nr. 31
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 15 november 2000
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 10 wordt een nieuw artikel toegevoegd, dat luidt:
Artikel 10a
1. Artikel 5b, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer
is niet van toepassing ingeval van vervreemding door de aangewezen vennootschap
van de aandelen in de vennootschap die is aangewezen als netbeheerder van
het landelijk hoogspanningsnet, voor zover laatstgenoemde vennootschap een
beroep heeft gedaan op artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op
belastingen van rechtsverkeer.
2. Ter zake van de verkrijging, middellijk of onmiddellijk, van het landelijk
hoogspanningsnet door de vennootschap die is aangewezen als netbeheerder van
het landelijk hoogspanningsnet, is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.
B
Aan artikel 21 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
5. Artikel 10a vervalt drie jaar na haar tijdstip van inwerkingtreding.
Toetreding
Wat betreft de overdrachtsbelasting zijn twee aspecten van belang.
Op grond van de artikelen 10, tweede lid, en 13, eerste lid, van de Elektriciteitswet
1998 en het koninklijk besluit van 2 juli 1998 houdende vaststelling van het
tijdstip van inwerkingtreding van een aantal artikelen van de Elektriciteitswet
1998 diende de rechtspersoon die een recht van gebruik heeft van meer dan
de helft van de totale circuitlengte van het hoogspanningsnet, uiterlijk op
24 oktober 1998 voor het beheer van dat net een (andere) naamloze of besloten
vennootschap als netbeheerder aan te wijzen. Ter uitvoering van deze verplichting
heeft de aangewezen vennootschap, Sep, het beheer en de economische eigendom
van het hoogspanningsnet overgedragen aan haar dochtermaatschappij
TenneT BV, de vennootschap die is of zal worden aangewezen als landelijk beheerder
van het hoogspanningsnet, hetgeen is geschied bij overeenkomst tussen Sep
en TenneT van 21 oktober 1998.
Deze overdracht van de economische eigendom van het net vond plaats in
het kader van een interne reorganisatie voor de overdrachtsbelasting en was
uit dien hoofde vrijgesteld van die belasting op grond van artikel 15, eerste
lid, onderdeel h, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Deze vrijstelling
is nader uitgewerkt in artikel 5b van het Uitvoeringsbesluit belastingen van
rechtsverkeer. Daar zijn ook de voorwaarden voor de vrijstelling opgenomen.
Eén van de voorwaarden houdt in dat de niet geheven overdrachtsbelasting
alsnog verschuldigd is, indien TenneT binnen drie jaren na de verkrijging
niet meer deel uitmaakt van het concern dat zij onder meer met Sep, haar moedermaatschappij,
vormt. Derhalve is die overdrachtsbelasting alsnog verschuldigd indien Sep
de aandelen TenneT binnen die drie jaren aan een derde buiten het concern
vervreemdt.
Sep is op grond van dit wetsvoorstel verplicht om tenminste 90% van de
aandelen TenneT binnen de 3-jaarstermijn te vervreemden aan derden, waaronder
de Staat. Dit heeft tot gevolg dat TenneT alsnog de niet geheven overdrachtsbelasting
zou moeten voldoen. Een dergelijke heffing legt evenwel een zware claim op
de beoogde ontvlechting van de samenwerking van de elektriciteitsproductiebedrijven
en raakt daarmee een nationaal belang. Dit is een ongewenst en onbedoeld effect
van de afscheiding van het netbeheer met behulp van TenneT.
De opbrengst van de verkoop van de aandelen TenneT dient voor Sep ter
(gedeeltelijke) dekking van de niet-marktconforme kosten van Sep en haar aandeelhouders,
de elektriciteitsproductiebedrijven, welke kosten weer het gevolg zijn van
onder andere de elektriciteits- en gasimportcontracten die Sep met derden
heeft gesloten. Indien de opbrengst door de heffing van overdrachtsbelasting
wordt verminderd, heeft dit tot gevolg dat de sector in mindere mate de niet-marktconforme
kosten kan dekken. In deze omstandigheid is aanleiding gevonden om, in overeenstemming
met de Staatssecretaris van Financiën, voor deze concrete situatie de
door TenneT genoten vrijstelling van overdrachtsbelasting te handhaven. Een
en ander is geregeld in het eerste lid van het voorgestelde artikel 10a.
Voor een goed vervullen van de functie van netbeheerder van het landelijk
hoogspanningsnet is het gewenst dat TenneT uiteindelijk ook de juridische
eigendom van het hoogspanningsnet verkrijgt, hetzij middellijk, hetzij onmiddellijk.
Van middellijke verkrijging is bijvoorbeeld sprake indien TenneT alle aandelen
verkrijgt van een vennootschap die op haar beurt de juridische eigendom van
het hoogspanningsnet bezit. Ingevolge het tweede lid van artikel 10a is die
verkrijging eveneens vrijgesteld van overdrachtsbelasting.
Er moet nog worden onderzocht of de voorgestelde faciliteit bij de Europese
Commissie bezwaren ontmoet. Zolang niet duidelijk is dat daarvan geen sprake
is, zullen beide regelingen niet in werking treden. Artikel 21, eerste lid,
van het wetsvoorstel biedt daartoe de bevoegdheid.
Teneinde duidelijk vast te leggen dat voorgaande regelingen een beperkte
werking hebben, wordt in artikel 21, vijfde lid, een eindtermijn opgenomen.
Partijen hebben gedurende drie jaar de mogelijkheid om de beoogde situatie
te verwezenlijken.
De Minister van Economische Zaken,
A. Jorritsma-Lebbink