27 245
Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, vierde gedeelte (aanpassing van de wetgeving aan het nieuwe erfrecht en schenkingsrecht)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 20 juni 2001

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag over het wetsvoorstel. Op de in het verslag opgenomen opmerkingen en vragen ga ik in het navolgende gaarne in. De Commissie Erfrecht van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, met wie de nota naar aanleiding van het verslag en de tegelijk met deze nota in te dienen nota van wijziging zijn besproken, kan zich met de inhoud daarvan verenigen.

De leden van de Commissie merken terecht op dat in het nieuwe erfrecht de termen «wettelijk erfdeel» en «legitieme portie» niet meer door elkaar heen kunnen worden gebruikt. In de in hoofdstuk II, artikel I, voorgestelde wijziging van artikel 53, eerste lid, van de Successiewet 1956 zal dan ook bij nota van wijziging «het wettelijk erfdeel» worden vervangen door «de legitieme portie».

De Commissie wijst er terecht op dat in hoofdstuk II, artikel II, onderdeel A (aanpassing van artikel 3 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer) de zinsnede «onderdelen a of b» zou moeten luiden «onderdeel a of b» omdat daarin het woord «of» is gebruikt en niet «en». Bij nota van wijziging wordt het wetsvoorstel in die zin aangepast.

Naar aanleiding van de opmerking van de Commissie wordt het woord «artikel» vóór «4.2A.1.7» bij nota van wijziging vervangen door «de artikelen».

In de in hoofdstuk II, artikel III, opgenomen nieuwe tekst van artikel 4, eerste lid, van de Registratiewet 1970 wordt ten opzichte van de huidige tekst onder meer «herroeping van testamenten» vervangen door «herroeping van uiterste willen». De leden van de van de Commissie zijn van mening dat hier «uiterste willen» zou moeten worden vervangen door «uiterste wilsbeschikkingen» omdat de term «uiterste wil» volgens die leden uitsluitend ziet op de akte zelf en die akte niet herroepen kan worden. Naar aanleiding hiervan wil ik opmerken dat de term «uiterste wil» in het nieuwe Boek 4 zowel kan zien op de akte zelf als op het samenstel van uiterste wilsbeschikkingen dat in de akte is opgenomen. Een voorbeeld van uiterste wil in die laatste betekenis is te vinden in artikel 4.3.6.4, laatste volzin die luidt: «Door de teruggave wordt de onderhandse uiterste wil herroepen». Nu zal artikel 4, eerste lid, van de Registratiewet 1970 niet slechts toepassing moeten kunnen vinden als de erflater besluit het geheel van zijn uiterste wilsbeschikkingen te herroepen, maar ook als de herroeping slechts betrekking heeft opéén of enkele van de uiterste wilsbeschikkingen. De redactie van de genoemde bepaling behoeft derhalve aanpassing. Daarbij kan overigens niet worden volstaan met vervanging van «herroeping van uiterste willen» door «herroeping van uiterste wilsbeschikkingen», omdat het begrip «uiterste willen» behalve met «herroeping» mede verbonden is met «akten van bewaargeving, superscriptie en teruggaaf», die uiteraard slechts betrekking kunnen hebben op uiterste willen. Bij nota van wijziging wordt de redactie daarom op andere wijze verbeterd.

De komma in de voorlaatste regel van artikel 4, eerste lid is overgenomen uit de bestaande tekst. De wetgever heeft hiermee in 1970 kennelijk een natuurlijke leespauze in de zin willen aanduiden en de aanpassing van artikel 4, eerste lid, aan het nieuwe erfrecht brengt daarin geen wijziging.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven