27 254
Wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 14 februari 2001

1. Inleiding

Met genoegen bied ik u hierbij de nota naar aanleiding van het verslag aan in verband met het wetsvoorstel tot wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen.

De leden van de fracties van PvdA, CDA, D66 en SGP hadden met belangstelling kennisgenomen van het voorstel. De leden van de GroenLinks-fractie dankten de regering voor de toegezonden stukken. De leden van de fracties van GPV en RPF hadden met gemengde gevoelens kennis genomen van het voorstel en de leden van de SP-fractie hadden kennisgenomen met weinig enthousiasme. De leden van de VVD-fractie spraken over het voorstel geen waardeoordeel uit. Gaarne ga ik hieronder in op de verschillende aspecten met betrekking tot het voorstel en de gestelde vragen. Bij de beantwoording heb ik de vragen naar onderwerp gerubriceerd.

De leden van de VVD-fractie vroegen in hoeverre in de toekomst de oriëntatie van een gemeente op een gemeente buiten de eigen provincie een reden zal vormen voor een interprovinciale herindeling. De leden van de CDA-fractie wilden weten of in dit geval het knelpuntenargument voorop staat dan wel het argument dat er sprake is van een herindeling van onderop of in welke verhouding deze argumenten tot elkaar staan. De leden van de D66-fractie vroegen of het argument een rol heeft gespeeld dat de indeling van Vianen bij Zuid-Holland sinds het begin van de 18e eeuw in feite een historische anomalie is. De leden van de SGP-fractie vroegen aan te geven welke rol provinciegrenzen in het beleid van gemeentelijke herindeling spelen en vroegen of provinciegrenzen geen belemmering mogen zijn bij wijziging van de gemeentelijke indeling.

Voor het antwoord op de vraag in hoeverre oriëntatie van een gemeente op een gemeente buiten de eigen provincie in de toekomst een reden gaat vormen voor een wijziging in de provinciale indeling, is uiteraard van groot belang wat de mening hierover van betrokken gemeente- en provinciebesturen zelf is. De wens van een gemeentebestuur om de provinciale indeling te wijzigen is echter onvoldoende reden om over te gaan tot wijziging van de provinciale indeling. Maatschappelijke en bestuurlijke oriëntatie van een gemeente, blijkend uit objectieve gegevens, zijn met name van belang. Indien een gemeente deel uitmaakt van de ene provincie, maar maatschappelijk en bestuurlijk vrijwel geheel op een andere provincie is georiënteerd, kan dat leiden tot bestuurlijke problemen, omdat de gemeente dan te maken krijgt met verschillende provinciebesturen met mogelijk verschillend beleid (of toezicht), waarop in de derde paragraaf verder zal worden ingegaan. In dergelijke gevallen kan er naar mijn mening aanleiding zijn voor een wijziging van de provinciale indeling. Bij de afweging of een wijziging van een provinciegrens gewenst is, acht ik de huidige situatie en de in de toekomst te verwachten ontwikkeling van groter belang dan historische feiten uit een ver verleden. Dergelijke historische feiten hebben bij de afweging met betrekking tot de onderhavige wijziging van de provinciale indeling dan ook geen rol gespeeld.

Naast het argument van de bestuurlijke knelpunten is ook van belang dat de hulpverleningsregio's waaraan de gemeente Vianen deelneemt binnen één provincie komen te vallen. Op dit moment vallen de politieregio-indeling enerzijds en de indeling in de hulpverleningsregio/brandweerregio van de gemeente Vianen anderzijds niet samen. Zoals gemeld in de memorie van toelichting is het kabinetsbeleid erop gericht dat bij de indeling van de hulpverleningsregio's de provinciegrenzen gerespecteerd worden. Met de indeling van de gemeente Vianen in Utrecht wordt daaraan bijgedragen.

De leden van de PvdA-fractie vroegen of bij de herindeling van 1986, waarbij Hagestein, Everdingen en Zijderveld aan de gemeente Vianen zijn toegevoegd, sprake is geweest van binnengemeentelijke decentralisatie en of deze is doorgevoerd. De leden van de fractie van D66 vroegen in dit verband op welke wijze de minister zal trachten te bevorderen dat de belangen (profilering, handelingsidentiteit, inspraak in bestuur) van kleine kernen (Hagestein, Everdingen en Zijderveld) na eventuele aanvaarding van het wetsvoorstel goed zullen worden behartigd, mede gezien de antwoorden van de minister dd 16 juni jl. op kamervragen van De Cloe, Barth en Hoekema over binnengemeentelijke decentralisatie.

Bij de herindeling in 1986 is er geen sprake geweest van binnengemeentelijke decentralisatie in welke vorm dan ook. Zoals u weet heb ik in antwoord op de genoemde schriftelijke vragen gemeld, dat ik de provinciebesturen nog eens nadrukkelijk zou wijzen op artikel 92 van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi). Bij brief van 3 oktober 2000 heb ik de provinciebesturen hierover een brief geschreven, met het verzoek, voorzover dit aan de orde is, hieraan toepassing te geven. Een afschrift van deze brief heb ik aan uw Kamer gezonden. Mijn ambtsvoorganger heeft in relatie tot het onderwerp binnengemeentelijke decentralisatie twee essays laten uitbrengen, die naar alle gemeenten, provincies en uw Kamer zijn gestuurd. Het betreft «De wisselwerking tussen gemeente en gemeenschap» en «Gemeente, Gemeenschap en Territoriaal zelfbeheer», waarin onder andere uitgebreid is gewezen op het belang van binnengemeentelijke decentralisatie en het feit, dat herindelingen een goed moment bieden om de vraag naar de wenselijkheid daarvan expliciet aan de orde te stellen.

Inmiddels heb ik opdracht verstrekt tot het uitvoeren van een onderzoek naar een groot aantal vragen met betrekking tot binnengemeentelijke deconcentratie en decentralisatie. De uitkomst van dit onderzoek, dat naar verwachting in het eerste kwartaal van dit jaar zal worden afgerond, zal ik aan uw kamer doen toekomen.

Ik verwacht dat deze activiteiten zullen bijdragen aan de bescherming van de belangen van kleine kernen in geval van gemeentelijke herindeling. Echter, ik wijs er nadrukkelijk op – en de wens daartoe vanuit gemeenten zelf is ook in bovengenoemde essays gesignaleerd – dat de keuze voor en implementatie van (vormen van) binnengemeentelijke decentralisatie in gemeenten een verantwoordelijkheid is en blijft van de gemeentebesturen zelf.

2. Gevolgde procedure en draagvlak

De leden van de VVD-fractie vroegen hoe de vrijwilligheid van de herindeling zich verhoudt tot de grote weerstand onder de inwoners. De leden van de CDA-fractie vroegen op welke wijze de gemeente Vianen heeft geïnvesteerd in het verkrijgen c.q. vergroten van het draagvlak onder de lokale bevolking. Ook de leden van de D66-fractie en de GroenLinksfractie vroegen nader in te gaan op het draagvlak en de wijze waarop de besluitvorming tot stand kwam. De leden van de GroenLinksfractie vroegen na te gaan of in de gevolgde procedure sprake is geweest van onjuiste informatie-, inspraak- of zorgvuldigheidsvereisten door de gemeente Vianen. Zij vroegen te informeren naar de overwegingen van het gemeentebestuur om middels een lokaal referendum het draagvlak voor deze herindeling te peilen en of de termijnen van de ingediende bezwaar- en beroepsprocedures kunnen worden afgewacht. De leden van de fracties van GPV en RPF vroegen in hoeverre het draagvlak onder de inwoners van de kleine kernen in Vianen is meegenomen in het wetsvoorstel en zij wilden weten in hoeverre de argumenten voor de nu voorgestelde herindeling een rol hebben gespeeld bij de herindeling in 1986. Zij vroegen ook of bij de gemeenteraadsverkiezingen al duidelijk was dat een groot deel van de kiezers uit Vianen kritisch tegenover deze voorstellen stond. De leden van de SGP-fractie vroegen in hoeverre het draagvlak onder de bevolking actief onderzocht is. Ook vroegen zij in te gaan op de bezwaren van de burgers en het Platform Vianen ZH!.

Voorafgaand aan de gemeentelijke herindeling Alblasserwaard/Vijfheerenlanden in 1986 is door het gemeentebestuur van Vianen in een schriftelijke reactie op het wetsvoorstel aan de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken uit de Tweede Kamer verzocht de gemeente Vianen door middel van een amendement in te delen in de provincie Utrecht vanwege de oriëntatie op het Utrechtse. Dit is destijds ook schriftelijk ondersteund door de gemeenteraden van de voormalige gemeenten Everdingen en Hagestein, die bij die herindeling met de gemeente Vianen zijn samengevoegd.

In de raadsvergadering van mei 1997 besloot de raad om het college van burgemeester en wethouders opdracht te geven om alle noodzakelijke stappen te zetten om te komen tot een indeling van de gemeente Vianen bij de provincie Utrecht. De procedure op grond van de gemeentelijke inspraakverordening was niet van toepassing verklaard op dit besluit. Wel bestond in deze vergadering voor een ieder de gelegenheid gebruik te maken van het spreekrecht, waarvan overigens geen gebruik is gemaakt. Tegen het besluit van de raad om te komen tot een indeling van Vianen bij Utrecht was – in tegenstelling tot de veronderstelling van de leden van de fractie van GroenLinks – geen bezwaar en beroep mogelijk. Bij de raadsverkiezingen van 1998 was het onderwerp herindeling niet aan de orde.

Over een wijziging van de provinciale indeling werd geen overeenstemming bereikt tussen de provinciebesturen van Zuid-Holland en Utrecht waarop laatstgenoemd provinciebestuur besloot de procedure op grond van artikel 13 en 22 van de Wet arhi te doorlopen. Dit leidde tot vaststelling van de ontwerp-regeling tot wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen door provinciale staten van Utrecht in december 1999. De behandeling van zowel het herindelingsplan als de ontwerpregeling heeft bij de betrokken provincies de gebruikelijke procedure op grond van de Wet arhi doorlopen.

Door het gemeentebestuur van Vianen is niet voorzien in een procedure voor het houden van gemeentelijke referenda. Het houden van een gemeentelijk referendum is door het gemeentebestuur van Vianen dan ook niet overwogen. Ook in de Wet arhi wordt niet voorzien in een referendum. Wel is een inspraakprocedure geregeld ten aanzien van het herindelingsplan. Het herindelingsplan met betrekking tot de wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen, vastgesteld door gedeputeerde staten van Utrecht, heeft voor inspraak ter inzage gelegen van 9 november 1998 tot en met 9 februari 1999 (in verband met de feestdagen een maand langer dan vereist). Gedurende die termijn is een ieder de gelegenheid geboden om schriftelijk een oordeel over het herindelingsplan kenbaar te maken. In aanvulling op de formele procedure hebben de gemeente Vianen en de provincie Utrecht een informatie-avond gehouden op 20 januari 1999 in het gemeentehuis van Vianen. Van deze avond is ook een verslag gemaakt, dat als bijlage bij de ontwerpregeling is gevoegd. Voorts er de mogelijkheid van spreekrecht tijdens de raadsvergaderingen over dit onderwerp geweest. De inspraakreacties van de inwoners bestonden blijkens de ontwerpregeling uit 505 gelijkluidende bezwaarschriften, een brief met een lijst van 500 handtekeningen en 4 individuele reacties. De weerstand tegen de wijziging van de provinciale indeling lijkt zich met name te concentreren in de kleine kernen. Het overgrote deel van de bezwaren betreft de vrees die wordt geuit voor grootschalige woningbouw bij wijziging van de provinciale indeling. In paragraaf 5 wordt nader ingegaan op de ruimtelijke aspecten van de wijziging van de provinciale indeling. In de ontwerpregeling staan de inspraakreacties genoemd en wordt daarop inhoudelijk ingegaan.

