27 289
Wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtigingen)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende de Wijziging van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (voorwaardelijke machtigingen).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

15 september 2000

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat uit evaluatie van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen is gebleken dat er behoefte bestaat aan een wettelijke mogelijkheid patiënten buiten de inrichting te behandelen ter afwending van gevaar dat zonder behandeling slechts in een inrichting kan worden afgewend;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt na «op vordering van de officier van justitie» ingevoegd:, dan wel bij een beslissing op diens vordering tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging.

B

In artikel 14 wordt na «de verklaringen, bedoeld in artikel 5» ingevoegd: en artikel 14a, vierde lid.

C

Na artikel 14 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1a. Voorwaardelijke machtiging

Artikel 14a

1. De rechter kan, op vordering van de officier van justitie dan wel ambtshalve bij de beslissing op diens vordering tot het verlenen van een voorlopige machtiging of een machtiging tot voortgezet verblijf, met betrekking tot een persoon die gestoord is in zijn geestvermogens en twaalf jaar of ouder is, een voorwaardelijke machtiging verlenen.

2. Een voorwaardelijke machtiging kan slechts worden verleend, indien naar het oordeel van de rechter:

a. de stoornis van de geestvermogens betrokkene gevaar doet veroorzaken, en

b. het gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een zwakzinnigeninrichting of een verpleeginrichting, slechts door het stellen en naleven van voorwaarden kan worden afgewend.

3. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.

4. Bij een verzoek, gericht op het verkrijgen van een voorwaardelijke machtiging, moet worden overgelegd een verklaring van een psychiater die de betrokkene met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit de verklaring dient te blijken dat de persoon op wie de verklaring betrekking heeft, gestoord is in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in het tweede lid zich voordoet. De verklaring verschaft inzicht in de actuele geestelijke gezondheidstoestand van de betrokkene. De verklaring is met redenen omkleed en ondertekend. Artikel 5, derde tot en met zesde lid, en de artikelen 6 tot en met 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

5. De rechter verleent een voorwaardelijke machtiging slechts indien een behandelingsplan wordt overgelegd dat na overleg met de betrokkene door degene die verantwoordelijk zal zijn voor de behandeling, in deze paragraaf verder te noemen de behandelaar, is opgesteld. Het behandelingsplan bevat de therapeutische middelen die zullen worden toegepast teneinde buiten de inrichting het gevaar af te wenden. Het behandelingsplan regelt de wijze waarop de behandelaar er op toeziet dat het gevaar buiten de inrichting wordt afgewend. Het krachtens artikel 38, derde lid, omtrent het behandelingsplan, bedoeld in artikel 38, eerste lid, bepaalde is op dit behandelingsplan van overeenkomstige toepassing. Zo mogelijk wordt mededeling gedaan van het psychiatrisch ziekenhuis dat bereid is de betrokkene op te nemen als deze de voorwaarden niet naleeft of het gevaar niet langer buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend door de naleving van de voorwaarden.

6. Het verlenen van een voorwaardelijke machtiging geschiedt in elk geval onder de voorwaarde dat betrokkene zich onder behandeling stelt van de behandelaar, overeenkomstig het overgelegde behandelingsplan.

7. Naast de in het zesde lid bedoelde voorwaarde kan de rechter bij de voorwaardelijke machtiging voorwaarden stellen betreffende het gedrag van de betrokkene, voorzover dit gedrag het gevaar, voortvloeiend uit de stoornis van de geestvermogens, beïnvloedt. De voorwaarden mogen de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging dan wel de staatkundige vrijheid niet beperken.

8. De rechter geeft slechts toepassing aan het eerste lid, indien de betrokkene zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden.

Artikel 14b

1. Het behandelingsplan kan met instemming van de betrokkene door de behandelaar worden gewijzigd. Afschrift van een gewijzigd behandelingsplan wordt terstond gezonden aan de griffier van de rechtbank die de voorwaardelijke machtiging heeft verleend, en aan de officier van justitie bij die rechtbank.

2. Het krachtens artikel 37, vierde lid en artikel 56, vierde lid, omtrent het patiëntendossier bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

3. De rechter kan op verzoek van de betrokkene of van de behandelaar of op vordering van de officier van justitie de overige voorwaarden aanvullen of wijzigen, dan wel een andere behandelaar aanwijzen. De artikelen 8 en 14a, zesde tot en met achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14c

1. Een voorwaardelijke machtiging heeft een geldigheidsduur van ten hoogste zes maanden na haar dagtekening, onverminderd de artikelen 14f en 14g.

2. De rechter kan op vordering van de officier van justitie telkens een nieuwe voorwaardelijke machtiging verlenen met een geldigheidsduur van ten hoogste een jaar, onverminderd de artikelen 14f en 14g.

3. Een nieuwe voorwaardelijke machtiging wordt slechts verleend indien naar het oordeel van de rechter de stoornis van de geestvermogens van de betrokkene ook na het verloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging aanwezig zal zijn en deze stoornis de betrokkene ook dan gevaar zal doen veroorzaken en het afwenden van het gevaar een nieuwe voorwaardelijke machtiging vereist.

4. De personen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, alsmede de behandelaar kunnen de officier van justitie bij de rechtbank die de voorwaardelijke machtiging heeft afgegeven, schriftelijk verzoeken een vordering in te stellen tot het verlenen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging.

5. Bij de vordering moet worden overgelegd een verklaring van een psychiater die betrokkene met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was, waaruit blijkt dat het geval, bedoeld in het derde lid, zich voordoet. Tevens wordt door de behandelaar een beschrijving overgelegd van de geestelijke en lichamelijke toestand van de betrokkene, van de op hem toegepaste behandeling en de effecten daarvan.

6. De vordering tot verlening van een nieuwe voorwaardelijke machtiging wordt ingesteld tijdens de zesde of de vijfde week voor het einde van de geldigheidsduur van de lopende machtiging.

7. De artikelen 7, 8, 9, 10, eerste lid, 14a en 14b zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14d

1. De behandelaar doet de betrokkene opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis, indien buiten de inrichting het gevaar niet langer kan worden afgewend door de naleving van de voorwaarden. De behandelaar kan de betrokkene doen opnemen, wanneer deze de gestelde voorwaarden niet naleeft of op verzoek van de betrokkene. De opneming geschiedt niet dan na overleg met de betrokkene en met instemming van een psychiater die de betrokkene met het oog daarop kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was.

2. De opneming geschiedt voor ten hoogste de termijn van de resterende geldigheidsduur van de voorwaardelijke machtiging, welke van de beslissing van de behandelaar af geldt als voorlopige machtiging. De behandelaar stelt de betrokkene uiterlijk vier dagen na zijn beslissing tot opneming daarvan schriftelijk in kennis onder mededeling van de redenen van de beslissing. Een afschrift van de mededeling wordt gezonden aan de officier van justitie bij de rechtbank die de voorwaardelijke machtiging heeft verleend.

3. De personen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, kunnen de behandelaar verzoeken toepassing te geven aan het eerste lid.

4. De geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis doet van de opneming mededeling aan de griffier van de rechtbank die de voorwaardelijke machtiging heeft verleend.

5. De artikelen 10, tweede lid, en 12, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14e

1. Met betrekking tot de beslissing van de behandelaar staat voor de betrokkene en voor ieder van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde personen de mogelijkheid open de officier van justitie te verzoeken de beslissing van de rechter te vorderen. Het verzoek wordt schriftelijk gedaan; bij het verzoek wordt gevoegd een afschrift van de beslissing van de behandelaar.

2. De inspecteur geeft desgevraagd of eigener beweging aan de officier van justitie schriftelijk zijn oordeel over de beslissing van de behandelaar.

3. De officier van justitie vordert na ontvangst van het verzoek met de bijbehorende stukken zo spoedig mogelijk de beslissing van de rechter. Aan de verzoeker wordt schriftelijk medegedeeld dat de vordering is ingesteld.

4. Artikel 49, zevende en negende lid, is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het voorschrift dat het verzoek wordt behandeld door de meervoudige kamer van de arrondissementsrechtbank.

Artikel 14f

Artikel 14d, eerste lid, vindt geen toepassing indien:

a. de in artikel 14g, eerste lid, bedoelde verklaring is verschaft;

b. de geldigheidsduur van de voorwaardelijke machtiging is verstreken, tenzij voor het einde van de termijn een vordering is ingesteld tot het verlenen van een aansluitende machtiging, zolang niet op die vordering afwijzend is beschikt en zolang de termijn voor het geven van de beschikking niet is verstreken, of

c. door de rechter na toepassing van artikel 14g het verschaffen van een verklaring is bevolen.

Artikel 14g

1. De behandelaar verschaft aan de betrokkene, indien deze niet langer in zijn geestvermogens is gestoord of gevaarlijk is, een schriftelijke verklaring daaromtrent. Artikel 45, eerste lid, laatste volzin, is van overeenkomstige toepassing. De verklaring wordt niet verschaft dan met instemming van een psychiater die betrokkene met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was.

2. De betrokkene, ieder van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde personen alsmede de inspecteur en de officier van justitie in wier ambtsgebied de woonplaats van de betrokkene is gelegen, kunnen aan de behandelaar schriftelijk verzoeken een verklaring als bedoeld in het eerste lid, te verschaffen.

3. De behandelaar beslist op het verzoek met inachtneming van het eerste lid en overeenkomstige toepassing van artikel 14f, onder b en c. De beslissing op het verzoek wordt aan de inspecteur medegedeeld. Voor de toepassing van het vierde lid wordt met een afwijzende beslissing van de behandelaar gelijkgesteld het niet beslissen binnen twee weken na ontvangst van het verzoek.

4. In geval van een afwijzende beslissing kan degene die de beslissing heeft verkregen, de officier van justitie verzoeken de beslissing van de rechter te vorderen. Artikel 14e, eerste lid, laatste volzin, en tweede tot en met vierde lid, en artikel 49, zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

D

In artikel 46, tweede lid, wordt de zinsnede die begint met «het bepaalde in artikel 49» en eindigt met «de meervoudige kamer» vervangen door: artikel 14e, derde en vierde lid.

E

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis» ingevoegd «schriftelijk», en wordt «het ontslag van de patiënt uit het ziekenhuis verzoeken» vervangen door: het voorwaardelijk ontslag of het ontslag van de patiënt uit het ziekenhuis verzoeken.

2. In het tweede lid wordt «van artikel 48» vervangen door: van artikel 47, onderscheidenlijk artikel 48.

F

Artikel 53, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c tot en met h worden geletterd: d tot en met i.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. een afschrift van een beslissing van de behandelaar, als bedoeld in artikel 14d, eerste lid, tezamen met een afschrift van de rechterlijke beschikking, houdende een voorwaardelijke machtiging;

G

Na artikel 58 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 58a

De behandelaar doet aan de inspecteur en aan de officier van justitie in wier ambtsgebied de woonplaats van de betrokkene is gelegen, zo spoedig mogelijk mededeling van de naam van degene aan wie hij een verklaring als bedoeld in artikel 14g, eerste lid, heeft verschaft.

H

Aan artikel 66, eerste lid, wordt aan het slot voor de punt een zinsnede ingevoegd, luidende: en van de beslissingen, genomen krachtens artikel 14d, eerste lid.

I

Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd luidende:

2. Behoudens artikel 429d, derde lid, is de Twaalfde Titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van toepassing op een verzoekschrift als bedoeld in artikel 14b, tweede lid.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Minister van Justitie,

Naar boven