nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering
met het oog op het herstel van vormfouten bij vorderingen tot verlenging van
de terbeschikkingstelling of van de maatregel van plaatsing in een inrichting
voor jeugdigen.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
23 augustus 2000
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wettelijke
voorziening te treffen waardoor het mogelijk wordt vormfouten, gemaakt bij
de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling, of
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, te kunnen herstellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Na artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering wordt een artikel ingevoegd
luidende:
Artikel 509oa
1. Een vordering als bedoeld in artikel 509o, eerste lid, die later dan
één maand vóór het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling
door tijdsverloop zal eindigen is ingediend, is niettemin ontvankelijk, indien
er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waardoor de veiligheid van anderen
dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, ondanks het belang
van de terbeschikkinggestelde, verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, dient de officier van justitie,
wanneer van het verzuim is gebleken na het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling
door tijdsverloop is geëindigd, naast de vordering tot verlenging van
de terbeschikkingstelling, onverwijld een vordering tot voorlopige voortzetting
van de terbeschikkingstelling in bij de rechter-commissaris. De artikelen
40 en 509k, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing. In afwachting
van de beslissing op de vordering tot voorlopige voortzetting van de terbeschikkingstelling
wordt de ter beschikking gestelde niet in vrijheid gesteld.
3. De rechter-commissaris beslist binnen drie maal vierentwintig uur na
de indiening van de vordering tot voorlopige voortzetting van de terbeschikkingstelling.
De ter beschikking gestelde wordt zo mogelijk door de rechter-commissaris
gehoord.
4. Een bevel van de rechter-commissaris tot voorlopige voortzetting van
de terbeschikkingstelling is dadelijk uitvoerbaar.
5. De beslissing van de rechter-commissaris wordt onverwijld schriftelijk
medegedeeld aan de ter beschikking gestelde.
ARTIKEL II
Aan artikel 77t, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt de volgende
zin toegevoegd:
Artikel 509oa van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige
toepassing.
ARTIKEL III
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden
vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,