Een ruime meerderheid van de raad van Vianen heeft vervolgens op 28 januari 1999 (nogmaals) ingestemd met het wijzigen van de provinciale indeling. De raadsfracties van SGP en RPF hebben tegen gestemd. Ik heb geen aanwijzingen dat het democratische besluitvormingsproces dan wel de arhi-procedure te wensen over heeft gelaten. Voor wat betreft het inzage krijgen in stukken zijn geen kosten verschuldigd. Indien men over stukken wil beschikken is voor het verkrijgen van afschriften de gemeentelijke legesverordening van toepassing.

Door het Platform Vianen ZH! is een alternatief referendum gehouden na de indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer, derhalve nadat de besluitvorming op gemeentelijk en provinciaal niveau had plaatsgevonden. Aan de uitkomst daarvan kunnen naar mijn mening echter geen conclusies worden verbonden met betrekking tot het draagvlak, aangezien een minderheid van de bevolking van de gemeente Vianen daaraan heeft deelgenomen en het referendum niet met procedurele waarborgen is omkleed. In de raad hebben van de 17 raadsleden 14 leden vóór een indeling bij Utrecht gestemd en 3 tegen.

In antwoord op de vraag van de leden van de fracties van GPV en RPF of de provinciale herindeling gevolgen heeft voor het personeel van de provincie Zuid Holland merk ik op dat het provinciebestuur van Utrecht hierover in de ontwerpregeling stelt dat, indien daadwerkelijk sprake zal zijn van personele consequenties, dit punt betrokken zal worden in het overleg over de overgang van rechten en verplichtingen tussen de provinciebesturen van Utrecht en Zuid-Holland, zodra het wetgevingstraject in een afrondend stadium is beland.

3. Oriëntatie van Vianen

De leden van diverse fracties vroegen in hoeverre sprake is van een verschil in oriëntatie tussen de kernen Everdingen, Hagestein, en Zijderveld enerzijds en de stad Vianen anderzijds. De leden van de PvdA-fractie, de VVD-fractie en de CDA-fractie vroegen naar de oriëntaties voor wat betreft scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen en arbeidsmarktorganisaties. De leden van de PvdA-fractie wilden weten wat de belangrijkste reden was van de bestuurlijke oriëntatie van de gemeente Vianen op Utrecht. Naar aanleiding van de memorie van toelichting stelden zij de vraag of alle hulpverleningsdiensten die betrokken zijn bij het rampenplan van de gemeente Vianen hiermee in dezelfde regio vallen. Zij vroegen ook of de regering na overgang van Vianen van de politieregio Zuid-Holland-Zuid naar de politieregio Utrecht problemen voorziet. Ook vroegen deze leden, evenals de leden van de CDA-fractie, naar de gevolgen van deze herindeling voor de bestuurlijke en sociaal-maatschappelijke samenhang in de Alblasserwaard. Tenslotte vroegen deze leden evenals de leden van de D66-fractie en de leden van de SP-fractie of Zuid-Holland niet in staat wordt geacht de problemen zoals die in Vianen bestaan op te lossen. De leden van de CDA-fractie vroegen of de oriëntatie van Vianen op Utrecht in alle opzichten even sterk was en of er niet tevens sprake is van oriëntatie op Culemborg en Leerdam op bepaalde gebieden. Zij vroegen tevens of het niet doorgaan van deze herindeling in de toekomst zal leiden tot het ontstaan van nieuwe knelpunten of dat er na overgang juist nieuwe coördinatieproblemen ontstaan, en hoe deze zullen worden opgelost. Zij vroegen of het «Bindingen Onderzoek Vianen» te beperkt en selectief zou zijn uitgevoerd. De leden van de GroenLinksfractie vroegen waarom Vianen zich in de toekomst niet richting Zuid-Holland zou kunnen ontwikkelen. Ook vroegen zij uit welke alternatieven een keuze is gemaakt en waarom herindeling het beste alternatief is. De leden van de fracties van GPV en RPF vroegen waarom het«bindingenonderzoek Vianen» niet is afgezet tegen bindingen met Zuid-Holland en Gelderland. Ook vroegen zij – evenals de leden van de SGP-fractie – naar de mogelijkheid dat de kernen Hagestein, Everdingen en Zijderveld bij Leerdam worden gevoegd. Tenslotte vroegen deze leden een uitwerking van de gevolgen voor de rampenbestrijding indien Vianen geheel overgaat naar de provincie Utrecht en daarbij in te gaan op wat dit betekent voor de Zuid-Hollandse gemeenten voor wat betreft hun rampenbestrijding. De leden van de SP-fractie vroegen of het kabinet onderschrijft dat de dorpen die deel uitmaken van de gemeente Vianen niet of nauwelijks op de regio Utrecht zijn gericht en – zo ja – waarom daarmee niets wordt gedaan.

Maatschappelijke oriëntatie

In opdracht van de gemeente Vianen is in 1989 een onderzoek verricht naar de relationele, structurele en bestuurlijke bindingen van de gemeente Vianen met haar omgeving. Uit het onderzoek kwam naar voren dat sprake is van groeiende maatschappelijke ontwikkelingen en een aanverwante bestuurlijke oriëntatie van de gemeente binnen een Utrechtse context. In het onderzoek wordt op pagina 20 weliswaar gesteld dat Vianen «op de wip zit» tussen Utrecht en Zuid-Holland, hoewel ook gesteld wordt dat de verschillende typen bindingen van Vianen met de omgeving niet zonder meer kunnen worden vergeleken qua belang en intensiteit. Er worden echter vooral sterke relationele bindingen gezien met de agglomeratie Utrecht. De bindingen met Zuid-Holland worden met name van formele aard (beleidsvoorbereiding) geacht, waarbij de accenten ten aanzien van de zorgcoördinatie gestaag verschuiven naar Utrecht. Ook werd in het onderzoek het probleem onderkend dat de ruimtelijk-economische werkelijkheid van Vianen zich manifesteert vanuit de agglomeratie Utrecht, terwijl de bereidsvoorbereiding vanuit Zuid-Holland plaatsvindt. De ontwikkeling sinds 1989 laat zien dat op dit moment de bestuurlijke oriëntatie vrijwel volledig op Utrecht is gericht. Naast de beschikbare statistische gegevens, beleidsnota's en onderzoeken is ten behoeve van het onderzoek gebruik gemaakt van een bevolkingsenquête. Ook is bij het onderzoek uitdrukkelijk aandacht besteed aan de vertegenwoordiging van de kleine kernen. Het bindingenonderzoek is derhalve gericht op de gehele gemeente Vianen en kan daardoor een gezaghebbende uitspraak doen voor alle kernen. In het onderzoek komen ook de bindingen met Zuid-Hollandse en Gelderse gemeenten aan de orde (waaronder Leerdam en Culemborg).

De huidige oriëntatie voor wat betreft scholen, ziekenhuizen, zorginstellingen en arbeidsorganisaties is volgens informatie van de gemeente Vianen als volgt:

Scholen: In de leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar telt Vianen ongeveer 2000 leerlingen. Hiervan zitten er ± 200 op een school voor voortgezet onderwijs in Vianen zelf. Zo'n 1700 leerlingen gaan dagelijks naar scholen voor voortgezet onderwijs in Utrecht, Nieuwegein en IJsselstein. Tot slot gaan er ongeveer 100 leerlingen naar scholen voor voortgezet onderwijs in de gemeenten Culemborg en Leerdam. Dit zijn met name leerlingen uit de kleine kernen.

Ziekenhuizen: Voor wat de ziekenhuisvoorzieningen betreft kan gesteld worden, dat een overgrote meerderheid van de bevolking gebruik maakt van de voorzieningen in Utrecht. Dit geldt ook voor de kleine kernen. Door de wachtlijsten in de gezondheidszorg komt het wel eens voor, dat uitgeweken wordt naar ziekenhuizen in Gorinchem of Tiel.

Zorginstellingen: De gemeente Vianen beschikt over een eigen verzorgingstehuis. Er zijn vergaande plannen voor nieuwbouw en ter vergroting van het draagvlak is een fusie aangegaan met Zorgspectrum in Nieuwegein. Voor wat de verpleeghuisbedden betreft zijn de inwoners van Vianen aangewezen op het Utrechtse. Inwoners van de kleine kernen maken hiervoor soms ook gebruik van de verpleeginrichtingen in Culemborg en Leerdam. Voor het algemeen maatschappelijk werk is de gemeente aangesloten bij RIVAS. Dit is een zorginstelling in de regio Zuid-Holland-Zuid. Deze deelname houdt verband met budgetsubsidiëring. Er zijn evenwel al geruime tijd voorbereidingen in gang gezet om een aansluiting bij de zorginstelling TRIAS in Utrecht te bewerkstelligen waarmee bereikt wordt, dat alle gezondheidszorg vanuit het Utrechtse kan worden aangestuurd.

Arbeidsmarktorganisaties: Voor de hele gemeente, dus inclusief de kleine kernen, geldt dat de inwoners zijn aangewezen op het Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening (RBA) in Nieuwegein. Dit zelfde geldt voor het Centrum voor Werk en Inkomen, dat eveneens in Nieuwegein is gevestigd. Vanwege de sterke oriëntatie op Utrecht behoort Vianen sinds 1998 tot het gebied van de Utrechtse Kamer van Koophandel.

Van de forensenstromen zijn geen gegevens bekend waaruit blijkt dat deze voor de kleine kernen anders zijn dan voor de kern Vianen. Wel is bekend dat elke dag ruim 4000 voertuigen van Vianen naar Utrecht v.v. gaan. Uit openbaar vervoercijfers blijkt dat dagelijks ongeveer 1600 passagiers van Vianen naar Utrecht gaan en terug.

De voorzieningen op het gebied van wonen, werken, scholen, winkels e.d. zijn in de gemeente Zederik van een dusdanige omvang, dat er niet of nauwelijks sprake is van een oriëntatie in welke zin dan ook vanuit de kleine kernen in de gemeente Vianen op deze gemeente. Wel zijn oriëntaties aan te wijzen vanuit de gemeente Zederik op de gemeente Vianen. Leerlingen uit Zederik gaan in Vianen op school, bezoeken het zwembad en in beperkte mate is er ook sprake van koopgedrag in Vianen.

Voor wat betreft de samenhang met de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden kan worden opgemerkt dat de landschappelijke en de sociaal-maatschappelijke samenhangen door een wijziging van de provinciegrens niet zullen veranderen. Sociaal-maatschappelijke samenhangen van Vianen zijn echter evenzeer aanwezig richting Utrecht.

Kleine verschillen in oriëntatie tussen de kleine kernen en Vianen zijn er ten aanzien van bezoek aan scholen voor voortgezet onderwijs en koopgedrag. Op beperkte schaal wordt door inwoners van met name de kernen Everdingen en Zijderveld inkopen gedaan in de gemeenten Culemborg en Leerdam. Voor zover er verschillen zijn in de maatschappelijke oriëntatie van de kleine kernen ten opzichte van de Vianen acht ik deze verschillen onvoldoende reden voor een splitsing van de gemeente, waarvoor ook geen bestuurlijk draagvlak bestaat bij het gemeentebestuur.

In antwoord op de vraag of ontwikkeling richting Zuid-Holland mogelijk is, merk ik op dat indeling van de gemeente Vianen in de provincie Utrecht geen belemmering vormt voor een toekomstige oriëntatie richting Zuid-Holland. De huidige bestuurlijke oriëntatie van de gemeente en de huidige maatschappelijke oriëntatie geven echter geen enkele aanleiding voor de verwachting dat de toekomstige orientatie van deze gemeente op de provincie Zuid-Holland zal komen te liggen.

Bestuurlijke oriëntatie

De bestuurlijke oriëntatie van Vianen op de provincie Utrecht is inherent aan de sterke maatschappelijke binding en fysieke samenhang met de agglomeratie Utrecht. Vanaf 1990 heeft het gemeentebestuur van Vianen de bestuurlijke samenwerking met Utrecht geïntensiveerd vanwege de feitelijke oriëntatie op Utrecht. Het gemeentebestuur heeft bij raadsbesluit van 25 juni 1992 besloten tot aansluiting bij het Regionaal Beraad Utrecht en vanaf 1995 maakt de gemeente Vianen deel uit de gemeenschappelijke regeling Bestuur Regio Utrecht (BRU) op basis van de Kaderwet bestuur in verandering. Ook de overige intergemeentelijke samenwerking van de gemeente Vianen is vrijwel volledig op gemeenten in de provincie Utrecht gericht.

Deze maatschappelijke en bestuurlijke oriëntatie op Utrecht is ook door het provinciebestuur van Zuid-Holland erkend. De huidige provinciale indeling van Vianen leidt tot bestuurlijke problemen. Deze problemen hangen niet alleen samen met de indeling in het kaderwetgebied BRU, maar ook met de indeling in de Zuid-Hollandse politieregio, terwijl de gemeente Vianen voor het overige samenwerkt met Utrechtse hulpverleningsorganisaties. Voorbeelden van de huidige knelpunten zijn beschreven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Genoemd zijn het aspect van de ruimtelijke ordening, waarbij de verhouding tussen het Regionaal Structuurplan en het Streekplan Zuid-Holland-Oost niet geheel duidelijk is, de problemen met betrekking tot milieuhandhaving, waarbij Vianen samenwerkt met Utrechtse gemeenten, terwijl strafrechtelijke handhaving vanuit Zuid-Holland moet plaatsvinden, en de indeling in de hulpverleningsregio's, die niet is afgestemd op de politieregio-indeling. De toetsing van programma's en projecten voor wat betreft het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing vindt plaats door het provinciebestuur van Zuid-Holland. Vanwege de deelname aan het BRU wordt naar de mening van het gemeentebestuur van Vianen de beoordeling van de bovenlokale samenhang belemmerd. Ook de Utrechtse Kamer van Koophandel, die slechts met betrekking tot de gemeente Vianen provinciegrensoverschrijdend is, maakt melding van complicaties als het gaat om beleidsafstemming, participatie aan provinciegebonden projecten en het aantal overlegpartners.

Voor zover mogelijk zijn bestuurlijke problemen welke voortvloeien uit de provinciale indeling in overleg tussen de gemeente Vianen en de provincie Zuid-Holland opgelost. De in het wetsvoorstel genoemde knelpunten welke voortvloeien uit de politieregio-indeling en de indeling in het BRU zijn echter zonder een wijziging van de provinciale indeling niet structureel op te lossen. Bij het niet doorgaan van de wijziging van de provinciale indeling zullen zich problemen blijven voordoen in het verlengde van de genoemde knelpunten.

Bij een indeling van de gemeente Vianen in de provincie Utrecht wijzigt de politieregio, en daarmee ook de arrondissementsindeling. De gemeente Vianen gaat dan deel uitmaken van de politieregio Utrecht. Alle hulpverleningsdiensten (politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening) vallen dan in eenzelfde regio. Daarmee wordt voldaan aan de territoriale congruentie op het gebied van hulpverlening. Ik verwacht geen problemen bij de overgang naar de politieregio Utrecht, maar verwacht dat daarmee juist een aantal bestaande problemen wordt opgelost. Door de indeling bij de Utrechtse politieregio vallen ook alle bij het rampenplan betrokken hulpverleningsdiensten binnen de Utrechtse regio. Als gevolg van de gewijzigde politieregio-indeling voorzie ik voor de omliggende Zuid-Hollandse gemeenten geen negatieve gevolgen voor wat betreft hun rampenbestrijding. Voor wat betreft de brandweer is het zo dat de afspraak is gemaakt dat de brandweer van de gemeente Leerdam de brandweerzorg voor de kern Zijderveld op zich neemt in verband met de kortere aanrijtijd. Daarover zijn ook financiële afspraken gemaakt. Deze afspraak blijft uiteraard ook bij een gewijzigde provinciale indeling van kracht. Dit doet echter niet af aan het feit dat de gehele gemeente Vianen (inclusief de kern Zijderveld) nu valt binnen de Utrechtse brandweerregio. Doordat de gemeente Vianen nu reeds deel uitmaakt van de Utrechtse hulpverleningsregio's, met uitzondering van de politieregio, zou het niet doorgaan van de wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen betekenen dat de indeling van de hulpverleningsregio's gewijzigd zou moeten worden om te komen tot territoriale congruentie van de hulpverleningsregio's. Het gemeentebestuur van Vianen is geen voorstander van een wijziging van de indeling in hulpverleningsregio's.

Er is geen bestuurlijke samenhang met de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. In bijlage 3 van de door Provinciale Staten van Utrecht vastgestelde ontwerp-regeling voor wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen («samenwerkingsvormen van de gemeente Vianen») is een overzicht van de samenwerkingsvormen van Vianen gegeven. Daaruit blijkt dat er op nagenoeg alle terreinen sprake is van een oriëntatie op Utrecht. Het wijzigen van de provinciegrens sluit aan op de huidige bestuurlijke samenhangen. Die samenhang ontbreekt met de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Gelet op de sterke oriëntatie van de gemeente Vianen op Utrecht zie ik niet in waarom een gewijzigde provinciale indeling tot bestuurlijke problemen zou leiden.

Er is door de leden van de D66-fractie en de GroenLinks-fractie gevraagd naar de positie van Vianen binnen het Bestuur Regio Utrecht in relatie tot de positie ten opzichte van Zuid-Holland en het aflopen van de Rol-regeling op grond van de Kaderwet bestuur in verandering.

Zoals bekend mag worden verondersteld heb ik de zeven kaderwetgebieden, de betrokken provincies, alsmede VNG en IPO vorig jaar gevraagd hun opvattingen over de voortzetting van niet-vrijblijvende bovenlokale samenwerking in de grootstedelijke gebieden na afloop van de Kaderwet bestuur in verandering in 2003 aan mij kenbaar te maken. In het eerste kwartaal van dit jaar zal het kabinet met een standpunt komen. Ik hecht hierbij groot belang aan de opvattingen van de betrokken partijen en wil de inhoud van de problematiek in de stedelijke gebieden alsmede de opgaven die zich op rijksniveau voordoen vooropstellen.

4. Waterstaatkundige aspecten (zuiveringsschap en hoogheemraadschap)

De leden van de PvdA-fractie vroegen of er met de betrokken waterschappen en hulpverleningsdiensten nieuwe afspraken zijn gemaakt voor het omgaan met problemen met hoog water en zo ja welke. De leden van de VVD-fractie wilden weten hoe de herindeling het functioneren van het hoogheemraadschap beïnvloedt. De leden van de CDA-fractie vroegen of het hoogheemraadschap door deze overgang bestuurlijk/organisatorisch in een ongunstiger positie komt. De leden van de D66-fractie vroegen hoe hard de toezegging van het Utrechtse provinciebestuur is dat het Zuid-Hollands waterhuishoudkundig beleid bepalend zal blijven binnen het hoogheemraadschap en het zuiveringsschap. Deze leden en de leden van de fracties van GPV en RPF wilden weten wat de complicerende gevolgen zijn en waarom deze niet onoverkomelijk zijn. De leden van de SGP-fractie waren van mening dat het voorstel leidt tot een complicatie van regelgeving en toezicht en verzochten de regering daarop haar visie te geven en tevens de consequenties voor het waterbeheer (waaronder van het Merwedekanaal), wegenbeheer en dijkverzwaring aan de orde te stellen.

Formeel ontstaat door de overgang van de gemeente Vianen naar de provincie Utrecht voor het hoogheemraadschap en het zuiveringsschap een relatie met de provincie Utrecht. De gevolgen zijn, zoals beschreven in de memorie van toelichting met name dat wijzigingen in de waterschapsreglementen formeel ook langs provinciale staten van Utrecht moeten worden geleid. In de ontwerpregeling is aangegeven dat het Zuid-Hollands waterhuishoudkundig beleid voor het overige bepalend zal blijven voor het waterschap. In de praktijk komt het er derhalve op neer dat de relatie met het Utrechtse provinciebestuur marginaal zal zijn. Het zuiveringsschap is overigens ook nu al interprovinciaal doordat een deel van het beheersgebied in de provincie Gelderland is gelegen. Het hoogheemraadschap wordt door de wijziging in de provinciale indeling interprovinciaal.

Voor interprovinciale situaties zijn er in de bevoegdhedensfeer (reglementering, toezicht) wettelijke mogelijkheden (zie bijv. artikel 6 van de Waterschapswet) voor praktische oplossingen. Daarvan wordt met name gebruik gemaakt in situaties dat maar een klein gedeelte van een waterschap in een bepaalde provincie ligt. Ten aanzien van het scheepvaartbeheer en wegenbeheer wordt door het Utrechtse provinciebestuur aangegeven dat ernaar wordt gestreefd om de bestaande (Zuid-Hollandse) situatie en de daarbij behorende afspraken zoveel als mogelijk te continueren. Er zijn overigens vele provinciegrens-overschrijdende waterschappen.

Het Utrechtse standpunt lijkt mij de meest praktische werkwijze voor alle betrokkenen. Ik ga er daarom van uit dat het provinciebestuur van Utrecht op de door dit bestuur geschetste wijze uitvoering zal gaan geven aan de betrokkenheid bij het schap. Het grondgebied van Vianen ligt in het beheersgebied van genoemd hoogheemraadschap en zuiveringsschap en maakt als zodanig deel uit van een waterhuishoudkundige eenheid die voor het overgrote deel in Zuid-Holland ligt. Weliswaar bepaalt iedere provincie haar beleid, maar het ligt voor de hand dat Utrecht bij beleidsvorming vanwege die waterhuishoudkundige samenhang aansluiting zoekt bij bestaand beleid dan wel beleid voor het omringend gebied. De geschetste praktische aanpak leidt tot de conclusie dat deze gevolgen niet onoverkomelijk zijn.

Ten aanzien van het dijkversterkingstraject en de overgang van een deel van het Merwedekanaal wordt in de ontwerpregeling opgemerkt dat deze aspecten zullen worden betrokken in het te voeren overleg over de overgang van rechten en verplichtingen, zodra het wetgevingstraject voor wijziging van de provinciale indeling in een afrondend stadium is beland. Voorafgaand aan de effectuering van de herindeling per 1 januari 2002 zal in dat geval eveneens tijdig worden bezien in hoeverre de nieuwe provinciale indeling alsmede wijziging van politieregio aanleiding vormen voor nieuwe afspraken over problemen bij hoog water.

5. Ruimtelijke gevolgen en het groene hart-beleid

De leden van de fracties van de PvdA, de VVD, het CDA, D66, het GPV, de RPF en de SGP vroegen naar de gevolgen voor het Groene Hart-beleid en de kwaliteit van het landelijk gebied in relatie tot de bebouwingswensen van de gemeente Vianen.

De leden van de PvdA-fractie vroegen of deze bebouwingswensen passen in het beleid van de provincie Utrecht. Zij wilden weten of er verplichtingen zijn met betrekking tot natuurbeheerorganisaties, die Utrecht gaat overnemen als het gaat om het behoud van het huidige natuurbeheer en wat voor gevolgen er zijn voor het natuuren milieubeleid van de provincie. De leden van de CDA-fractie wilden weten of er enige grond is voor de veronderstelling dat Vianen bij Utrecht een grotere bouwtaak zal krijgen dan bij Zuid-Holland en of de uitbreidingsmogelijkheden via het BRU groter zijn dan in Zuid-Holland via het daar geldende streekplan. Zij vroegen of juist is dat voor Vianen in de toekomst alleen woningbouw en bedrijfsterreinen zijn voorzien om te voldoen aan de eigen behoefte. De leden van de D66-fractie verzochten in te gaan op de vraag of de open ruimte van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden is gewaarborgd zodat de kwaliteit van het landelijk gebied behouden blijft. Zij vroegen welke gevolgen het wetsvoorstel heeft voor de zuidelijke begrenzing van het bedrijventerrein Gaasperwaard. De leden van de fracties van het GPV en de RPF wilden graag uitleg hoe deze herindeling zich verhoudt tot de lopende discussie over de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en de toekomstvisie op de Deltametropool. Ook de leden van de SP-fractie vroegen het kabinet aan te geven hoe hard haar planologische randvoorwaarden zijn in dit geval, aangezien de praktijk de laatste jaren laat zien dat provincies willen bouwen tegen rijksbeleid in.

De gemeente Vianen valt binnen het Groene Hart, zoals dat is vastgelegd in de vigerende planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid (VINEX). In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is reeds gesteld dat het Groene Hart-beleid van toepassing is, ongeacht in welke provincie de gemeente is gelegen. In Utrecht liggen ook andere groene hartgemeenten. Iedere betrokken provincie en gemeente moet derhalve rekening houden met dit beleid. Met de introductie van het concept Deltametropool in deel 1 van de Vijfde Nota wordt de internationale profilering van de Randstad als stedelijk netwerk tot uitdrukking gebracht. Het beleid hiervoor is gericht op versterking van de economische positie en het unieke karakter van de Randstad door o.m. vergroting van van het aanbod van woon- en werkmilieus en door kwalitetsverbetering van het Groene Hart. In deei 1 van de Vijfde Nota is aangegeven dat het rijk de kwaliteiten van het Groene Hart als nationaal landschap in stand wil houden en versterken. Vanuit dat oogpunt wordt het Nationaal Landschap Groene Hart verder ontwikkeld. In Nationale Landschappen is uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag en het bebouwd oppervlak zeer beperkt mogelijk. Het rijk zal in overleg met de provincies dit beleid vormgeven. De definitieve begrenzing zal worden vastgelegd in deel 3 van de Vijfde Nota.

Voor het grondgebied van de gemeente Vianen heeft het provinciaal bestuur van Utrecht nog geen eigen ruimtelijk beleid geformuleerd, aangezien deze gemeente nog tot de provincie Zuid-Holland behoort. De provincie Utrecht is in november 2000 gestart met de voorbereiding van een nieuw streekplan voor het gehele grondgebied van de provincie Utrecht. Indien de wijziging van de provinciale indeling van de gemeente Vianen kracht van wet verkrijgt, zal dit nieuwe streekplan ook betrekking hebben op het grondgebied van de gemeente Vianen. Het nieuwe streekplan zal na de statenverkiezingen, naar verwachting eind 2003/begin 2004, worden vastgesteld. Totdat een nieuw streekplan is vastgesteld zal bij overgang van de gemeente Vianen naar Utrecht het streekplan Zuid-Holland-Oost van toepassing blijven op het grondgebied van de gemeente Vianen. Het huidige verstedelijkingsbeleid van de provincie Utrecht ten aanzien van het Groene Hart, zoals verwoord in het huidige streekplan Utrecht (1994), is overigens in lijn met het restrictief rijksbeleid met betrekking tot het Groene Hart. De provincie Utrecht was overigens de eerste provincie die conform rijksbeleid stuurt op bebouwingscontouren. In 1996 is met de toenmalige minister van VROM overeenstemming bereikt over de wijze waarop die contouren worden gehanteerd. Deze overeenstemming is vastgelegd in de tweede partiële herziening van het streekplan Utrecht. Gemeentelijke voornemens worden getoetst aan dit provinciaal beleid, neergelegd in het streekplan. Daarbij ziet ook de minister van VROM toe op de naleving van het restrictieve beleid met betrekking tot het Groene Hart. Zo heeft in enkele gevallen de Inspectie Ruimtelijke Ordening gerechtelijke stappen ondernomen om de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid te garanderen.

Over het nieuwe streekplan moet het politieke debat op provinciaal niveau nog gevoerd worden. Het provinciebestuur van Utrecht kan daarom op dit moment nog geen definitieve uitspraken doen over de uitbreiding van de gemeente Vianen voor de periode vanaf 2005. In dit opzicht is ook relevant de wijze waarop het restrictief beleid voor het Groene Hart uiteindelijk wordt geformuleerd in de Vijfde Nota, waarmee het nieuwe streekplan Utrecht rekening zal dienen te houden. Dit streekplan zal met het oog daarop ook worden beoordeeld.

Evenals het nog vast te stellen nieuwe streekplan van de provincie Zuid-Holland zal ook het nieuwe streekplan van Utrecht met betrekking tot de gebieden die in het Groene Hart liggen getoetst worden aan het restrictieve beleid met betrekking tot het Groene Hart door de minister van VROM. Op dit moment geeft de provincie Utrecht ingevolge het huidige streekplan prioriteit aan de benutting van het bestaand stedelijk gebied, waarbij het maken van een kwaliteitsslag (door onder meer herstructurering van gebieden die minder goed functioneren) de belangrijkste ambitie is, alvorens te spreken over uitbreiding. Het provinciaal ruimtelijk beleid ten aanzien van het landelijk gebied is gericht op het behoud en herstel van de natuur- en landschappelijke waarden, afgestemd op de positie die de gemeente inneemt ten opzichte van het omliggende gebied. Ook de gemeente Vianen heeft het versterken van die waarden onderstreept door deelname aan het convenant Landschapsplan Alblasserwaard/Vijfheerenlanden en de doorvertaling in het bestemmingsplan buitengebied, dat de gemeente in procedure heeft. Blijkens de ontwerpregeling bestaat over de inhoud van dit plan vanuit de natuur- en milieubeweging tevredenheid.

Ook het Regionaal Structuurplan (RSP) van het Bestuur Regio Utrecht (BRU) bevat ruimtelijk beleid voor het grondgebied van de gemeente Vianen. Het RSP bestaat uit een uitvoeringsprogramma, dat betrekking heeft op de periode tot 2005 en een streefbeeld met betrekking tot de periode 2005–2015. Het RSP is door de provincie Utrecht goedgekeurd voor het onderdeel met betrekking tot de periode tot 2005. In de ontwerpregeling wordt aangegeven dat het RSP uitgaat van een landschappelijk raamwerk rond Vianen van 322 hectare. In het RSP wordt vermeld hoe de stedelijke uitbreidingen worden begrensd ten opzichte van de open ruimten in het Groene Hart.

Door het provinciebestuur van Zuid-Holland is beroep ingesteld tegen het RSP met betrekking tot de volgende onderwerpen:

– De woningbouwprogrammering: Het RSP biedt voor de periode tot 2005 ruimte voor 295 woningen meer dan het streekplan Zuid-Holland-Oost.

– Het bedrijventerrein Vianen-oost (Gaasperwaard): Het gaat daarbij om de omvang van het bedrijventerrein voor de periode 2005–2015. Het streekplan voorziet op dit moment in de aanleg van 25 ha bedrijventerrein. Voor de periode 2005–2015 geeft het RSP de mogelijkheid tot uitbreiding van het bedrijventerrein tot 70 ha, terwijl in een dergelijke uitbreiding op streekplanniveau nog niet is voorzien. Met betrekking tot de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein kan nog worden opgemerkt dat gedeputeerde staten van Zuid-Holland het gemeentelijke bestemmingsplan met betrekking tot het bedrijventerrein Vianen-oost niet hebben goedgekeurd omdat naar de mening van dit college de landschappelijke inpassing nog onvoldoende was uitgewerkt.

De hiervoor genoemde punten ten aanzien van bedrijventerrein en woningbouwprogrammering zijn voor de minister van VROM aanleiding geweest om een aanwijzing ingevolge artikel 36k van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het RSP in overweging te nemen. Ten aanzien van het verschil in woningbouwprogrammering heeft het provinciebestuur van Zuid-Holland een partiële herziening van het streekplan in procedure gebracht, die het mogelijk maakt het aantal te realiseren woningen op te voeren, mits gebleven wordt binnen het bestaande stedelijke gebied van Vianen. Naar verwachting zal deze herziening in juni 2001 worden vastgesteld, waarmee het verschil met het RSP op dit punt kan worden opgelost. Voor wat betreft de uitbreiding van het bedrijventerrein Vianen-oost in de periode 2005–2015, waarbij wordt uitgegaan van een regionale functie van het terrein, is sprake van spanning tussen het RSP en het restrictieve rijksbeleid voor het Groene Hart. Binnenkort zal de minister van VROM bestuurlijk overleg voeren om hierover met de bestuurlijke partners tot afspraken te komen.

In de nota Volkshuisvesting van de gemeente Vianen is gekozen voor een groei van het aantal inwoners tot 25 000 inwoners ten behoeve van handhaving van het huidige voorzieningenniveau. De gemeente Vianen staat op het standpunt dat primair voor eigen behoefte gebouwd moet worden. De gemeentelijke ambitie om in de periode 2005–2015 in verband daarmee in totaal 1470 woningen te bouwen zal naast een streekplanafweging ook het regionale besluitvormingsproces in BRU verband moeten doorlopen. Zowel het huidige streekplan van de provincie Utrecht als van de provincie Zuid-Holland heeft, zoals hiervoor gesteld, geen betrekking op de periode na 2005. Voor wat de ontwikkeling van het bedrijfsterrein Vianen-oost betreft is er sprake van verplaatsing van bestaande bedrijven in Vianen met als primair doel om bedrijfsvestigingen in het buitengebied op te heffen. Daarnaast is subregionale opvang voor met name de gemeente Zederik mogelijk. Het reeds bestaande bedrijventerrein De Hagen, dat vol is en niet kan worden uitgebreid, kent ook bedrijfsvestigingen met een bovenlokale functie.

Met betrekking tot de overname van de ondersteuning van natuurbeheer-organisaties zal de provincie Utrecht zelfstandig een afweging moeten maken nadat een concreet beeld is ontstaan om welke steun en financiering het gaat.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven