nr. 29
BRIEF VAN DE MINISTER VAN Financiën
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 26 april 2001
Tijdens het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer over de evaluatie van
de exportkredietverzekering van 24 januari jl. (27 400-IXB/27 400-XIII/27 400-V,
nr. 25) heb ik u toegezegd informatie over het uitstaande obligo te zullen
verschaffen, voor zover hiermee geen bedrijfsgeheimen van verzekerden worden
prijsgegeven. Mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken deel ik
u het volgende mede.
Het totale uitstaande kortlopende obligo (maximale krediettermijn 1 jaar)
heeft een omvang van f 6 mrd., maar het daadwerkelijke risico voor de
Staat is signifant lager. Er is hier slechts sprake van een indicatief cijfer;
ook voor de polissen waar de Staat slechts een deel van het risico voor haar
rekening neemt, is de gehele maximum schadevergoeding meegerekend. Bovendien
betreft het limieten met een revolverend karakter en niet het daadwerkelijk
uitstaande obligo. Voor deze transacties is geen verdere opsplitsing gemaakt,
vanwege de sinds 1 januari van dit jaar gewijzigde risicodracht. Vanuit
het principe dat de Staat zich, waar mogelijk, uit de markt terugtrekt, neemt
NCM deze polissen sinds die datum in principe voor eigen rekening. In combinatie
met de maximale krediettermijn betekent dit dat de Staat tot uiterlijk 1 januari
2002 mogelijk schade zal moeten uitkeren met betrekking tot de polissen voor
risico van de Staat. Kortlopende transacties blijven bij eventuele consolidaties
in het kader van de Club van Parijs overigens buiten beschouwing.
Bijlage I en II hebben betrekking op het middellange obligo. Hier is sprake
van de transacties met een langere krediettermijn (langer dan 1 jaar). Het
middellange obligo is opgesplitst naar obligo per land (bijlage I)1 en naar sector per werelddeel (bijlage II)1.
Verdere opsplitsing is in verband met de bedrijfsgevoeligheid achterwege gelaten,
want door een verdergaande gedetailleerde weergave zou de informatie
bijv. voor concurrenten te herleiden zijn tot individuele transacties van
individuele bedrijven. Daarmee zou indirect informatie over bedongen prijzen
bekend kunnen worden. Gegeven het uiteindelijk beperkt aantal transacties
en de grote spreiding over landen en sectoren, is de nu gehanteerde aggregatie
noodzakelijk om dit te vermijden. Bij de cijfers dient verder opgemerkt te
worden dat het hier gaat om het gecumuleerde uitstaande obligo, waarbij tevens
een onderscheid is gemaakt tussen feitelijk risico (polissen) en mogelijk
risico (dekkingstoezeggingen). Daar de krediettermijn vaak enige jaren betreft,
blijven de transacties ook enige jaren deel uit maken van het uitstaande obligo;
het totaal op jaarbasis verzekerde bedrag is dan ook kleiner dan het totaal
uitstaande obligo.
Tijdens het Algemeen Overleg over de evaluatie van de exportkredietverzekering
heb ik ook toegezegd de aanbevelingen van de Rijkscommissie voor export-,
import- en investeringsgaranties aan de Tweede Kamer toe te zenden. Deze aanbevelingen
worden regelmatig uitgebracht. Zodra dergelijke aanbevelingen zijn uitgebracht,
zullen deze, voor zover daar geen vertrouwelijke bedrijfsgegevens in staan,
aan u worden toegezonden. De Rijkscommissie kan zich hier in vinden (zie bijlage
III)1.
In bijlage IV1 treft u de vigerende landenplafonds
aan. Het voornemen is om deze landenplafonds voortaan ook op internet te gaan
publiceren. Hier wordt nog aan gewerkt.
In haar brief van 29 december 2000 aan de Tweede Kamer is de minister
voor Ontwikkelingssamenwerking (bijlage V)1 ingegaan
op de ontwikkelingsrelevantie van de exportkredietverzekering. In combinatie
met de binnenkort, mede namens mij, aan u te versturen brief van de staatssecretaris
van Economische Zaken over Maatschappelijk verantwoord ondernemen en het export-
en investeringsinstrumentarium lijken vragen over dit onderwerp voldoende
toegelicht.
Tijdens hetzelfde Algemeen Overleg heb ik tenslotte toegezegd om u vóór
de zomer te informeren over de doorlooptijden van verzekeringsaanvragen. Bijgaand
treft u hiervan een overzicht aan (bijlage VI).1
De Minister van Financiën,
G. Zalm