nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 2 november 2000
Tot mijn genoegen meen ik te mogen vaststellen dat het merendeel van de
fracties van de Tweede Kamer zich positief opstelt ten opzichte van het voorstel
om het sociaal-fiscaalnummer in de AWBZ op te nemen. Op de enkele vragen die
door de leden van de PvdA-fractie werden gesteld ga ik hieronder in, waarbij
ik de volgorde van het verslag zoveel mogelijk heb aangehouden.
De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd welke ontwikkelingen er zijn
geweest die er de oorzaak van zijn dat er nu wel een grote bijdrage aan de
fraudebestrijding wordt verwacht.
Het doel van de invoering van het sofi-nummer in de AWBZ is tweeledig:
het verlichten van de administratieve lasten van de uitvoeringsorganen van
de AWBZ bij gegevensuitwisseling en een bijdrage tot de fraudebestrijding
op het brede terrein van de sociale zekerheid. In 1996 is afgezien van opneming
van het sofi-nummer in de AWBZ, omdat toentertijd het sofi-nummer fraudebestrijding
tot doel had. Nadien heeft met betrekking hiertoe een beleidswijziging plaatsgevonden,
waarna gebruik van het sofi-nummer ook werd voorgestaan in verband met efficiëntie
bij gegevensuitwisseling en in overige specifieke gevallen. Met name deze
laatste ontwikkeling is voor de uitvoering van de AWBZ van belang. Dit neemt
evenwel niet weg dat sindsdien ook het belang van fraudebestrijding in verband
met het vaststellen van eigen bijdragen in de AWBZ is toegenomen.
Voorts is gevraagd of de Wet Persoonsregistraties (WPR) uitwisseling van
gegevens van AWBZ-verzekerden tussen particuliere instellingen mogelijk maakt
en hoe een en ander wordt gecontroleerd.
Zowel in de AWBZ als in de WPR, en overigens ook in de Wet bescherming
persoonsgegevens (WBP) die vanaf volgend jaar in de plaats treedt van de WPR,
is geregeld dat uitwisseling van gegevens uitsluitend is toegestaan ter uitvoering
van de wettelijke regeling. Dit wordt doelbinding genoemd. In de AWBZ is nader
geregeld welke instanties bevoegd zijn tot het verkrijgen van voor de uitvoering
van de AWBZ noodzakelijke gegevens. Particuliere ziektekostenverzekeraars
en andere uitvoerende organen worden als bevoegde instantie genoemd. Voorzover
twee organisaties met elkaar gegevens uitwisselen mag de inhoud van die gegevens uitsluitend betrekking hebben op de voor de uitvoering van de wet waaraan
de bevoegdheid tot het uitwisselen van gegevens is ontleend, noodzakelijke
gegevens. Indien deze bevoegdheid is ontleend aan verschillende wetten, is
dus deze beperking van toepassing.
De Commissie toezicht uitvoeringsorganisatie is belast met de controle
op de uitvoering van de AWBZ door de zorgverzekeraars. De Commissie toetst
jaarlijks of de uitvoeringsinstanties adequate procedures met betrekking tot
het uitwisselen van informatie hebben ontwikkeld, of zij de bevoegdheden en
beperkingen hebben geregeld en in hoeverre het aspect van doelbinding in deze
procedures, bevoegdheden en beperkingen tot zijn recht komt. De Commissie
kan aan de uitvoeringsorganen aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze
van uitvoering.
Voorts is de Registratiekamer (na inwerkingtreding van de WBP College
bescherming persoonsgegevens geheten) aangewezen als toezichtorgaan voor het
bewaken van een juist gebruik van registraties in zowel de WPR als de WBP.
Het College heeft de mogelijkheid een juiste naleving van de WBP af te dwingen.
In dit verband is tevens van belang dat de toenmalige Ziekenfondsraad een
Besluit inzake een privacyreglement voor de uitvoeringsorganen AWBZ heeft
vastgesteld, waarin is neergelegd hoe uitvoeringsorganen dienen om te gaan
met persoonsgegevens. Dit reglement is nog steeds van kracht. Het College
voor Zorgverzekeringen zal nog overwegen om dit besluit na invoering van de
WBP in te trekken.
De leden vragen zich verder af welke mogelijkheden de verzekeraars hebben
om hun bestanden voor interne commerciële doeleinden te gebruiken.
Verzekeraars die in het kader van de AWBZ gegevens beheren, mogen die
gegevens alleen gebruiken ter uitvoering van de AWBZ. Ook het interne gebruik
van gegevens is aan de bovengenoemde doelbinding onderworpen. Bedacht moet
worden dat niet alle gegevens «gevoelige» gegevens zijn. Zo is
een simpel adresgegeven niet per definitie een «gevoelig» gegeven,
maar kan dit onder omstandigheden, bijvoorbeeld als het adres wordt gekoppeld
aan een opnamegegeven, wel worden.
De invoering van het SOFI-nummer in de AWBZ als zodanig heeft geen gevolgen
voor het gebruik van gegevens van verzekerden voor interne doeleinden. Waar
het niet-gevoelige gegevens betreft, ik bedoel naam- en adresgegevens, heeft
een verzekeraar immers reeds de beschikking over deze gegevens. Het Sofi-nummer
is irrelevant voor het gebruik voor interne doeleinden.
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts hoe de afstemming tussen de
Belastingdienst en de (particuliere) verzekeraars plaatsvindt.
De Belastingdienst zal binnenkort in contact treden met vertegenwoordigers
van de verzekeraars om nadere afspraken te maken over de wijze van verificatie.
De Belastingdienst heeft inmiddels ruime ervaring met verificatie van sofi-nummers,
bijvoorbeeld in het kader van de Ziekenfondswet en de eigenbijdrageregeling
thuiszorg.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. M. Vliegenthart