27 400 IXB
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 2001

nr. 19
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2000

Met deze brief doe ik mede namens de minister van Financiën de toezeggingen aan de leden van de SGP-fractie die zijn gedaan tijdens de behandeling van de Belastingherziening 2001 in de Tweede Kamer (vergaderjaar 1999–2000, handelingen 41) en tijdens de algemene financiële beschouwingen (vergaderjaar 2000–2001, handelingen 8), gestand. Het betreft de toezegging dat de eventuele fiscale gevolgen voor belastingplichtigen die op grond van hun geloofsovertuiging tegen verzekeren zijn in kaart worden gebracht en de toezegging om het vervallen van de reserve assurantie eigen risico en de exportrisicoreserve nogmaals te bezien. Omdat gemoedsbezwaren voor wat betreft de fiscaliteit alleen bij de heffing van de loon- en inkomstenbelasting spelen, ziet deze notitie op de positie van gemoedsbezwaarden bij de heffing van die belastingen. Er is sprake van een relatie tussen fiscaliteit en gemoedsbezwaren op de punten waar verzekeringen en fiscaliteit elkaar raken. Daarom is gekozen voor een beschouwing waarbij na een meer algemene inleiding vanuit de optiek van de verschillende relevante verzekeringen de regelingen onder het regime van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB '64) worden geschetst die specifiek van belang zijn voor gemoedsbezwaarden. Daarbij worden eventuele verschillen met de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) telkens kort aangegeven. Tot slot wordt kort beschreven hoe in het buitenland op fiscaal terrein met gemoedsbezwaren wordt omgegaan.

Algemeen

De bezwaren van zogenoemde gemoedsbezwaarden tegen verzekeringen zijn zeer principieel. De keerzijde van de medaille is dat verzekeringen deel uitmaken van het dagelijkse leven. In een moderne verzorgingsstaat als de Nederlandse heeft iedereen in meer of mindere mate met verzekeringen te maken. Er kunnen twee soorten verzekeringen worden onderscheiden: verplichte verzekeringen en vrijwillige verzekeringen. In deze brief ligt de nadruk op de eventuele fiscale gevolgen van door de overheid verplichte verzekeringen. Voorbeelden van verplichte verzekeringen zijn de inkomensverzekering volgens de Algemene Ouderdomswet (volksverzekering), de inkomensverzekering volgens de Werkloosheidswet (werknemersverzekering) en de inkomensverzekering volgens verplichte pensioenregelingen (veelal bij cao verplichte verzekering). Kortom in Nederland kennen we een scala aan collectieve verzekeringen waaraan deelname veelal verplicht is. Gemoedsbezwaarden zullen vanwege hun overtuiging geen rechten willen ontlenen aan deze verzekeringen en ook geen premie willen betalen. Er bestaat echter een verzekeringsplicht omdat de regelingen naast een verzekeringselement tevens een solidariteitselement bevatten. Dat betekent dat een burger ten aanzien van een dergelijke verzekering niet zelf kan beslissen of hij zich wil verzekeren. Indien dat wel het geval zou zijn, zouden de «goede» risico's zich niet verzekeren en dus geen premie betalen met als gevolg dat de «slechte» risico's worden geconfronteerd met enorm hoge premies of onverzekerbaar blijken te zijn. Om toch tot een rechtvaardige verdeling van lusten en lasten te komen (waarbij de «goede» risico's bijdragen aan de «slechte») en om eventueel misbruik te voorkomen, zijn verzekering en premiebetaling verplicht gesteld.

Verplichte verzekeringen

Om voor verschillende regelingen als gemoedsbezwaarde tegen verzekering te worden erkend, geldt dat iemand gemoedsbezwaren moet hebben tegen iedere vorm van verzekering en dat hij noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Indien iemand ervoor heeft gekozen om voor één van de sociale verzekeringen als gemoedsbezwaarde te worden aangemerkt, geldt deze keuze ook voor overige sociale verzekeringen1. In het vervolg van deze brief wordt met gemoedsbezwaarde degene bedoeld die als zodanig is geregistreerd volgens de Regeling gemoedsbezwaarden Sociale Verzekeringswetten.

Volksverzekeringen

De volgende sociale verzekeringen worden als volksverzekering aangemerkt: Algemene ouderdomswet (AOW), Algemene nabestaandenwet (Anw), Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Degene die gemoedsbezwaren heeft tegen één of meer volksverzekeringen kan op zijn verzoek worden ontheven van de verplichting tot premiebetaling2. Indien een ontheffing is verleend in het kader van één of meer volksverzekeringen, wordt voor geen van de overige volksverzekeringen premie geheven, maar wordt voor al die verzekeringen premievervangende inkomsten- of premievervangende loonbelasting geheven3. Volgens de volksverzekeringswetten en de Uitkeringsregeling gemoedsbezwaarden wordt het aan premievervangende belasting betaalde bedrag in beginsel volledig aangewend voor uitkeringen ingevolge de sociale verzekeringswetten. Deze systematiek van premievervangende belasting wordt ook na de Belastingherziening 2001 ongewijzigd voortgezet.

Vanwege het feit dat iemand voldoet aan de eis van ingezetenschap kan deze te allen tijde een beroep doen op een uitkering ingevolge de volksverzekering. Hiervoor is niet van belang of iemand gemoedsbezwaren heeft en daarom premievervangende belasting betaalt. Het is aan de desbetreffende persoon om al dan niet gebruik te maken van dit recht.

Het komt echter voor dat gemoedsbezwaren weigeren gebruik te maken van hun recht op uitkering. In de AOW is daarom voor gemoedsbezwaarden de mogelijkheid gecreëerd om in aanmerking te komen voor een spaaruitkering. Degene die wegens gemoedsbezwaren geen aanspraak maakt op het ouderdomspensioen krachtens de AOW en van wie premievervangende belasting is geheven, heeft recht op een uitkering voorzover hij recht heeft op een ouderdomspensioen4. In de «spaarregeling voor gemoedsbezwaarden»1 zijn nadere regels gesteld. De fiscale consequentie van het voorgaande is dat de uitkering voor de loon- en inkomstenbelasting op dezelfde wijze wordt belast als de «normale» AOW-uitkering. Dat wil zeggen dat de aanspraken zijn vrijgesteld en de uitkeringen belast2. De overige volksverzekeringen kennen een dergelijke regeling niet.

Daarnaast kan een gemoedsbezwaarde met kinderen weigeren gebruik te maken van zijn recht op kinderbijslag. Volgens artikel 46 van de Wet IB '64 en artikel 10 van de Uitvoeringsregeling IB '64 kan een gemoedsbezwaarde dan in aanmerking komen voor aftrek van uitgaven voor levensonderhoud voor zijn kinderen die jonger zijn dan 27 jaar. Deze regeling wordt onder het regime van de Wet inkomstenbelasting 2001 gecontinueerd. De regeling voor uitgaven voor levensonderhoud van overige verwanten van 27 jaar en ouder is in het kader van de Belastingherziening 2001 komen te vervallen. Dit geldt zowel voor gemoedsbezwaarden als voor niet-gemoedsbezwaarden. Tijdens de parlementaire behandeling van de Belastingherziening 2001 zijn beide regelingen overigens uitgebreid aan de orde geweest.

Ook het recht op een AWBZ-verstrekking kan worden geweigerd. De vraag is of de gemoedsbezwaarde in dat geval in aanmerking komt voor aftrek voor buitengewone lasten wegens ziektekosten. Buitengewone lastenaftrek is alleen mogelijk voorzover de ziektekosten «drukken». In de rechtspraak is dit aan de orde geweest. Hof Den Haag heeft de gemoedsbezwaren in een dergelijk geval erkend en ondanks het recht volgens de AWBZ toch aftrek toegestaan3. Daarnaast kan een belastingplichtige met het oog op zijn ziektekosten giften van derden ontvangen. De Hoge Raad heeft in een dergelijk geval bepaald dat van«drukken» niet kan worden gesproken omdat de ziektekosten kunnen worden voldaan uit door derden geschonken gelden4. In de Wet IB 2001 komt het begrip drukken uit de buitengewone-lastensfeer terug. Dat betekent dat deze jurisprudentie haar waarde behoudt.

Werknemersverzekeringen

De volgende verzekeringen zijn werknemersverzekeringen: Ziektewet (ZW), Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Werkloosheidswet (WW) en de Ziekenfondswet (Zfw). Degene die gemoedsbezwaren heeft tegen één van de werknemersverzekeringen kan worden vrijgesteld van de verplichting tot premiebetaling die hem bij of krachtens die wetten en de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) is opgelegd5. Dit geldt zowel voor de gemoedsbezwaarde werkgever als voor de gemoedsbezwaarde werknemer. In beide gevallen wordt van de werkgever premievervangende loonbelasting geheven ter grootte van het premiebedrag6. Hiervoor zijn een aantal regels voorgeschreven, onder meer voor de loonadministratie.

De werknemer aan wie een vrijstelling is verleend heeft geen recht op uitkering7. Daar staat tegenover dat deze werknemer is vrijgesteld van het werknemersdeel van de premie. De werkgever moet echter voor een gemoedsbezwaarde werknemer wel het werkgeversdeel van de premie betalen (in de vorm van belasting). De reden hiervoor is dat het in dienst hebben van gemoedsbezwaarde werknemers niet tot een loonkostenvoordeel mag leiden. In het geval dat een werkgever gemoedsbezwaard is en premievervangende belasting betaalt, blijft de werknemer uiteraard wel gewoon verzekerd.

Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en Ziekenfondswet voor zelfstandigen

Ook in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) is een regeling voor gemoedsbezwaarden opgenomen. Degene die gemoedsbezwaren heeft tegen de in de WAZ geregelde verzekering wordt op zijn aanvraag van premieplicht ontheven1. Indien een ontheffing is verleend wordt geen premie geheven, maar vindt voor de verzekering op grond van deze wet heffing en invordering van een premievervangende inkomstenbelasting plaats op zodanige wijze dat van de persoon, van wie anders premie zou worden geheven, inkomstenbelasting wordt geheven tot een bedrag van die premie2. Voor de Ziekenfondswet voor zelfstandigen geldt een vergelijkbare regeling.

Verplichte pensioenverzekeringen

Naast de verplichte sociale verzekeringen bestaan er verplichte pensioenregelingen. Dit zijn regelingen die door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn aangewezen als verplichte pensioenregeling. Deelname aan een bedrijfs- of beroepspensioenregeling is in beginsel verplicht, maar degene die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering kan daarvan worden vrijgesteld3. De gemoedsbezwaarde is verplicht dezelfde bijdragen te betalen als de overige deelnemers aan de pensioenregeling, maar dan in de vorm van spaarbijdragen. Deze bijdragen worden vervolgens geboekt op een spaarrekening ten name van de gemoedsbezwaarde. Na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd krijgt de gemoedsbezwaarde dit gespaarde bedrag of in één keer of in bepaalde termijnen uitgekeerd. De wijze van uitkeren is afhankelijk van de regeling van het pensioenfonds.

Tot 1 juni 1999 werd deze vervangende regeling voor gemoedsbezwaarden op grond van een delegatiebepaling in de Wet op de loonbelasting 1964 door de Minister van Financiën aangewezen als pensioenregeling. Hierdoor was de aanspraak onbelast en de vervangende pensioenpremie aftrekbaar. De uitkering in termijnen wordt vervolgens belast als een periodieke uitkering4. De uitkering ineens wordt volgens de Wet IB '64 belast naar het bijzondere tarief van 45%, maar met toepassing van de hardheidsclausule is goedgekeurd dat het bijzondere tarief van 20% wordt toegepast.

Per 1 juni 1999 is de aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van Financiën echter zodanig beperkt5 dat de vervangende regeling niet langer kan worden aangewezen als pensioenregeling. Hierdoor is de aanspraak belast en is de vervangende pensioenpremie niet langer aftrekbaar. Als gevolg van overgangsrecht wordt de situatie van voor 1 juni 1999 voor toen bestaande gevallen vooralsnog gecontinueerd tot 1 juni 2004. Omdat voor gemoedsbezwaarden geen alternatief kan worden geboden voor de verplichte pensioenverzekering, ben ik voornemens om bij nota van wijziging op het wetsvoostel Veegwet de delegatiebevoegdheid in de Wet LB '64 zodanig vorm te geven dat ook na 1 juni 2004 de vervangende regeling kan worden aangewezen als pensioenregeling. Hierdoor blijft de aanspraak onbelast en de vervangende pensioenpremie aftrekbaar. Ik beraad mij nog over de voorwaarden waaronder ik dergelijke regelingen zal aanwijzen en heb het voornemen daarbij, rekening houdend met het ontbreken van een verzekeringskarakter, zoveel mogelijk te streven naar een gelijke behandeling van pensioenregelingen en pensioenvervangende regelingen voor gemoedsbezwaarden.

Als gevolg van het vervallen van de bijzondere tarieven bij de Belastingherziening 2001 kan het hardheidsclausulebeleid inzake de verplichte afkoop van de pensioenvervangende spaarrekening niet langer in de huidige vorm worden voortgezet. Ik ben voornemens om in dergelijke gevallen het hardheidsclausulebeleid voort te zetten door de wettelijke middelingsperiode van drie jaar te verlengen tot acht jaar. Hierdoor neemt de gemiddelde belastingdruk ingeval van verplichte afkoop af.

Ondernemersregelingen

In de ondernemerssfeer bestonden tot voor kort een aantal regelingen die voor gemoedsbezwaarden van bijzondere betekenis waren. Hierbij moet worden gedacht aan de reserve assurantie eigen risico en in mindere mate de exportrisicoreserve. Beide regelingen bieden een alternatief voor verzekeren.

