27 258
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met het oog op het herstel van vormfouten bij vorderingen tot verlenging van de terbeschikkingstelling of van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met het oog op het herstel van vormfouten bij vorderingen tot verlenging van de terbeschikkingstelling of van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

23 augustus 2000

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wettelijke voorziening te treffen waardoor het mogelijk wordt vormfouten, gemaakt bij de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling, of de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, te kunnen herstellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Na artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 509oa

1. Een vordering als bedoeld in artikel 509o, eerste lid, die later dan één maand vóór het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop zal eindigen is ingediend, is niettemin ontvankelijk, indien er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waardoor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, ondanks het belang van de terbeschikkinggestelde, verlenging van de terbeschikkingstelling eist.

2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, dient de officier van justitie, wanneer van het verzuim is gebleken na het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling door tijdsverloop is geëindigd, naast de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling, onverwijld een vordering tot voorlopige voortzetting van de terbeschikkingstelling in bij de rechter-commissaris. De artikelen 40 en 509k, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing. In afwachting van de beslissing op de vordering tot voorlopige voortzetting van de terbeschikkingstelling wordt de ter beschikking gestelde niet in vrijheid gesteld.

3. De rechter-commissaris beslist binnen drie maal vierentwintig uur na de indiening van de vordering tot voorlopige voortzetting van de terbeschikkingstelling. De ter beschikking gestelde wordt zo mogelijk door de rechter-commissaris gehoord.

4. Een bevel van de rechter-commissaris tot voorlopige voortzetting van de terbeschikkingstelling is dadelijk uitvoerbaar.

5. De beslissing van de rechter-commissaris wordt onverwijld schriftelijk medegedeeld aan de ter beschikking gestelde.

ARTIKEL II

Aan artikel 77t, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt de volgende zin toegevoegd:

Artikel 509oa van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven