nr. 14
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2001
Op 18 en 19 januari heb ik te Willemstad besprekingen gevoerd met een
delegatie van de Nederlands-Antilliaanse regering onder leiding van Minister-president
M. A. Pourier. De besprekingen resulteerden in de ondertekening van een samenwerkingsprotocol
op het terrein van onderwijs en een gezamenlijke slotverklaring (zie bijlage)1. In de slotverklaring zijn nadere afspraken vastgelegd
over de besteding van de reguliere samenwerkingsmiddelen in 2001 en van de
extra sociale steun. Met de Antilliaanse regering zijn positieve besprekingen
gevoerd over een tijdelijke oplossing voor het Solidariteitsfonds, de staatkundige
verhoudingen en de voortgang van het IMF-programma.
Beide regeringen benadrukten het grote belang van een vervolg-aanpassingsprogramma
dat in maart 2001 met het IMF moet worden overeengekomen. Een nieuw akkoord
met het IMF is afhankelijk van de voortgang van het huidige IMF-programma.
In dit verband is gesproken over de achterstanden die in november en december
2000 zijn ontstaan bij de uitvoering van het IMF-programma. De achterstanden
worden zo spoedig mogelijk ingelopen. Het IMF zal vanaf 28 februari een
twee weken durend bezoek brengen aan de Nederlandse Antillen waarbij het beoogde
akkoord over een vervolgprogramma aan de orde komt.
De Antilliaanse regering heeft op 16 december 2000 een eerste overleg
gevoerd met de eilandgebieden over de staatkundige verhoudingen. Dit overleg
zal in 2001 onder leiding van de minister van Binnenlandse Zaken, mw. Rafael
worden voortgezet. Zij wil zich hierbij met name richten op de oplossing van
thans bestaande problemen die een efficiënt bestuur in de weg staan.
De Nederlandse regering respecteert deze aanpak en heeft technische ondersteuning
aangeboden ten behoeve van de interne Antilliaanse discussie en beleidsvorming.
De ondertekening van het onderwijsprotocol markeert het begin van een
meerjarige samenwerking ten behoeve van het funderenden beroepsonderwijs en
de institutionele ondersteuning van de onderwijsdirectie en eilandelijke
onderwijsdiensten. Het protocol behelst op korte termijn de financiering –
voor 2001 van maximaal NLG 21 miljoen – van onderwijsvernieuwing voor
het funderend en beroepsonderwijs en de instelling van een programmabureau.
De hoofdlijnen, die in het protocol zijn vastgelegd, worden in het eerste
half jaar van 2001 verder uitgewerkt tot een volwaardig meerjarenprogramma.
Het onderwijsprotocol is een resultaat van het nieuwe samenwerkingsbeleid,
zoals uiteengezet in de nota «Toekomst in Samenwerking». Het vormt
de grondslag voor een programmatische aanpak op een van de prioritaire sectoren
van de samenwerking. Er zijn tevens nadere afspraken gemaakt om ook voor de
andere twee sectoren, duurzame economische ontwikkeling en kwaliteit van bestuur
te komen tot programma's.
De reguliere samenwerkingsmiddelen zullen in 2001 voor het merendeel worden
aangewend voor de financiering van reeds in uitvoering zijnde projecten. Er
is daarnaast financiële ruimte voor het financieren van nieuwe projecten.
Met de Antilliaanse regering is een eerste prioriteitstelling overeengekomen
voor de invulling van de financiële ruimte. De bovengenoemde financiering
in het kader van het onderwijsprotocol maakt daar onderdeel van uit. De projecten
die bijdragen aan het Antilliaanse hervormingsbeleid of die aansluiten bij
de prioritaire sectoren duurzame economische ontwikkeling en kwaliteit van
bestuur hebben prioriteit. In de bijlage bij de slotverklaring is een lijst
met projecten opgenomen die met voorkeur voor financiering in aanmerking komen.
De goedkeuring van de projecten is afhankelijk van de kwaliteit van de projectdossiers
die door Antilliaanse regering worden aangeboden.
Ten aanzien van de invulling van de extra steun van 20 miljoen voor sociale
maatregelen, waartoe tijdens het politieke overleg van 31 augustus 2000 was
besloten, is overeengekomen de uitbreiding te financieren van de opvang voor
drugsverslaafden, Brasami, alsmede leer-werktrajecten bij de olieraffinaderij
Isla, en de sociale werkplaats.
De besprekingen over een tijdelijke oplossing voor het Solidariteitsfonds
kenmerkten zich door een grote mate van overeenstemming. Beide regeringen
beschouwen het interim-advies van de commissie Havermans als een goede basis
voor een tijdelijke oplossing. Na bespreking in de Raad van Ministers zal
de Antilliaanse regering reageren op een Nederlands voorstel.
Nederland is bereid om, conform het advies Havermans, de bijdrage aan
het Solidariteitsfonds te indexeren (verhoging met Naf 2,2 miljoen) onder
de voorwaarden dat het land de begrotingen van de eilanden vaststelt en de
eilanden begrotingen indienen waarvan het tekort niet hoger is dan de vastgestelde
bijdrage uit het Solidariteitsfonds.
Tevens is Nederland bereid, conform een hiertoe strekkend verzoek van
de Antilliaanse regering, een gedeelte te financieren van de voorgestelde
indexering van de Antilliaanse bijdrage aan het Solidariteitsfonds. Eerder
was reeds overeengekomen dat Nederland ook de kosten zal dragen van het door
de commissie Havermans voorgestelde vervolgonderzoek.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. M. de Vries