De reserve assurantie eigen risico en de exportrisicoreserve zijn naar aanleiding van de adviezen van de zogenoemde werkgroep Oort II en de werkgroep «Belastingen bedrijfsleven 21e eeuw» afgeschaft. De redenen hiervoor zijn onder meer het nut van de regeling, de relatief lastige toepassing van de regeling en de ruimte die de regeling bood voor ongewenst gebruik. Daar komt nog bij dat sinds de invoering per 1 januari 1995 van de onbeperkte verrekening van (ondernemings-)verliezen de mogelijkheid van fiscale verrekening van verliezen als gevolg van calamiteiten aanzienlijk is vergroot. Bij het laten vervallen van de assurantiereserve ligt het in de rede ook de exportrisicoreserve – die een aanvulling hierop vormde – af te schaffen. Daarnaast is er in het kader van de Wereld-handelsorganisatie (WTO) discussie over de exportrisicoreserve.

Mede naar aanleiding van het pleidooi van het lid Van der Vlies van de SGP-fractie tijdens de meest recente algemene financiële beschouwingen om de reserve assurantie eigen risico en de exportrisicoreserve voor gemoedsbezwaarden in stand te laten, ben ik voornemens om de groep gemoedsbezwaarden die geen alternatief hebben voor verzekeren een tegemoetkoming te bieden. Het in stand laten van de reserve assurantie eigen risico en de exportrisicoreserve voor gemoedsbezwaarden lijkt mij gelet op het hiervoor genoemde niet wenselijk. Wel denk ik een adequate tegemoetkoming te bieden door de mogelijkheid tot verliesverrekening voor gemoedsbezwaarden uit te breiden. Ik ben voornemens om de termijn van de achterwaartse verliescompensatie voor gemoedsbezwaarde ondernemers (thans drie jaar) te verlengen indien zij worden getroffen door een calamiteit. De kosten van de calamiteit kunnen dan, voorzover de achterwaartse verliescompensatie van drie jaar onvoldoende is, worden gecompenseerd met de positieve inkomens van enkele daaraan voorafgaande jaren. Dit kan leiden tot een aanzienlijke verbetering van de liquiditeitspositie van de ondernemer. Het begrip calamiteit zal daarbij nader afgebakend moeten worden. Ook deze maatregel zal bij nota van wijziging op het wetsvoorstel Veegwet worden geregeld.

Buitenland

Ik heb onderzoek laten verrichten naar de fiscale behandeling van mensen met gemoedsbezwaren tegen verzekeringen in alle landen van de EU, de Verenigde Staten, Canada en Australië. Uit dit onderzoek komt naar voren dat alleen in de Verenigde Staten en Canada speciale regelingen zijn voor mensen met gemoedsbezwaren. Deze regelgeving heeft met name betrekking op sociale verzekeringen.

In de Verenigde Staten kunnen gemoedsbezwaarde werknemers en werkgevers vrijstelling vragen voor het betalen van premies. Voorwaarde hierbij is dat zij lid moeten zijn van een religieuze groepering die aan een bepaalde kwalificatie voldoet. Dit geldt ook voor zelfstandigen. Daarnaast zijn leden van een religieuze orde die een eed van armoede hebben afgelegd automatisch vrijgesteld van het betalen van sociale verzekeringspremies over loon ontvangen voor werkzaamheden verricht voor de religieuze orde. In enkele afzonderlijke staten van de Verenigde Staten zijn nog aanvullende premievrijstellingen mogelijk voor mensen die lid zijn van een bepaalde religieuze groepering.

In Canada kunnen mensen die lid zijn van een bepaalde religieuze orde ook worden vrijgesteld van het betalen van sociale verzekeringspremies. Voorwaarde hiervoor is dat zij een eed van armoede afleggen en hun gehele inkomen afstaan aan de orde.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. J. Bos


XNoot
1

Artikel 1 van de Regeling gemoedsbezwaarden Sociale Verzekeringswetten.

XNoot
2

Artikel 19 van de Wet financiering volksverzekeringen (wfv), artikel 47 van de AOW, artikel 64 van de Anw, artikel 32, lid 1, van de AWBZ.

XNoot
3

Artikel 20 van de Wfv.

XNoot
4

Artikel 48 van de AOW.

XNoot
1

Stcrt. 1985, 87.

XNoot
2

Artikel 30a van de Wet IB '64.

XNoot
3

Hof 's-Gravenhage 8 oktober 1980, nr. 55/80, BNB 1982/38.

XNoot
4

HR 18 september 1985, nr. 23 191, BNB 1986/31.

XNoot
5

Artikel 17, lid 1, van de CSV.

XNoot
6

Artikel 17, lid 3, van de CSV.

XNoot
7

Artikel 43 van de ZW, artikel 19, lid 1, onderdeel j, van de WW, artikel 33, lid 1, van de WAO en artikel 15 van de regeling gemoedsbezwaren.

XNoot
1

Artikel 89 van de WAZ.

XNoot
2

Artikel 90 van de WAZ.

XNoot
3

Richtlijnen en Beschikking gemoedsbezwaren tegen verzekering.

XNoot
4

Artikel 30 van de Wet IB '64.

XNoot
5

Artikel 19d van de Wet LB '64.

Naar boven