek aandacht wordt gevraagd voor dit
onderwerp.
Voor de volledigheid wijs ik u nog op een aantal brieven, waarin het Nederlandse
standpunt terzake wordt verwoord.
– Notitie inzake EVDB van 29 oktober 1999, waarin de Nederlandse
uitgangspunten t.a.v. parlementaire betrokkenheid zijn opgenomen (24 128
nr. 4, vergaderjaar 1999–2000).
– Brief aan de Voorzitter van de Eerste Kamer over de relatie tussen
OVSE, EU en Raad van Europa van 20 maart 2001, waarbij tevens is ingegaan
op de parlementaire aspecten (244, vergaderjaar 2000–2001).
– Stand van zaken moties begrotingsbehandeling van 1 juni 2001
– Notitie «De toekomst van de Europese Unie» van 8 juni
2001 (27 407, nr.9, vergaderjaar 2000–2001)
– Verslag van het seminar inzake de parlementaire dimensie van het
EVDB van 14 mei 2001 (mijn brief van 11 juni jl.)
Verder is, zoals bekend, dit onderwerp meermalen onderwerp van gesprek
geweest met Uw Kamer.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen