Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-IXA nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 27400-IXA nr. 4 |
Vastgesteld 2 oktober 2000
De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De aflossing van de gevestigde schuld van het Rijk is gelijk aan de financieringsbehoefte. Per saldo is er dus een financieringsoverschot van nul. De aflossingen in 2001 zijn regulier. Kan de minister aangeven of en zo ja welke vervroegde aflossingsmogelijkheden er zijn en bij welke rentepercentages dit voordelig zou kunnen zijn? (blz. 3)
In 2001 is een bedrag van 1,919 miljard euro vervroegd aflosbaar. Op grond van het rente-beeld zal, op het moment dat een lening met vervroegde aflossingsclausule in aanmerking komt voor vervroegde aflossing, worden bepaald of vervroegde aflossing voordelig is. Indien dit het geval is, wordt tot vervroegde aflossing overgegaan. Bij de huidige renteniveaus zou een aanzienlijk deel van het bovengenoemde bedrag voor vervroegde aflossing in aanmerking komen.
Waarom is het tekort al aangegeven inclusief de opbrengst van de UMTS-veilingen, terwijl in de MN 2001 deze nog niet zijn meegerekend? (blz. 4)
Voor de bepaling van de financieringsbehoefte is de kaspositie van de overheid van groot belang. Teneinde een zo goed mogelijke schatting van de kaspositie te maken, worden zoveel mogelijk alle geraamde ontvangsten en uitgaven opgenomen.
In de Miljoenennota is, om het zicht op de structurele ontwikkeling van het feitelijk tekort en het EMU-saldo niet te verstoren, de opbrengst van de veiling van de UMTS-frequenties weergegeven in een voetnoot.
Hoe verhoudt de al hier genoemde hoogte van de staatsschuld ultimo 2000 (f 417.8 miljard) zich tot de in MN 2001 genoemde bedragen (407 miljard) (blz. 5)?
Het verschil heeft betrekking op het onderscheid tussen uitstaande schuld en de schuld volgens de EMU definitie. Dit blijkt onder andere uit tabel 10.3 (in de bijlage) van de MN. De uitstaande schuld, zoals in die tabel weergegeven is: 406,5 miljard gevestigde schuld + 11,5 miljard vlottende schuld. Dit totaal, 418 miljard, is gemeld in begroting IXA (tussen de bedragen zit een klein afrondingsverschil). Door in tabel 10.3 (in de bijlage) van de Miljoenennota bij het cijfer van de uitstaande schuld post 3 «overige» op te tellen, wordt de schuld volgens de EMU definitie berekend. Deze is 407 miljard.
Kan grafiek 4 worden aangevuld met de jaren 1990 tot 2000? (blz. 8)
Voorafgaand aan 1998 werd niet de duration, maar de gemiddelde resterende looptijd berekend en gepresenteerd. Bijgaande tabel bevat de beschikbare gegevens.
Gemiddelde resterende looptijd gevestigde schuld en duration
1991 | 1992 | 1993 | 1994 | 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gem. resterende looptijd | 5,6 | 6,3 | 6,8 | 6,9 | 6,9 | 6,4 | 5,9 | 6,5 | 6,5 |
Duration | 4,3 | 4,4 |
De overheid streeft naar een iets korter gefinancierde schuldportefeuille. Wat is dan de oorzaak voor de oplopende duration 2001–2002 en licht oplopend na 2003? (blz. 8)
Cruciaal voor het verloop van grafiek 4 zijn de veronderstellingen met betrekking tot de financieringsbehoefte en het uitgiftebeleid (genoemd op pagina 7). In samenspel met de verwachte rente (de duration wordt namelijk mede bepaald door de rente) bepalen deze variabelen de verwachte duration bij ongewijzigd beleid, die in grafiek 4 is weergegeven. Zoals op pagina 7 vermeld, zal met het daadwerkelijk te voeren emissiebeleid worden gestreefd naar een doelportefeuille met een beperkt lagere duration en een iets hogere cash flow at risk dan in het verleden gebruikelijk was.
Wat is de omvang van de renteswaps bij de in voetnoot 1 genoemde landen? Welk financieel voordeel (absoluut en relatief) is er behaald? (blz. 9)
De omvang van het voordeel dat door buitenlandse overheden is behaald met swaps is onbekend. Omwille van de marktgevoeligheid van deze informatie is gedetailleerd inzicht moeilijk te verkrijgen. Het gebruik van swaps zal aan de orde zijn als de financieringsbehoefte minder is dan 20 miljard euro per jaar. Swaps kunnen dan worden ingezet om het risicoprofiel in de gewenste richting te sturen (lagere duration en hogere cash flow at risk). In een voor het einde van het jaar aan de Kamer te zenden nota zal nader worden ingegaan op dit instrument, het gebruik in andere landen, en de ermee samenhangende voordelen voor het financieringsbeleid.
Kan de regering aangeven in hoeverre er gebruik gemaakt zal gaan worden van renteswaps? Welke omvang en voor welke resterende looptijd wordt er geswapt? Welke invloed is er op het verwachte risicoprofiel? (blz. 9)
Zie het antwoord op vraag 6.
Wat is de verwachte omvang van de besparing gegeven het risicoprofiel?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kan tabel 4 worden aangevuld met gewijzigde aflossingsverplichtingen als gevolg van de omruiloperatie? (blz. 10)
Tabel 4 is in de gevraagde gewijzigde vorm opgesteld.
Tabel 4. (gewijzigd) Schuld-, rente- en aflossingseffecten van de omruiloperatie (in miljarden guldens)
Schuld | Rente | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Omruil | 1999 | 2000 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 e.v. |
15 juli 1999 | 1,0 | – 0,2 | – 0,4 | – 0,4 | 0,1 | 0,1 | |||
16 september 1999 | 3,0 | – 0,1 | – 0,4 | – 0,4 | – 0,4 | – 0,4 | – 0,4 | – 0,7 | |
14 oktober 1999 | 0,2 | – 0,1 | – 0,1 | ||||||
11 november 1999 | 0,6 | – 0,1 | – 0,1 | – 0,1 | – 0,1 | – 0,1 | 0,1 | ||
10 februari 2000 | 1,0 | – 0,2 | |||||||
16 maart 2000 | 0,1 | ||||||||
Totaal | 4,8 | 1,1 | – 0,3 | – 1,0 | – 1,0 | – 0,6 | – 0,4 | – 0,4 | – 0,9 |
Aflossingen | |||||||||
Totaal effect aflossingen | – 2,3 | 4 | 0 | 4.2 |
Kan de regering de rente-voordelen en verlaging EMU-schuld als gevolg van het geïntegreerd middelenbeheer kwantificeren, uitgesplitst naar agentschappen; sociale fondsen en ZBO's? (blz. 13)
De EMU-schuld is een bruto schuldbegrip. Dat wil zeggen dat voor de bepaling van de EMU-schuld wordt gekeken naar de schuldpositie van de overheid zonder dat hierbij wordt gesaldeerd voor aangehouden spaar- of rekening courant tegoeden. Indien de financiële middelen van agentschappen, sociale fondsen en ZBO's bij het Rijk worden aangehouden, betekent dit dat de financieringsbehoefte van het Rijk daalt en dus dat de schuld omlaag gaat. Het geïntegreerd middelenbeheer leidt dus tot een lagere EMU-schuld. De omvang van dit effect is niet goed te kwantificeren omdat de hoeveelheid aangehouden middelen sterk fluctueert.
Het geïntegreerd middelenbeheer leidt verder tot belangrijke doelmatigheidsvoordelen ten opzichte van de situatie waarin financiële middelen van instellingen niet worden geïntegreerd in het Rijk. Dit voordeel bestaat uit een besparing van rentelasten doordat het Rijk minder lange middelen behoeft aan te trekken als gevolg van de integratie met de schatkist van de veelal kort uitstaande tegoeden van de instellingen. Ten aanzien van de leenfaciliteit waar een deel van de instellingen gebruik van kan maken, geldt dat de Staat goedkoper kan inlenen dan particuliere banken. De omvang van de hier genoemde voordelen hangt af van een aantal factoren, waaronder met name het verschil tussen korte en lange rente, en kan van jaar op jaar belangrijk fluctueren. Het is daarom niet mogelijk om dit voordeel te kwantificeren en nader uit te splitsen.
Kan de intering op uitzettingen ultimo 1999 van 6.7 mrd nader worden toegelicht? (blz. 5 en 24)
De genoemde post intering uitzetting 1999 betreft het saldo dat de sociale fondsen aanhouden in de schatkist, alsmede een beperkte overfunding.
Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), De Vries (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Marijnissen (SP), Kamp (VVD), Giskes (D66), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Vendrik (GroenLinks), Wijn (CDA), Stroeken (CDA), Remak (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Kuijper (PvdA) en Dijsselbloem (PvdA).
Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Wilders (VVD), Van Oven (PvdA), De Wit (SP), Patijn (VVD), Schimmel (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Blok (VVD), Dankers (CDA), Rabbae (GroenLinks), Van den Akker (CDA), Hillen (CDA), Hessing (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Timmermans (PvdA) en Hindriks (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27400-IXA-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.