27 289
Wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtiging)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 maart 2001

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt na «op vordering van de officier van justitie» ingevoegd: , dan wel ambtshalve bij de beslissing op diens vordering tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging.

B

Artikel I, onderdeel C, wordt gewijzigd als volgt.

1. In artikel 14a, vijfde lid, eerste volzin, wordt «na overleg met» vervangen door «met instemming van», wordt «degene» vervangen door «de psychiater» en vervalt «in deze paragraaf».

2. Artikel 14b, tweede lid, komt te luiden:

2. Het bij de artikelen 37, eerste lid, derde volzin, en 56, eerste lid, onderdelen a tot en met c, tweede lid, onderdelen b en c, en derde lid, alsmede het krachtens artikel 37, vierde lid, en artikel 56, vierde lid, omtrent het patiëntendossier bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

3. Artikel 14b, derde lid, komt te luiden:

3. De betrokkene of de behandelaar kan de officier van justitie verzoeken de beslissing van de rechter omtrent het wijzigen van de voorwaarden of het aanwijzen van een andere behandelaar te vorderen. Het verzoek wordt schriftelijk gedaan.

4. Aan artikel 14b worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. De officier van justitie vordert na ontvangst zo spoedig mogelijk de beslissing van de rechter.

5. De rechter kan op vordering van de officier van justitie de voor- waarden wijzigen of een andere behandelaar aanwijzen. De artikelen 8 en 14a, zesde tot en met achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

5. Aan artikel 14c, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De vordering tot het verlenen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging wordt ingesteld tijdens de zesde of vijfde week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende machtiging.

6. Artikel 14d, eerste lid, derde volzin, wordt vervangen door: De opneming geschiedt niet dan nadat de behandelaar de betrokkene in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, en niet dan met instemming van een psychiater die de betrokkene met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Deze psychiater verschaft aan de behandelaar een schriftelijke verklaring ter zake van zijn instemming.

7. In artikel 14e, eerste lid, eerste volzin, wordt «de beslissing van de behandelaar» vervangen door: de beslissing van de behandelaar tot opneming.

8. In artikel 14e, eerste lid, tweede volzin, wordt «de beslissing van de behandelaar» vervangen door: de beslissing van de behandelaar en een afschrift van de verklaring, bedoeld in artikel 14d, eerste lid.

9. Aan artikel 14e, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 49, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

10. Artikel 14f, aanhef en onder a, komt te luiden:

Artikel 14d, eerste lid, vindt geen toepassing indien:

a. de in artikel 14g, eerste lid, bedoelde verklaring, al dan niet na toepassing van artikel 14g, vierde lid, is verschaft;.

11. In artikel 14f vervallen, onder vervanging van de komma door een punt aan het eind van onderdeel b, «of» en onderdeel c.

12. Artikel 14g, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: De behandelaar verschaft aan de betrokkene, indien deze niet langer in zijn geestvermogens is gestoord of gevaarlijk is, in het geval, bedoeld in artikel 14f, onderdeel b, of indien de rechter na toepassing van artikel 14g, vierde lid, zulks heeft bevolen, een schriftelijke verklaring ter zake.

13. In artikel 14g, eerste lid, vervalt de derde volzin.

14. In artikel 14g, tweede lid, vervalt «schriftelijk».

15. In artikel 14g, derde lid, vervalt de eerste volzin.

C

Na artikel I, onderdeel C, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ca

In artikel 15, eerste lid, wordt na «op vordering van de officier van justitie» ingevoegd: , dan wel ambtshalve bij de beslissing op diens vordering tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging.

Cb

Artikel 45, derde lid, komt te luiden:

3. Aan het verlof kunnen voorwaarden betreffende de behandeling of het gedrag van de patiënt, voorzover dit gedrag het gevaar voortvloeiend uit de stoornis van de geestvermogens, beïnvloedt, worden verbonden. De voorwaarden mogen de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging dan wel de staatkundige vrijheid niet beperken. De geneesheer-directeur verleent slechts verlof indien de patiënt zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden.

D

Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 47, tweede lid, eerste volzin, wordt «derde lid, laatste volzin» vervangen door: derde lid.

E

Artikel I, onderdeel E, wordt gewijzigd als volgt.

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt «het ontslag van de patiënt uit het ziekenhuis verzoeken» vervangen door: het voorwaardelijk ontslag of het ontslag van de patiënt uit het ziekenhuis verzoeken.

2. Na onderdeel 2 worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

3. Onder vernummering van het tiende lid tot het elfde lid wordt een nieuw tiende lid ingevoegd, luidende:

10. Indien een beschikking tot ontslag onder voorwaarden wordt genomen, is artikel 45, eerste lid, tweede volzin, derde, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

4. In het elfde lid, eerste volzin, wordt «ontslag» vervangen door: ontslag onder voorwaarden dan wel ontslag .

5. In het elfde lid, tweede volzin, wordt «negende lid is» vervangen door: negende en tiende lid zijn .

F

Artikel I, onderdeel F, onder 2, komt te luiden:

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. een afschrift van een beslissing van de behandelaar en een afschrift van een verklaring als bedoeld in artikel 14d, eerste lid, alsmede een afschrift van de rechterlijke beschikking, houdende een voorwaardelijke machtiging;.

G

Na artikel I, onderdeel H, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ha

In artikel 70, eerste lid, wordt na het tweede gedachtenstreepje ingevoegd:

– geen gevolg geeft aan een beschikking van de rechter, houdende een bevel tot het verschaffen van een verklaring als bedoeld in artikel 14g, eerste lid;.

H

In artikel I, onderdeel I, onder 2, wordt «is van toepassing» vervangen door «van toepassing» en wordt «artikel 14b, tweede lid,» vervangen door: artikel 14b, derde lid,.

I

Na artikel I wordt onder vernummering van artikel II tot artikel III een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL II

In de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht, onderdeel H, onder 1, wordt «De artikelen 20, eerste lid, 38, 39 en 40» vervangen door: De artikelen 14d, eerste lid, 14g, eerste lid, 20, eerste lid, 38, 39 en 40 .

Toelichting

Algemeen

Mede naar aanleiding van de opmerkingen en vragen in het verslag van de vaste kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 november 2000 betreffende het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen in verband met de voorwaardelijke machtiging (Kamerstukken II 2000/01, 27 289, nr. 5) stelt de regering enkele wijzigingen van het wetsvoorstel voor. Deze wijzigingen worden nader toegelicht in het artikelsgewijs deel van deze toelichting en in de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdeel A

Met het voorstel tot aanpassing van artikel 2 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) wordt aangesloten bij de redactie van het voorgestelde artikel 14a, eerste lid.

Onderdeel B

Door in het voorgestelde artikel 14a, vijfde lid, «na overleg met» te vervangen door «met instemming van», wordt aangesloten bij de redactie in artikel 14b, eerste lid (subonderdeel 1). Hoewel zulks ook uit het voorgestelde artikel 14a, achtste lid, kan worden afgeleid, wordt hiermee zekergesteld dat het behandelingsplan in overeenstemming met de patiënt dient te worden opgesteld.

Voorts is, teneinde tot uitdrukking te brengen dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de in het kader van een voorwaardelijke machtiging toe te passen behandeling bij een psychiater berust, een daartoe strekkende wijziging van het voorgestelde artikel 14a, vijfde lid, eerste volzin, opgenomen in subonderdeel 1. Omdat het begrip «behandelaar» niet alleen in de nieuw ingevoegde 1a zal voorkomen, zijn bij deze gelegenheid eveneens in subonderdeel 1 de woorden «in deze paragraaf» komen te vervallen.

In subonderdeel 2 wordt artikel 14b, tweede lid, in die zin aangevuld dat een aantal van de in de artikelen 37 en 56 opgenomen regels van de Wet Bopz met betrekking tot het patiëntendossier van overeenkomstige toepassing zijn. Deze aanvulling is nodig om de desbetreffende uitvoeringsregels in het Besluit patiëntendossier Bopz, bedoeld in artikel 14b, tweede lid, van het voorliggende wetsvoorstel, van overeenkomstige toepassing te kunnen laten zijn.

De subonderdelen 3 en 4 regelen dat ook de beslissing van de rechter inzake het wijzigen van de voorwaarden of het aanwijzen van een andere behandelaar geschiedt op vordering van de officier van justitie.

Het is gewenst dat de vordering ter verkrijging van een nieuwe voorwaardelijke machtiging ruim vóór expiratie van een nog lopende machtiging wordt ingesteld. Een daartoe strekkende bepaling is analoog aan artikel 17, eerste lid, van de Wet Bopz opgenomen in subonderdeel 5.

In het voorgestelde artikel 14d, eerste lid, is bepaald dat een behan- delaar een beslissing tot opneming niet neemt dan na overleg met de betrokkene. Op dit punt stelt de regering een aanpassing voor. Om te voorkomen dat opneming niet mogelijk is omdat de betrokkene zich onttrekt aan overleg of dat overleg anderszins niet mogelijk is, is in sub- onderdeel 6 bepaald dat de behandelaar, alvorens hij de beslissing tot opneming neemt, de betrokkene in de gelegenheid stelt om te worden gehoord. Als de betrokkene niet van die gelegenheid gebruik maakt, verhindert dat niet dat de behandelaar de betrokkene laat opnemen.

Voorts schrijft artikel 14d, eerste lid, van het wetsvoorstel voor dat de behandelaar de betrokkene niet doet opnemen dan met instemming van een niet bij de behandeling betrokken psychiater die betrokkene met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Naar de opvatting van de regering moet deze bepaling voor wat betreft het door de psychiater te verrichten onderzoek zo worden uitgelegd dat hij de betrokkene zo enigszins mogelijk onderzoekt. Dit sluit aan bij de rechtspraak inzake het onderzoek dat voorafgaat aan de afgifte van de geneeskundige verklaring, bedoeld in artikel 5 van de Wet Bopz (HR 6 november 1998, NJ 1999,103; HR 24 september 1999, kBJ 1999, 54). Hiermee is niet uitgesloten dat de psychiater in een situatie waarin het voor hem niet mogelijk is om de betrokkene te onderzoeken, toch instemt met een voornemen van de behandelaar om de betrokkene te doen opnemen.

In het wetsvoorstel is thans niet bepaald op welke wijze blijk moet wordt gegeven van de instemming van een niet bij de behandeling betrokken psychiater. Het komt de regering wenselijk voor om te bepalen dat deze psychiater aan de behandelaar een schriftelijke verklaring ter zake verschaft. Een daartoe strekkende wijziging is in subonderdeel 6 opgenomen. In samenhang hiermee is in subonderdeel 8 bepaald dat een afschrift van deze verklaring wordt gevoegd bij het verzoek, bedoeld in het voorgestelde artikel 14e, eerste lid.

Door de wijziging van het nieuwe artikel 14e, eerste lid, in subonderdeel 7 is verduidelijkt dat het daarin bedoelde verzoek betrekking heeft op een beslissing van de behandelaar tot opneming.

Krachtens artikel 49, zesde lid, van de Wet Bopz is de officier van justitie bevoegd om in bepaalde gevallen geen gevolg te geven aan een verzoek om een beslissing van de rechter te vorderen in geval van een afwijzende beslissing van de geneesheer-directeur op een ontslagverzoek. Hierbij kan bij voorbeeld worden gedacht aan een geval waarin een persoon een verzoek doet, terwijl deze persoon niet daartoe bevoegd is. Het ligt in de bedoeling van de regering dat deze bepaling ook geldt bij een verzoek als bedoeld in artikel 14e, eerste lid, van het wetsvoorstel. Subonderdeel 9 beoogt daarin te voorzien.

De subonderdelen 10 en 11 betreffen redactionele aanpassingen.

In subonderdeel 12 is naar analogie van de in artikel 48 opgenomen ontslagregeling bepaald dat de behandelaar ook een verklaring afgeeft indien de geldigheidsduur van de voorwaardelijke machtiging is verstreken of indien de rechter heeft bevolen tot het verstrekken van een verklaring.

Subonderdeel 13 ziet op het laten vervallen van de eis dat bij het verstrekken van de verklaring, bedoeld in het voorgestelde artikel 14g, eerste lid, de instemming van een niet bij de behandeling betrokken psychiater is vereist. Deze eis was ingegeven door het aanvankelijke standpunt dat de behandelaar niet noodzakelijk een psychiater behoefde te zijn.

Voor een toelichting op subonderdeel 14 zij kortheidshalve verwezen naar de toelichting op onderdeel E.

Subonderdeel 15 strekt tot het laten vervallen van het nieuwe artikel 14g, derde lid, eerste volzin. Bij nader inzien is dit, ook gelet op de aanpassing in subonderdeel 10, geen adequate bepaling.

Onderdeel C

Zoals in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel en in de nota naar aanleiding van het verslag is uiteengezet, acht de regering het wenselijk dat de rechter de mogelijkheid heeft om ambtshalve een andere machtiging te verlenen dan de machtiging die door de officier van justitie is gevorderd. Een daartoe strekkende bepaling is opgenomen in de voorgestelde wijziging van artikel 2 van de Wet Bopz en het voorstel voor een nieuw artikel 14a, eerste lid. Echter, teneinde het voor de rechter in voorkomende gevallen ook mogelijk te maken om bij een vordering tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging ambtshalve een machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen, zal ook artikel 15 van de Wet Bopz moeten worden aangepast. Het ingevoegde onderdeel Ca beoogt daarin te voorzien. In het ingevoegde onderdeel Cb is de redactie van artikel 45, derde lid, van de Wet Bopz afgestemd met artikel 14a, zevende en achtste lid, van het wetsvoorstel.

Onderdeel D

In dit onderdeel wordt in verband met het ingevoegde onderdeel Cb de verwijzing in artikel 47, tweede lid, van de Wet Bopz aangepast.

Onderdeel E

Een verzoek als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de Wet Bopz kan aangemerkt worden als een aanvraag tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit artikel 4:1 van de Awb volgt dat een dergelijke aanvraag schriftelijk wordt ingediend. Er is dan ook geen aanleiding om het woord «schriftelijk» in te voegen in artikel 49, eerste lid. Subonderdeel 1 strekt er toe dit woord te laten vervallen. Om dezelfde reden is dit woord in onderdeel B, subonderdeel 14, ook geschrapt in het voorgestelde artikel 14g, tweede lid.

In artikel I, onderdeel E, van het voorstel van wet wordt de mogelijkheid geschapen om ook bij een weigering van een voorwaardelijk ontslag in beroep te gaan bij de rechter. De rechter kan bij het beroep tegen een weigering om voorwaardelijk ontslag of ontslag verlenen, dit beroep ongegrond verklaren of alsnog een bevel tot voorwaardelijk ontslag of ontslag geven. Indien hij een bevel tot voorwaardelijk ontslag geeft, is in subonderdeel 2 bepaald dat de bepalingen ter zake van het voorwaardelijk ontslag door de geneesheer-directeur van overeenkomstige toepassing zijn.

In verband met de hier doorgevoerde vernummering is het (tot elfde lid vernummerde) tiende lid in de subonderdelen 4 en 5 dienovereenkomstig aangepast.

Onderdeel F

De aanpassing van het nieuwe onderdeel c in artikel 53, tweede lid, houdt verband met de aangebrachte wijzigingen in artikel 14d, eerste lid (onderdeel B, subonderdeel 6).

Onderdeel G

In het ingevoegde onderdeel Ha is voorzien in een strafbepaling voor het geval dat de behandelaar geen verklaring als bedoeld in het voorgestelde artikel 14g, eerste lid, verschaft, terwijl de rechter wel een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.

Onderdeel H

Deze wijziging heeft betrekking op het herstel van twee verschrijvingen.

Onderdeel I

Een beslissing of een verklaring van de behandelaar op grond van artikel 14d, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 14g, eerste lid, kan worden gekwalificeerd als een besluit in de zin van de Awb. Dit geldt voor meer beslissingen van organen die krachtens de Wet Bopz zijn genomen (zie bij voorbeeld de beslissing van de geneesheer-directeur uit hoofde van hoofdstuk IV). Tegen zodanige beslissingen staat echter geen beroep bij de bestuursrechter open (zie artikel 7:1 juncto artikel 8:5 van de Awb en de bij de Awb behorende bijlage). De reden hiervoor is gelegen in de wens om het rechtsbeschermingsstelsel van de Wet Bopz te handhaven; van oudsher is in dit stelsel de burgerlijke rechter bevoegd om te oordelen over bepaalde beslissingen die krachtens de Wet Bopz worden genomen. Onder meer om samenloop met de Awb te voorkomen, is er voor gekozen om de rechtsbescherming die de Awb biedt, niet van toepassing te laten zijn op deze beslissingen. Voor een nadere uiteenzetting ter zake zij kortheidshalve verwezen naar de memorie van toelichting op het wetsvoorstel voor de Aanpassingswet Awb III (Kamerstukken II 1992/93, 23 258, nr. 3, p. 10 en 70).

In artikel 14e en artikel 14g, vierde lid, van het wetsvoorstel is de toegang tot de burgerlijke rechter gewaarborgd, ingeval de behandelaar een beslissing tot opneming als bedoeld in 14d, eerste lid, of een beslissing tot afwijzing van de afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 14g, eerste lid, heeft genomen. Het is in lijn met het bovenstaande om tegen dergelijke beslissingen van de behandelaar geen beroep bij de bestuursrechter open te stellen. Daartoe zullen de voorgestelde artikelen 14d, eerste lid, en 14g, eerste lid, moeten worden ingevoegd in de bijlage bij de Awb. Het in onderdeel I nieuw ingevoegde artikel II beoogt daarin te voorzien.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven