Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 27229-(R1660) nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 27229-(R1660) nr. 3 |
Op 13 april 1999 kwam in de vorm van een briefwisseling een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (VS) tot stand over de vestiging van steunpunten voor Amerikaans overheidspersoneel in de Nederlandse Antillen en Aruba in verband met drugsbestrijdingsactiviteiten (zgn. «Forward Operating Locations»; Trb. 1999, 98). Dit verdrag had een looptijd van een jaar, zonder mogelijkheid tot verlenging.
Sinds genoemde datum is met de VS onderhandeld over een verdrag met een langere looptijd op basis waarvan de presentie van de VS bestendigd kan worden. Om de onderhandelingsrondes met de VS voor te bereiden, hebben de drie landen van het Koninkrijk intensief overleg gevoerd. De laatste onderhandelingsronde tussen een Koninkrijksdelegatie, samengesteld uit ambtelijke afvaardigingen uit de drie rijksdelen, en de VS vond plaats op 17 en 18 januari 2000 in Miami. Tijdens die besprekingen werd overeenstemming bereikt over de tekst, die thans ter goedkeuring wordt voorgelegd.
Over het verdrag van 13 april 1999 werd de Tweede Kamer geïnformeerd per brief van diezelfde datum. Voorts werd de Kamer per brief van 14 juni 1999 geïnformeerd over de figuur van verdragssluiting voor maximaal een jaar (kamerstukken II, 1998/99, 26 200 V, nr. 80), dit naar aanleiding van de uitkomst van het Algemeen Overleg op 9 juni 1999 met de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (kamerstukken II, 1998/99, 26 200 IV, nr. 19).
Naar aanleiding van de lijst van in voorbereiding zijnde verdragen van 30 juni 1999 heeft de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken enkele vragen gesteld met betrekking tot het nieuwe verdrag. De antwoorden daarop zijn gepubliceerd in kamerstukken II, 1999–2000, 23 530, nr. 39, pagina's 2 tot en met 4.
2. Achtergrond bij het verdrag
Binnen het Koninkrijk bestaat overeenstemming over het belang dat moet worden gehecht aan voortzetting van de bestaande samenwerking met de VS bij de bestrijding van de internationale drugsbestrijding. Al sinds het begin van de tachtiger jaren draagt de Koninklijke marine samen met de VS bij aan het onderscheppen van van drugssmokkel verdacht luchten scheepvaartverkeer in het Caraïbisch gebied. In 1991 kregen deze inspanningen een nieuwe impuls toen de Koninklijke marine, mede op verzoek van de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse regeringen, de surveillance op zich nam van het zeeen luchtgebied rond de Nederlandse Antillen en Aruba. Daarbij werd aansluiting gevonden bij de door de VS daartoe speciaal opgerichte Joint Task Forces. Deze samenwerking kon verder worden geïntensiveerd door de oprichting in 1996 van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De Kustwacht kreeg tot taak de diverse maritieme dienstverlenings- en rechtshandhavingstaken uit te voeren. De samenwerking met de VS werd verder gestructureerd door plaatsing van liaison-officieren in de diverse hoofdkwartieren. De van oudsher uitstekende militaire samenwerking heeft zo ook een civiele doelstelling gekregen.
In het verleden werd door de VS geregeld gebruik gemaakt van de zee- en luchthavens van de Nederlandse Antillen en Aruba. Toen in 1998 duidelijk werd dat de VS de operaties vanaf bases in Panama moesten beëindigen, werd voor de drugsbestrijdingsactiviteiten van de VS gezocht naar nieuwe steunpunten in de regio. Gelet op de groeiende samenwerking in het kader van de Kustwacht en de aanwezigheid van een bestaande commando- en communicatie-infrastructuur vormden de Caraïbische landen van het Koninkrijk een voor de hand liggend alternatief voor de ondersteuning van die taken die verband houden met VS drugsbestrijdingsoperaties.
3. Algemene opmerkingen betreffende het verdrag
Het gekozen concept, te weten dat van de Forward Operating Locations (FOL's) gaat nadrukkelijk niet uit van een eigen militaire infrastructuur of bases die exclusief in gebruik zijn bij de Verenigde Staten (zoals in Panama en Europa); de VS benutten grotendeels de bestaande infrastructurele voorzieningen. Bovendien wordt bij de operaties gebruik gemaakt van bestaande samenwerkingsverbanden. Dit verklaart de beperkte omvang van de hoeveelheid permanent te stationeren personeel: zowel op Curaçao als op Aruba zal het gaan om ongeveer 15 personen. Deze zijn belast met de coördinatie van de logistieke steun aan eenheden en met «mission planning» (zie ook de artikelsgewijze toelichting). Het permanent te stationeren personeel en het roulerende personeel is afkomstig van verschillende overheidsinstanties binnen de VS die zijn belast met bestrijding van de drugscriminaliteit, met name de strijdkrachten en de douane.
De stationering van Amerikaans personeel en – in omvang eveneens beperkt – materieel is slechts bestemd voor drugsbestrijdingsdoeleinden. Het materieel, waaronder de vliegtuigen, is onbewapend en het personeel is slechts bewapend voor de persoonlijke veiligheid en de beveiliging van het VS-materieel.
De operaties die vanaf Curaçao en Aruba plaatsvinden worden uitgevoerd in opdracht en onder leiding van de Joint Interagency Task Force-East (JIATF-E). Binnen deze organisatie vervult de Commandant der Zeemacht in het Caraïbisch Gebied, tevens Commandant Kustwacht, de rol van Task Group Commander 4.4 (CTG 4.4). Voor zover Amerikaanse eenheden vluchten uitvoeren binnen het aan CTG 4.4 toebedeelde verantwoordelijkheidsgebied, staan deze eenheden onder het tactisch bevel van CTG 4.4. Dit verantwoordelijkheidsgebied omvat de territoriale wateren van de Nederlandse Antillen en Aruba en voorts een substantieel zee- en luchtgebied in de Caraïbische zee. De verantwoordelijkheid strekt zich niet uit over de territoriale wateren en de landmassa van derde Staten, in het bijzonder Colombia en Venezuela. Voor zover Amerikaans materieel boven derde landen zou moeten opereren, dienen daartoe met deze landen afspraken te worden gemaakt. Met Colombia bestaan ter zake reeds afspraken. Thans wordt ook met Venezuela onderhandeld.
Op verzoek van de Amerikaanse delegatie is in het verdrag de regering van de VS als verdragsluitende partij aangemerkt. Het verdrag zal uiteraard tussen de beide staten gelden.
4. Artikelsgewijze toelichting
Over het algemeen spreken de begripsomschrijvingen naar dezerzijds oordeel voor zichzelf. Ten aanzien van het VS-personeel en de luchtwaarnemers van derde staten (de zogenoemde «aircraft riders») kan het volgende worden opgemerkt.
De definities van VS-personeel in dit artikel spreken van zowel militair als civiel personeel. Het voornaamste bestand aan personeel zal militair zijn, gelet op de aard van de in te zetten luchtvaartuigen. Met name op Aruba zal permanente en tijdelijke stationering van douanepersoneel aan de orde zijn. Ook deze personeelsleden verrichten hun diensten geuniformeerd en zijn werkzaam onder de aansturing van de JIATF-E, de voor het gehele Caraïbische gebied VS-geleide verantwoordelijke multinationale organisatie.
Onder luchtwaarnemers wordt verstaan het (veelal militair) personeel van derde landen dat op basis van nadere overeenkomsten met de VS meevliegt met Amerikaanse luchtvaartuigen wanneer deze zich in het luchtruim van derde landen begeven. Deze waarnemers zijn dan met name belast met het onderhouden van verbindingen met de nationale autoriteiten voor het treffen van maatregelen indien verdachte lucht- of scheepvaartbewegingen worden waargenomen. Deze activiteiten variëren van het verkrijgen van de vereiste informatie over de betreffende vlieg- of vaarbeweging tot het aanwijzingen geven aan de bevoegde autoriteiten teneinde het (lucht-)vaartuig te onderscheppen.
Zoals reeds vermeld in de inleiding, beperkt het recht van toegang van VS-personeel en materieel tot de luchthavens Hato en Koningin Beatrix zich tot middelen die bestemd zijn voor aëronautische drugsbestrijding en de logistieke ondersteuning daarvan. Dit verdrag ziet derhalve niet op eventuele andere doelen. Gelet op Amerikaanse interne wetgeving mogen de strijdkrachten van de VS zich niet inlaten met rechtshandhavingstaken. De militaire middelen zijn beperkt en ongewapend. Voor luchtvaartuigen en schepen die niet voor drugsbestrijdingsdoeleinden van faciliteiten in de Nederlandse Antillen en Aruba gebruik wensen te maken en buiten het kader van dit verdrag vallen, dient dus evenals voorheen een zogenaamde Diplomatic Clearance te worden aangevraagd.
Op velerlei niveau zijn nadere praktische afspraken tussen bevoegde autoriteiten wenselijk en noodzakelijk. Door de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten zijn samen met de commandant verantwoordelijk voor JIATF-E en voor operaties vanaf de FOL's, US Southern Command, operationele afspraken gemaakt omtrent de wijze waarop de vliegoperaties gestalte krijgen. Het betreft hier onder meer het maximum aantal vliegtuigen dat mag worden ingezet vanaf beide vliegvelden, de bevelstructuur, de operationele aansturing, de verantwoordelijkheden van de Amerikaanse FOL-manager en de detachements-commandanten, alsmede de procedures voor de opvang van luchtwaarnemers.
Ingevolge dit artikel gelden ten aanzien van activiteiten met betrekking tot luchtvaartuigen die voor drugsbestrijdingsdoeleinden van de faciliteiten in de Nederlandse Antillen en Aruba gebruik wensen te maken, de overeengekomen vluchtprocedures. Als voorbeeld kan genoemd worden het indienen van een vluchtplan, onder vermelding van:
– datum van voorgenomen landing;
– nationaliteit, type en registratienummer van het luchtvaartuig;
– geschatte tijd van aankomst en vertrek;
– het totaal aantal personen aan boord, en
– andere behoeftes, zoals gewenste overnachtingen, veiligheidsmaatregelen, transport, enzovoorts.
Dit artikel stelt dat het VS-personeel en de afhankelijke gezinsleden het recht van het Koninkrijk, de Nederlandse Antillen en Aruba dienen te eerbiedigen en zich dienen te onthouden van iedere hiermee onverenigbare activiteit. Nu het gaat om het gehele spectrum van regelgeving dat van toepassing is en geëerbiedigd dient te worden, is ervoor gekozen het recht van het Koninkrijk, alsook het recht van de Nederlandse Antillen en Aruba expliciet te noemen. Zijdens het Koninkrijk is aangedrongen op een goede voorbereiding van het uit te zenden personeel en gezinsleden zeker waar het gaat om de rechtsregels en gebruiken die van toepassing zijn in de Nederlandse Antillen en Aruba. In dit artikel wordt die voorbereiding vastgelegd.
Het Amerikaanse personeel in de Nederlandse Antillen en Aruba geniet een aantal voorrechten en immuniteiten. Deze zijn nauwkeurig in het verdrag omschreven. Het personeel kan worden onderverdeeld in roterend personeel, dat slechts korte tijd op de eilanden vertoeft, en permanent gestationeerd personeel, dat langere tijd (twee tot drie jaar) in de landen zal verblijven. Dit permanent gestationeerde personeel, dat in omvang per locatie beperkt is tot circa 15 personen, zal gezamenlijk met afhankelijke gezinsleden op de eilanden woonachtig zijn. Om een verschillende behandeling van personeelsleden en de gezinsleden te voorkomen, is geen onderscheid gemaakt in de verleende immuniteiten. Dit is ook bij andere vormen van stationering in vreemde landen gebruikelijk.
Het VS-personeel geniet functionele immuniteit, ter ongehinderde uitoefening van de functie, alsmede strafrechtelijke immuniteit buiten de functie-uitoefening. Dit laatste zien de Verenigde Staten als een noodzakelijke uitbreiding van de functionele immuniteit, vanwege het feit dat er bij voortduring personeel in de Nederlandse Antillen en Aruba aanwezig is. Dit personeel kan immers ook buiten de functie-uitoefening door derden (zoals de georganiseerde misdaad) met hun drugsbestrijdingsactiviteiten geconfronteerd worden.
De afhankelijke gezinsleden van het permanent op de eilanden gestationeerd VS-personeel hebben in beginsel dezelfde immuniteiten. Aangezien immuniteit voor handelingen binnen de functie-uitoefening echter niet op hen van toepassing is (tenzij een dergelijk gezinslid zelf werkzaam is ten behoeve van de FOL's en derhalve de status van een permanent gestationeerd VS-personeelslid heeft), genieten zij slechts strafrechtelijke immuniteit. Een dergelijke regeling is ook bij stationeringen in NAVO-verband gebruikelijk. Dat bovengenoemde personen niet onder de primaire jurisdictie van de Nederlandse Antillen en Aruba vallen, heeft overigens de volledige instemming van deze Rijksdelen.
Gezien de aard van de werkzaamheden van het VS-personeel is strafrechtelijke immuniteit ook buiten de functie-uitoefening in de ogen van de VS een essentiële voorwaarde om effectief hun taken te kunnen uitoefenen. De verlening van deze strafrechtelijke immuniteit was voor de Verenigde Staten een conditio sina qua non. Dat wil derhalve zeggen, dat zij zonder deze immuniteit niet tot sluiting van het verdrag wensten te komen.
Oorspronkelijk vloeide de vestiging van de FOL's voort uit het niet meer voor de Verenigde Staten beschikbaar zijn van de bases in Panama en het zoeken van de Verenigde Staten naar nieuwe steunpunten in de regio. Echter, de Verenigde Staten zijn niet de enige partij die belang heeft bij het onderhavige verdrag; ook voor het Koninkrijk zijn er aanmerkelijke belangen. Het verdrag is belangrijk voor de drugsbestrijdingsactiviteiten van het Koninkrijk in internationaal verband. Daarnaast hebben de Nederlandse Antillen en Aruba ook zelfstandige belangen, die tevens belangen van het Koninkrijk zijn. Te denken valt hierbij niet slechts aan de rol van de Nederlandse Antillen en Aruba bij de bestrijding van drugstransporten in de regio, doch ook aan de economische belangen van de eilanden en het politieke belang van de goede betrekkingen met de Verenigde Staten, juist in deze regio.
Immuniteit van lokale rechtsmacht betekent uiteraard niet dat het betrokken personeel en zijn afhankelijke gezinsleden straffeloosheid genieten. VS-personeel en afhankelijke gezinsleden van permanent gestationeerd VS-personeel blijven uiteraard vallen onder de jurisdictie van de VS en zullen terzake van begane delicten door de bevoegde autoriteiten in de VS kunnen worden vervolgd. In geval delicten een zware aantasting van de rechtsorde van de Nederlandse Antillen of Aruba tot gevolg zouden hebben, kan een verzoek om uitoefening van jurisdictie door het Koninkrijk worden ingediend. Vastgelegd is dan ook dat verzoeken om opheffing van immuniteit in zaken die de autoriteiten van het Koninkrijk van bijzonder belang achten, door de VS in welwillende overweging zullen worden genomen. Dit kunnen dan zowel verzoeken betreffen ten aanzien van daden die binnen de functie-uitoefening zijn begaan, als die erbuiten zijn begaan.
Om activiteiten in het kader van dit verdrag mogelijk te maken is het noodzakelijk dat personeel verbonden aan de FOL's op een zo praktisch mogelijke wijze toegang krijgt tot het werkterrein. Dat is tevens van belang om te bewerkstelligen dat constructie-activiteiten snel en adequaat ter hand kunnen worden genomen. Om de bevoegde Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse autoriteiten in staat te stellen voortdurend overzicht te behouden over wat hun landen binnenkomt is voorts het volgende bepaald. Naast het indienen van vluchtplannen, dienen de VS-autoriteiten voor elke vlucht informatie ter beschikking te stellen van de bevoegde Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse autoriteiten over passagiers en lading, die zich aan boord bevinden. Indien het betrokken personeel of de vracht met commerciële luchtvaartmaatschappijen vliegt, is de informatievoorziening ten behoeve van deze autoriteiten eveneens gewaarborgd door de gebruikelijke documentatie voor de burgerluchtvaart. Uiteraard is hiermee ook het veiligheidsbelang gediend en kan voortvarend worden gereageerd in geval van calamiteiten.
Mede in het licht van de verwachte economische voordelen, vonden de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba het redelijk af te zien van alle import- en exportheffingen op goederen die nodig zijn voor de opbouw en het laten functioneren van de FOL's. Bepaald is dat duidelijk moet zijn dat de goederen door of uitsluitend ten behoeve van de regering van de VS worden aangeleverd of vervoerd.
In het tweede lid wordt het beginsel gehanteerd, dat van VS-regeringswege in het kader van dit verdrag in- of uitgevoerde zaken zijn vrijgesteld van inspectie. Wel is deze in- en uitvoer onderworpen aan terzake nog af te spreken douaneformaliteiten. Het betreft hier voornamelijk de douane-aangifteprocedure, zodat bij de relevante autoriteiten van de Nederlandse Antillen en Aruba bekend is, welke zaken de Rijksdelen binnenkomen en uitgaan.
Goederen bestemd voor het persoonlijk gebruik van VS-personeel en afhankelijke gezinsleden is eveneens vrijgesteld van import- en exportheffingen. Voor wat betreft de persoonlijke bagage van VS-personeelsleden diene dat deze niet vrijgesteld is van inspectie, hoewel de VS hier oorspronkelijk wel op aandrongen.
Het spreekt voor zich dat indien belastingvrij geïmporteerde goederen in het economisch verkeer in de Nederlandse Antillen of Aruba worden gebracht, de verkoper dient zorg te dragen voor de betaling van de toepasselijke belastingen.
Dit artikel gaat over het gebruik van terreinen, faciliteiten en de toegang daartoe. Een en ander hangt ook nauw samen met de investeringen die de VS zullen doen.
In de uitvoeringsakkoorden tussen de VS en de autoriteiten van de Nederlandse Antillen en Aruba gestoeld op dit artikel zijn gedetailleerde afspraken gemaakt over de locaties van de Amerikaanse steunpunten op Curaçao en Aruba in het kader van operaties in de lucht ter bestrijding van internationale drugscriminaliteit. De autoriteiten van de Nederlandse Antillen en Aruba stellen zonder kosten overeengekomen faciliteiten ter beschikking, alsmede terrein voor overeengekomen nieuwbouw en vrije doorgang voor activiteiten in het kader van dit verdrag. De infrastructurele investeringen die de VS zullen moeten doen om de aangewezen locaties en faciliteiten geschikt te maken voor de operaties bedragen ongeveer 40 miljoen Amerikaanse dollars voor de locatie op Curaçao en 17 miljoen Amerikaanse dollars voor Aruba.
Tevens was van belang dat de locatie op Hato aan zou sluiten op de bij de Koninklijke marine in gebruik zijnde faciliteiten. Op deze wijze kon maximale integratie van de inspanningen van de VS-eenheden met de eenheden van Koninklijke marine en Kustwacht worden bereikt. Ook kan uit de co-locatie een zodanige synergie ontstaan in de logistieke instandhouding van de eenheden dat op termijn kosten kunnen worden bespaard. Dit draagt mede bij aan de intensivering van de samenwerking tussen de VS en het Koninkrijk waarop in de inleiding werd gewezen.
Bij constructiewerkzaamheden en dienstverlening ten behoeve van de FOL's zal zoals in dergelijke gevallen gebruikelijk, een beroep worden gedaan op aannemers. Hoewel de VS daarbij de bevoegdheid wensten te behouden om met name met eigen ingehuurd personeel toezicht te houden op de uitvoering van werkzaamheden, is in dit artikel nadrukkelijk de mogelijkheid geopend voor het bedrijfsleven in de Nederlandse Antillen en Aruba om daarbij betrokken te worden.
Bij bouwwerkzaamheden is de naleving van adequate technische voorschriften ook voor ruimtes in gebruik bij militaire eenheden van het grootste belang. Voor de VS was belangrijk dat ook de eigen nationale standaarden zouden worden geëerbiedigd teneinde te kunnen voldoen aan Amerikaanse voorschriften inzake veiligheid en arbeidsomstandigheden. In de wetenschap dat de bouwvoorschriften in de Nederlandse Antillen en Aruba in nagenoeg alle gevallen lagere eisen zouden stellen dan de Amerikaanse, is besloten dat de VS in beginsel de eigen voorschriften bij de bouw van exclusief onder hun beheer staande faciliteiten zullen hanteren. Voor zover voorschriften conflicteren met Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse voorschriften zullen de bevoegde autoriteiten van partijen ter zake overleg voeren. Artikel XXIV van dit verdrag, de bepaling inzake de beslechting van geschillen, is terzake van toepassing. Op Aruba is overigens de kans op conflicten verwaarloosbaar klein aangezien aldaar reeds met VS-standaarden wordt gewerkt. Overigens zullen bouwactiviteiten ten behoeve van faciliteiten voor de militaire eenheden worden uitgevoerd door aannemers, zoals bedoeld in artikel I, onder e, van dit verdrag, aan wie geen privileges en immuniteiten zijn verleend.
In deze artikelen wordt het gebruik van water, elektriciteit, en andere publieke voorzieningen geregeld alsmede de administratieve afhandeling van activiteiten samenhangend met dit verdrag. De regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba zullen er het hunne toe bijdragen om het functioneren van de FOL's ook in dit opzicht te faciliteren. Beide landen achten dat niet alleen van belang voor de operaties die vanaf de FOL's zullen plaatsvinden, maar ook voor een vlotte uitvoering van de investeringen.
In dit artikel is het wapengebruik nadrukkelijk gelimiteerd. Zo is het personeel slechts bewapend voor de persoonlijke veiligheid en de beveiliging van het VS-materieel. Ook het gebied waarbinnen de wapens gedragen mogen worden is beperkt.
Voor zover daar een noodzaak toe bestaat, wordt in onderlinge samenwerking de veiligheid op de vliegvelden verbeterd. Het artikel geeft aan dat daarover nadere afspraken zullen worden gemaakt tussen de VS en de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba tot wier autonome bevoegdheden dit terrein behoort. Hoewel het landen, parkeren en opstijgen van vliegtuigen onbelast blijft, genereert het verdrag aanzienlijke inkomsten voor de luchthavens door de verlening van diensten.
Van belang in dit artikel is dat de verzekering voor het eigendom, bezit en gebruik van privé-voertuigen van VS-personeel, afhankelijke gezinsleden en aannemers zodanig geregeld is dat de aansprakelijkheid ten aanzien van derden afgedekt is.
Het artikel is gebaseerd op het streven te voorkomen dat personen dubbele belasting betalen of in geen enkel land belastingplichtig zijn.
Het eerste lid van dit artikel spreekt voor zich. Dit artikellid betreft dus slechts het afzien van vorderingen jegens elkaar door de regering van de Verenigde Staten enerzijds en het Koninkrijk, de Nederlandse Antillen of Aruba anderzijds. Het ziet niet op vorderingen van derden. Die materie is geregeld in het tweede lid.
Het is van belang dat derden de mogelijkheid hebben om vorderingen in te dienen, dat deze vorderingen onverwijld worden behandeld, en dat derden een duidelijk aanspreekpunt hebben ten aanzien van de door hen ingediende vorderingen. Het tweede en derde lid zien hierop. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de manager van de FOL's.
Het Koninkrijk acht dit van bijzondere belang, in verband met de nodige bescherming en zekerheden voor individuen.
De tekst van het eerste lid is gebaseerd op paragraaf 7 van de bijlage bij de op 13 augustus 1954 te 's-Gravenhage totstandgekomen notawisseling tussen de Nederlandse en de Amerikaanse Regering inzake de legering van Amerikaanse troepen in Nederland (Trb. 1954, 120).
Het tweede en derde lid zijn een uitwerking van het recht op vrije communicatie.
In dit artikel wordt omschreven wat de taak van de FOL-manager is ten aanzien van luchtwaarnemers. De omschrijving heeft tot doel te waarborgen dat dit uit derde landen afkomstige personeel op de hoogte is van de lokale wet- en regelgeving en gebruiken. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat dit personeel geen bijzondere status in de Nederlandse Antillen en Aruba geniet.
Dit artikel moedigt partijen aan tot nadere samenwerking op dit gebied, ook met andere landen in de regio. Dit past geheel in het beleid van het Koninkrijk dat internationale samenwerking bij de bestrijding van drugscriminaliteit ten doel heeft. Zoals bekend hecht het Koninkrijk groot belang aan internationale en regionale samenwerking bij de drugsbestrijding.
Dit artikel geeft aan dat er een doorlopende mogelijkheid is om de activiteiten die in het kader van dit verdrag worden uitgevoerd, te evalueren. Dat betreft nadrukkelijk ook de uitwerking die het verdrag kan hebben op de omringende regio. Hiermee wordt voor het Koninkrijk en de VS de mogelijkheid geschapen de activiteiten in het kader van de drugsbestrijdingoperaties te herzien en aan de actualiteit aan te passen.
Dit artikel betreft de geschillenbeslechting. Er is hierbij gekozen om alle eventuele geschillen in eerste instantie tot een oplossing te brengen door overleg op het niveau van de behandelende autoriteiten. Indien dit niet tot een resultaat leidt, kan het overleg op een hoger niveau getild worden, inclusief het hoogste diplomatieke dan wel politieke niveau. Het is niet gebruikelijk om ten aanzien van de activiteiten waarop het verdrag ziet te verwijzen naar (externe) middelen van vreedzame geschillenbeslechting.
Dit artikel geeft aan dat het verdrag alleen van toepassing is op het grondgebied (inclusief de territoriale zee) van de Nederlandse Antillen en Aruba. Dit houdt in dat geen van de in het verdrag opgenomen bepalingen kan leiden tot een precedent voor wat betreft het grondgebied van Nederland.
Ten aanzien van de aansluitende zone diene dat, evenmin als dat elders in het Koninkrijk het geval is, de Nederlandse Antillen en Aruba geen aansluitende zone hebben. Dit zou in de toekomst kunnen veranderen. Artikel 33 van het op 10 december 1982 te Montego Bay totstandgekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83) geeft aan in welke gevallen het aan een kuststaat is toegestaan in de aansluitende zone toezicht uit te oefenen.
Overigens wordt op basis van artikel II van het onderhavige verdrag aan de Verenigde Staten toestemming verleend voor toegang tot en gebruik van Hato International Airport in de Nederlandse Antillen en Reina Beatrix International Airport in Aruba, alsmede de daartoe aangewezen havens en bijbehorende faciliteiten.
Vanwege de aard en de inhoud van de verdragsbepalingen, zowel in het onderhavige verdrag, als in het verdrag van 13 april 1999, dient voorkomen te worden dat een rechtsvacuüm ontstaat, dus dat de looptijd van het eerdere verdrag is beëindigd zonder dat het nieuwe verdrag reeds van toepassing is. Dit zou voor het VS-personeel, de afhankelijke gezinsleden, alsmede de regering van de Verenigde Staten ook te veel (rechts)onzekerheid met zich meebrengen. Om die reden is gekozen voor de voorlopige toepassing. Het verdrag wordt vanaf 1 april 2000 voorlopig toegepast.
Het verdrag zal voor wat het Koninkrijk betreft, alleen van toepassing zijn op de Nederlandse Antillen en Aruba.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27229-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.