nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2004
In het kader van de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van
de Faillissementswet in verband met het bevorderen van de effectiviteit van
surséance van betaling en faillissement (27 244) zijn door uw
Kamer de moties met nrs. 12 en 21, ingediend door de kamerleden De Vries,
Weekers en Douma, aanvaard. Naar aanleiding van die moties bericht ik u als
volgt.
In de motie nr. 12 wordt geconstateerd dat er veel klachten zijn over
het functioneren van bewindvoerders en curatoren en dat de registratie en
afhandeling van klachten bij zowel bewindvoerders en curatoren als bij rechters-commissarissen
tekortschiet. In verband met het belang van ondernemers, schuldeisers en werknemers
bij een zorgvuldige afhandeling van klachten wordt de regering verzocht te
bevorderen dat klachten door de desbetreffende beroepsgroep worden geregistreerd
en zorgvuldig worden afgehandeld, passend in een professioneel kwaliteitszorgsysteem.
Het belang dat de Tweede Kamer hecht aan een zorgvuldige behandeling van
klachten over bewindvoerders en curatoren, onderschrijf ik. Gedacht kan zowel
worden aan registratie en behandeling van klachten binnen de beroepsgroepen
van curatoren en bewindvoerders zelf, als aan de klachten die ingevolge de
artikelen 69 en 317 van de Faillissementswet aan de rechter-commissaris worden
voorgelegd. Mij ontbreken relevante gegevens over de wijze waarop in de praktijk
registratie en afhandeling van genoemde klachten plaatsvindt. Om die reden
heb ik bij diverse organisaties (Raad voor de rechtspraak, Nederlandse Orde
van Advocaten, Insolad, Raad voor rechtsbijstand te Den Bosch, Recofa) verzocht
om gegevens dienaangaande. Tevens heb ik daarbij verzocht om mij te berichten
in hoeverre mogelijkheden voor verbetering worden overwogen.
In motie nr. 21 (die strekt tot vervanging van de motie met nr. 17) wordt
geconstateerd dat er regelmatig klachten zijn over het functioneren van bewindvoerders,
curatoren en rechters-commissarissen. Overwogen wordt dat binnen
de beroepsgroep van insolventiespecialisten door middel van specialisatieverenigingen
zoals Insolad aan goede zelfregulering wordt gedaan door middel van hoge kwaliteitseisen
die aan het lidmaatschap zijn verbonden. Voorts wordt overwogen dat onderzoek
gaande is naar de vraag of de insolventierechter goed is toegerust voor de
huidige en toekomstige taken. Aan de regering wordt verzocht te bevorderen
dat
– bewindvoerders en curatoren over voldoende juridische bedrijfseconomische,
fiscale en bedrijfskundige kennis beschikken, waartoe hoge kwaliteitseisen
worden gesteld;
– bewindvoerders en curatoren volledig transparant zijn in hun activiteiten;
– het onafhankelijk toezicht door rechters-commissarissen wordt
verbeterd.
Met de Tweede Kamer onderken ik het belang dat curatoren en bewindvoerders
beschikken over voldoende kennis, niet alleen van juridische maar ook van
bedrijfseconomische, fiscale en bedrijfskundige aard. Aan Insolad, Nederlandse
Orde van Advocaten en de Raad voor rechtsbijstand te Den Bosch (laatstgenoemde
organisatie coördineert de uitvoering van de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen) heb ik verzocht mij te berichten in hoeverre met de
door genoemde organisaties verzorgde opleidingsactiviteiten ook andere dan
juridische kennis wordt bevorderd, alsmede op welke wijze zou deze kennis
overigens zou kunnen worden bevorderd.
Met betrekking tot het toezicht door rechters-commissarissen bestaat,
naar u bekend is, discussie. Aan de Commissie insolventierecht is verzocht
om in het kader van haar advisering over de herziening van het insolventierecht
ook aandacht te besteden aan de inrichting van het toezicht op curatoren en
bewindvoerders. Ook aan de reeds genoemde organisaties is verzocht hoe zij
tegen dit onderwerp aankijken.
De door mij verzochte reacties zal ik naar verwachting begin 2005 ontvangen.
Vervolgens zal ik u zo spoedig mogelijk nadien nader berichten.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner