27 257
Wijziging van artikel 10.a van de Welzijnswet 1994

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 15 juni 2000 en het nader rapport d.d. 14 augustus 2000, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 31 mei 2000, no. 00.003516, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van artikel 10a van de Welzijnswet 1994.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 31 mei 2000, no. 00.003516, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 juni 2000, nr. W13.00.0213/III, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel van wet regelt de samenvoeging van twee specifieke uitkeringen, te weten voor gemeentelijk beleid op het terrein van maatschappelijke opvang (uitgezonderd vrouwenopvang) en op het terrein van verslavingsbeleid. Dit geeft de gemeenten de beleidsvrijheid om de hiervoor bestemde financiële middelen daarheen te geleiden waar ze nodig zijn.

De Raad van State kan zich vinden in het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking over de motivering.

Artikel 10a in de Welzijnswet 1994, waarin deze specifieke uitkeringen zijn geregeld, is in deze vorm bij amendement in de wet opgenomen. In de toelichting bij dat amendement is uitdrukkelijk gesteld dat beoogd is de twee geldstromen gescheiden te houden, wegens de geringe overlapping in de gebruikers van de voorzieningen en de scheve verhouding tussen vraag naar en aanbod van de voorzieningen. Bovendien bestond de vrees dat de ongelijke spreiding van voorzieningen in de toekomst een objectieve verdeelsleutel voor de toedeling van gelden kon bemoeilijken indien voor een specifieke uitkering gekozen wordt.2

Thans gaan deze argumenten niet meer op, aldus de toelichting; gemeentebesturen geven zelf aan dat de overlapping tussen gebruikers er in toenemende mate is. Daarnaast vertonen de voorzieningen voor opvang een steeds grotere samenhang. Gelet hierop verdient samenvoeging de voorkeur volgens de regering.

De Raad merkt op dat het argument met betrekking tot de objectieve verdeelsleutel in de toelichting niet wordt weerlegd. Nu dit blijkens de toelichting op het amendement een belangrijke rol speelde bij het splitsen van beide specifieke uitkeringen, beveelt de Raad aan hierop uitdrukkelijk in te gaan in de memorie van toelichting.

De Raad van State kan zich met het voorstel van wet verenigen, maar heeft een opmerking gemaakt over de motivering. Om die reden is de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel aangepast.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
2

Kamerstukken II 1997/98, 25 397, nr. 12.

Naar boven