27 250
Regels met betrekking tot het beëindigen van de overeenkomst van samenwerking van de elektriciteitsproductiesector en tot het aandeelhouderschap van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet (Overgangswet elektriciteitsproductiesector)

nr. 38
MOTIE VAN HET LID CRONE C.S.

Voorgesteld 3 april 2001

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat bij het beschermen van consumenten en bedrijven publieke belangen en het garanderen van echte marktwerking en concurrentie de energienetwerken een centrale rol spelen;

overwegende, dat commerciële energiebedrijven (producenten, leveranciers en handelaren) geen enkele invloed mogen hebben op het beleid en functioneren van netwerken;

van mening, dat de regering de publiekrechtelijke regelgeving dient te versterken om het netwerkbedrijf zelfstandig en onafhankelijk te positioneren zodat belangenverstrengeling wordt uitgesloten;

verzoekt de minister van Economische Zaken, wetgeving voor te bereiden gericht op afscheiding van de netwerken met de volgende uitgangspunten:

– de netbeheerder heeft de bedrijfsmiddelen (netten, gebouwen, enz.) op de eigen balans en heeft voldoende personeel, zodat zelfstandig kan worden geïnvesteerd en gewerkt;

– deze wordt afgescheiden in een volwaardige vennootschap waarbij wordt gerealiseerd dat het blote juridisch eigendom (aandelen) bij de overheid blijft of komt;

– de benoeming van bestuurders en commissarissen wordt zodanig geregeld dat volledige onafhankelijkheid van de eigenaar wordt gegarandeerd;

– in de statuten wordt vastgelegd dat bestuurders en raad van commissarissen de bevoegdheid hebben om jaarlijks een bedrag uit de winsten te reserveren voor investeringen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar taken, zoals onderhoud, uitbreidingen en milieu;

verzoekt de minister, aanvullend op deze voorwaarden, te rapporteren over de volgende opties (inclusief conceptbeleidsregels) ten aanzien van het economisch vruchtgebruik en de vergoeding die de aandeelhouder daarvoor kan bedingen:

– het juridisch eigendom en economisch vruchtgebruik blijven bij de overheid (eventueel met minderheidsparticipatie van institutionele beleggers);

– het juridisch eigendom blijft bij de overheid en het economisch vruchtgebruik gaat via minderheidsparticipatie naar andere private partijen (waaronder de huidige energiebedrijven). Tussen deze private participanten (en met haar verbonden bedrijven) en het netbedrijf mogen geen aanbestedingsrelaties bestaan ten aanzien van de kerntaken van het netbeheer;

spreekt uit dat private minderheidsparticipatie als genoemd eerst door de minister van Economische Zaken kan worden goedgekeurd per 1 januari 2002 en nadat deze rapportage en beleidsregels met de Kamer zijn besproken en dienovereenkomstig door de minister zijn vastgesteld. Na evaluatie in 2004 en bespreking van door de Tweede Kamer eventueel nader te stellen criteria en regels zal overwogen worden of met verdere privatisering kan worden ingestemd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Crone

Voûte-Droste

Van Walsem

Naar boven