nr. 81
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 april 2006
In het mondelinge vragenuur van uw Kamer op 17 januari 2006 zijn
aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en ondergetekende vragen
gesteld over het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) getiteld «Hoge
(jeugd)werkloosheid onder etnische minderheden». Als gevolg van dit
mondelinge vragenuur heb ik u op 7 februari jl. (Tweede Kamer, 27 223,
nr. 78) een brief gestuurd met een voorlopige reactie op de verschillen tussen
de werkloosheidscijfers in het SCP-rapport en de werkloosheidscijfers van
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Bij brief van 16 februari
jl. (Kamerstuk 2005–2006, 27 223, nr. 79, Tweede Kamer) heb ik
u geïnformeerd over de CBS-cijfers over de werkloosheid onder niet-westerse
allochtonen.
Inmiddels hebben medewerkers van CBS en SCP de verschillen tussen de werkloosheidscijfers
van beide instellingen nader onderzocht. Deze instituten hebben mij een gezamenlijke
brief gestuurd over de geconstateerde verschillen in werkloosheidscijfers
over etnische minderheden (zie bijlage).1 Hierbij
informeer ik u in het kort over de geconstateerde verschillen.
Oorzaken voor de verschillen zijn door onderzoekers van CBS en SCP gevonden
in: de feitelijk geënquêteerde groep, de onderzoeksperiode, het
onderzoeksgebied en de vraagstelling en onderzoeksdesign. Het is niet mogelijk
gebleken de getalsmatige bijdrage van alle onderscheiden oorzaken voldoende
nauwkeurig in beeld te brengen. Wel is duidelijk, dat de raming van het SCP
systematisch hoger uit komt dan die van het CBS.
Ten aanzien van het niveau van de werkloosheid leiden de cijfers van SCP
en CBS in belangrijke mate tot dezelfde conclusies: in 2005 was de werkloosheid
onder niet-westerse allochtonen – vergeleken met autochtonen –
hoog; de werkloosheid onder jeugdige niet-westerse allochtonen is het hoogst
van alle onderscheiden groepen.
Over de maatregelen om de arbeidsparticipatie onder allochtonen te bevorderen
heb ik u in eerdere brieven geïnformeerd.
Beide partijen zijn van mening dat verder inzicht in de gevoeligheid van
uitkomsten onder (jeugdige) allochtonen kan worden verkregen uit nader (enquête-)onderzoek.
Zo is onlangs gestart met een nieuwe enquête, waarvan de voorbereidingen
al geruime tijd lopen. Dit is de «Survey Integratie Minderheden»
onder de vier grote allochtone bevolkingsgroepen, die wordt uitgevoerd door
het SCP in opdracht van het ministerie van Justitie en waarin het CBS participeert.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof