nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A. Hoofdstuk I wordt als volgt gewijzigd:
a. In het in artikel V, onderdeel G, voorgestelde artikel 50, derde lid,
van de Wet op het notarisambt wordt «de artikelen 26, 30, 34, 35 en
36 van de Kadasterwet» vervangen door: de artikelen 26, 27, derde lid,
30, 31, onder b, juncto 26, eerste lid, 34, 35 en 36 van de Kadasterwet.
b. Na artikel VIII wordt een artikel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL IX
In artikel 5, tweede lid, van de Wet op de naburige rechten vervallen
de woorden: of bij codicil.
B. Hoofdstuk II wordt als volgt gewijzigd:
a. In artikel I, onderdeel J, wordt in het voorgestelde artikel 53, eerste
lid, van de Successiewet 1956 «het wettelijk erfdeel» vervangen
door: de legitieme portie.
b. In artikel II, onderdeel A, wordt in het voorgestelde artikel 3, tweede
lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer «onderdelen»
vervangen door «onderdeel» en «artikel» vervangen
door «de artikelen».
c. In artikel III wordt in het voorgestelde artikel 4, eerste lid, van
de Registratiewet 1970 de zinsnede beginnend met «Uiterste willen»
en eindigend met «herroeping van uiterste willen» vervangen door:
Uiterste willen en de daarop of op omslagen daarvan gestelde aantekeningen,
andere akten welke uitsluitend uiterste wilsbeschikkingen of de herroeping
van uiterste wilsbeschikkingen inhouden, zomede akten van bewaargeving, superscriptie
of teruggaaf van uiterste willen.
C. Hoofdstuk III wordt als volgt gewijzigd:
Artikel II, onderdeel C, komt te luiden:
C
Na artikel 37 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 37a
Een notariële verklaring als bedoeld in de artikelen 26, 27, derde
lid, 30, 31, onder b, juncto 26, eerste lid, 34, 35 en 36, wordt opgemaakt
bij notariële akte.
D. Hoofdstuk IV wordt als volgt gewijzigd:
In artikel III wordt, met verlettering van onderdeel B tot onderdeel C
een onderdeel ingevoegd, luidende:
B
Aan artikel 230 lid 3 wordt een zin toegevoegd, luidende: De eerste zin
is niet van toepassing indien de nalatenschap ingevolge artikel 4.2A.1.1 is
verdeeld.
Toelichting
Algemeen
In het wetsvoorstel zijn nog enige wijzigingen wenselijk gebleken. Deze
worden hieronder afzonderlijk toegelicht.
Artikelen
A
a. Het in dit wetsvoorstel voorgestelde artikel 50, derde lid, van de
Wet op het notarisambt houdt verband met het feit dat de verklaring van erfrecht
en andere notariële verklaringen, genoemd in de Kadasterwet, voortaan
zullen worden opgemaakt bij notariële akte. Van deze akten zal de notaris
ingevolge artikel 50, derde lid, geen grossen mogen afgeven. Gebleken is dat
er naast de in deze bepaling reeds genoemde verklaringen, welke ontleend zijn
aan de opsomming in het thans geldende artikel 47 van de Wet op het notarisambt,
nog andere notariële verklaringen zijn, waarvan het eveneens in de rede
ligt dat zij bij notariële akte zullen worden opgemaakt. Van al deze
verklaringen wordt in het bij deze nota van wijziging voorgestelde artikel
37a van de Kadasterwet bepaald dat zij bij notariële akte worden opgemaakt.
In artikel 50, derde lid, van de Wet op het notarisambt wordt ook van deze
verklaringen bepaald dat daarvan geen grossen worden afgegeven.
b. Het vervallen van de woorden «of bij codicil» in artikel
5, tweede lid, van de Wet op de naburige rechten houdt verband met het feit
dat het codicil hier geen vermelding behoeft naast de uiterste wilsbeschikking,
aangezien zij daarvan een bijzondere vorm is. De wijziging stemt overeen met
de in hoofdstuk I, artikel VIII, opgenomen wijziging van artikel 25 van de
Auteurswet 1912 en is aangekondigd in de memorie van toelichting bij wetsvoorstel
27 021, houdende Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe
Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4): Kamerstukken
II 1999–2000, 27 021, nr. 3, blz. 17.
B
De wijzigingen die in hoofdstuk II, artikelen I, onderdeel J (artikel
53 Successiewet 1956), II, onderdeel A (artikel 3 Wet op belastingen van rechtsverkeer)
en III artikel 4 Registratiewet 1970) worden aangebracht, vloeien voort uit
opmerkingen in het verslag over het wetsvoorstel en zijn in de nota naar aanleiding
van het verslag toegelicht.
C
De voorgestelde wijziging van artikel 37 van de Kadasterwet wordt vervangen
door een nieuw artikel 37a, waarin behalve met betrekking tot de notariële
verklaringen als bedoeld in de artikelen 26, 30, 34 en 36 ook met betrekking
tot notariële verklaringen als bedoeld in de artikelen 27, derde lid,
31, onder h, juncto 26, eerste lid, en 35 wordt bepaald dat zij moeten worden
opgemaakt bij notariële akte. In verband daarmee kan de voorgestelde
wijziging van artikel 37 vervallen. Met de wijziging houdt verband dat ook
in artikel 50, derde lid, van de Wet op het notarisambt een (nadere) wijziging
wordt aangebracht. Naar de toelichting bij die wijziging moge op deze plaats
worden verwezen.
D
In het bij wetsvoorstel 26 089 voorgestelde artikel 7:229, derde
lid, BW wordt voor het geval van overlijden van de huurder bepaald dat indien
een huurder twee of meer erfgenamen nalaat, de verhuurder verplicht is zijn
medewerking te verlenen aan de toedeling van de rechten en verplichtingen
van de overleden huurder uit de huurovereenkomst door de gezamenlijke erfgenamen
aan een of meer van hen, tenzij de verhuurder tegen een of meer van de aangewezenen
redelijke bezwaren heeft. Deze bepaling dient geen toepassing te vinden in
het geval dat de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 4.2A.1.1,
omdat dan immers de echtgenoot van de erflater van rechtswege alle nalatenschapsgoederen
verkrijgt en gehouden wordt de verplichtingen van de erflater te voldoen.
Voor rechten en verplichtingen die na het overlijden van de erflater uit de
huurovereenkomst voortvloeien, volgt uit de in dit wetsvoorstel voorgestelde
tweede zin van artikel 6:249 BW dat zij toekomen aan, respectievelijk rusten
op, de echtgenoot.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals