27 217 (R1659)
Bepalingen omtrent de tarieven voor consulaire dienstverlening (Rijkswet op de consulaire tarieven)

nr. 8
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 31 maart 2004

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over diens brief van 23 december 2003 over nadere regelgeving m.b.t consulaire diensten waarvoor een vergoeding wordt gevraagd (kamerstuk 27 217 (R1659), nr. 7).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 30 maart 2004.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Haan

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Toor

Lijst van vragen en antwoorden inzake kosten consulaire dienstverlening

1

De minister stelt dat de zorg voor de veiligheid en het welzijn van de Nederlander in het buitenland een van de kerntaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken is. Kan de minister aangeven of de hoogte van de rechtshulpverlening voor Nederlandse gevangenen in buitenlandse gevangenissen wordt aangepast aan de kosten van onderhoud in het land van detentie?

Zoals is aangegeven in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 12 februari 2002 (TK 25 203, nr. 16), ontvangen sinds 1 januari 2002 Nederlanders die zijn gedetineerd in landen buiten Europa een maandelijkse schenking van € 30. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud. Het is daarbij duidelijk dat dit bedrag in sommige landen niet toereikend is. Daarom bestaat daarnaast de mogelijkheid dat Nederlandse gedetineerden maandelijks of incidenteel een rijksvoorschot wordt toegekend, ook voor levensonderhoud.

Echter, de financiering van de rechtshulpverlening is de verantwoordelijkheid van de individuele Nederlandse gedetineerde in het buitenland zelf, net zoals de keuze van een advocaat overigens. Hiervoor kan de Nederlandse overheid geen middelen vrijmaken. In het geval een gedetineerde niet over voldoende financiële middelen beschikt om zelf een advocaat te betalen, wordt in bijna alle landen ter wereld van staatswege een pro deo advocaat toegewezen. Ik wil in dit verband erop wijzen dat dit ook in Nederland de praktijk is. In het uitzonderlijke geval dat een onvermogende Nederlandse gedetineerde in het buitenland geen pro deo advocaat krijgt toegewezen, kan het ministerie een rijksvoorschot toekennen opdat deze gedetineerde wel van rechtshulp verzekerd is.

2

Welke grenzen kan de eerbiediging van de soevereiniteit van een land aan de grenzen van de consulaire assistentie stellen? Zijn er gevallen bekend waarin deze eerbiediging consulaire dienstverlening in de weg stond? Zo ja, welke gevallen waren dit?

Consulaire assistentie wordt – overeenkomstig het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (1963) – verleend in overeenstemming met de wetten en regelingen van de ontvangende staat. Dit uitgangspunt vloeit voort uit de soevereiniteit van staten en stelt een grens aan de consulaire dienstverlening, uiteraard op basis van wederkerigheid. Voorbeelden hiervan liggen onder andere op de volgende terreinen:

– gedetineerdenbegeleiding.

De vertegenwoordiging van de zendende staat dient de lokale rechtsgang te respecteren. Als de behandeling van een gedetineerde in strijd is met de lokale wetgeving en/of met de internationale, verdragsrechtelijke verplichtingen van de ontvangende staat, of wanneer sprake is van wrede, onmenselijke of ongewone straffen is er aanleiding voor de Nederlandse vertegenwoordiging de lokale autoriteiten hierop aan te spreken.

Een ander voorbeeld in dit kader is de omstandigheid dat het in sommige landen voor de Nederlandse vertegenwoordiging onmogelijk is consulaire bijstand te verlenen aan Nederlandse gedetineerden die tevens de nationaliteit van het gastland hebben; het gastland beschouwt hen dan (uitsluitend) als eigen staatsburgers.

– vermissing en (kinder-)ontvoering

De Nederlandse vertegenwoordiging heeft in de ontvangende staat geen opsporingsbevoegdheid en kan derhalve niet zelf officiële zoektochten ondernemen. Nederland kan assistentie aanbieden bij de oplossing van dergelijke zaken, maar is daarbij afhankelijk van de bereidheid van het gastland de aangeboden hulp te accepteren.

3

Kunt u in vergelijking met de afgelopen jaren aangeven in welke mate de vraag naar consulaire dienstverlening is toegenomen?

De laatste jaren is een duidelijke trend waarneembaar dat de gevallen waarin consulaire assistentie wordt gevraagd ingewikkelder en dus arbeidsintensiever zijn geworden. Niet alleen zoeken de Nederlandse burgers avontuurlijker bestemmingen op voor hun vakantiereizen, ook de risico's in als veilig bekend staande bestemmingen zijn met de wereldwijde dreiging van terroristische aanslagen toegenomen (zie bijvoorbeeld de aanslagen in Bali, Casablanca, Istanboel en Madrid).

Op diverse terreinen wordt een stijging van het volume waargenomen: het aantal Nederlandse gedetineerden in het buitenland is bijvoorbeeld aanzienlijk toegenomen (van 1600 medio 1998 naar ruim 2200 per ultimo 2003), het aantal verzoeken om legalisatie van documenten neemt gestaag toe (ca. 10% groei in de periode 2000–2003), evenals de vraag naar reisdocumenten op de posten (eveneens ca. 10% groei in genoemde periode tot thans bijna 130 000 per jaar).

4

De minister schrijft dat het ministerie niet over onbeperkte personele en financiële middelen beschikt. Kan de minister aangeven hoe de bezuinigingstaakstelling voor het ministerie van Buitenlandse Zaken doorwerkt op het postennetwerk c.q. de verspreiding van Nederlandse vertegenwoordigingen in de wereld?

In het kader van de taakstelling van het kabinet Balkenende-I worden de consulaten-generaal in Lagos (Nigeria), Djedda (Saudi Arabië), Karachi (Pakistan) gesloten. Sluiting van deze vertegenwoordigingen is voorzien voor de zomer van 2004. Eind 2003 zijn het consulaat-generaal in Houston (VS) en de ambassade in Kingston (Jamaica) gesloten. Ook de sluiting van deze posten wordt aan deze taakstelling toegerekend. Voor de volledigheid vermeld ik nog dat sinds de zomer van 2003 ook het ambassadekantoor in Bonn (Duitsland) is gesloten. De bestaansredenen voor dit kantoor waren weggevallen sinds alle taken waren overgeheveld naar de ambassade in Berlijn.

5

Kunt u een overzicht geven van de globale ontwikkeling van de consulaire tarieven over de afgelopen tien jaar?

Sinds de inwerkingtreding van de Wet op de Kanselarijrechten (1948) werden de consulaire tarieven slechts sporadisch herzien, laatstelijk in 1988, dat wil zeggen meer dan 15 jaar geleden. De technisch eenvoudiger opzet van de nieuwe Rijkswet op de consulaire tarieven maakt het mogelijk deze tarieven vanaf nu regelmatig – in principe jaarlijks – aan te passen aan de prijsontwikkeling.

6

Hoe worden de nieuwe tarieven bekend gemaakt aan het brede publiek?

De tarieven zijn gepubliceerd in de Staatscourant. Daarnaast is op diverse manieren de aandacht gevestigd op de nieuwe tarieven, in het buitenland door middel van de Mededeling aan het Publiek die in de publieke ruimte van elke diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging te vinden is. In Nederland heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken, nadat uw Kamer werd geïnformeerd, op 6 januari jl. een persbriefing gehouden om de inwerkingtreding van de nieuwe Rijkswet toe te lichten. Belanghebbende organisaties in Nederland, zoals de alarmcentrales, uitkeringsinstanties en onderwijsinstellingen, zijn per brief ingelicht. De informatie is ook te vinden op de internetsite van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

7

Is er overleg geweest met organisaties als bijvoorbeeld de Consumentenbond over de totstandkoming van deze tarieven? Zo nee, waarom niet?

Nee, voor een dergelijk overleg was geen aanleiding. Voor de nieuwe tariefbepaling is conform het regeringsbeleid gekozen voor kostendekking: het tijdbeslag dat met een bepaalde handeling in de regel gemoeid is vermenigvuldigd met het bruto uurloon van de ambtenaar die de betreffende handeling doorgaans verricht, vermeerderd met een toeslag voor overhead. Op basis van de politieke keuze voor kostendekking was de uitwerking een technische kwestie. Noch voor het politieke, noch voor het technische aspect zou overleg met een organisatie als de Consumentenbond enige toegevoegde waarde hebben gehad.

8

Door wie en op welke wijze wordt de afweging gemaakt om in individuele gevallen rekening te houden met de onvermogendheid van de belanghebbende?

De afweging wordt gemaakt door het hoofd consulaire zaken van de betreffende vertegenwoordiging dan wel door de directie consulaire zaken van het departement. Degene die een beroep op onvermogen doet, dient dit aannemelijk te maken. Een aanvrager woonachtig in Nederland kan daartoe een verklaring van zijn gemeente van inschrijving verkrijgen. Ten aanzien van een aanvrager die woonachtig is in het ressort van de betreffende vertegenwoordiging zal het hoofd consulaire zaken de aangedragen bewijzen voor het onvermogen beoordelen. Het gaat daarbij om de vraag of onvermogen aannemelijk is gemaakt – er hoeft geen onomstotelijk bewijs voor te worden geleverd (Rijkswet op de consulaire tarieven, artikel 5). Een beroep op onvermogen doet zich overigens slechts zelden voor. In voorkomend geval wordt een (beknopte) aantekening voor het dossier gemaakt omtrent de weigering of toekenning van kwijtschelding.

9

Welke criteria worden gehanteerd in dergelijke situaties?

De kosten van de dienst waarvoor op grond van artikel 5 van de Rijkswet gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de verschuldigde rechten wordt gevraagd, worden vergeleken met de middelen van bestaan van aanvrager in relatie tot de lokale kosten van levensonderhoud. Ieder beroep op genoemd artikel 5 wordt individueel getoetst. Er zijn geen groepen die categorisch in aanmerking komen voor kwijtschelding.

10

Bestaat er een klachtenprocedure waar burgers terecht kunnen indien zij bijvoorbeeld van mening zijn dat zij in gelijke gevallen (financieel) anders behandeld worden in bovenstaande situaties of in het geval van bijzondere opdrachten?

Iedere burger die meent dat hij ten onrechte niet in aanmerking is gebracht voor gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van verschuldigde rechten, dan wel die meent dat hem ten onrechte of te hoge kosten in rekening zijn gebracht, kan een klacht indienen bij het ministerie van Buitenlandse Zaken of bij de betreffende vertegenwoordiging in het buitenland. De klacht wordt vervolgens conform de bestaande, gedetailleerd uitgewerkte klachtenprocedure afgehandeld. Dergelijke klachten zijn tot op heden overigens niet ontvangen.

11

Welke richtlijnen hanteert de minister bij de discretionaire vaststelling of aan een belanghebbende een deel van de kosten van de consulaire dienstverlening wordt doorbelast? Kan concreet worden aangegeven hoe deze richtlijnen de afgelopen jaren zijn toegepast en waarom?

Het gaat hier vooral om nieuw beleid voor doorbelasting van kosten voor consulaire bijstand gemaakt in bijzondere omstandigheden. De richtlijnen zijn nog in ontwikkeling. Tot dusverre werden aan betrokkene geen kosten berekend die door het ministerie werden gemaakt bij dergelijke consulaire bijstand. Wel zijn altijd kosten in rekening gebracht voor specifieke zaken als de terugreis naar Nederland en een nieuw reisdocument.

12

Is het mogelijk dat in extreme gevallen aan de belanghebbende volledig de kosten van de dienstverlening worden doorbelast of is het beleid van de overheid steeds gericht op een gedeeltelijke afwenteling van de kosten? Is het mogelijk om aan te geven in welke gevallen de kosten van de dienstverlening volledig worden doorbelast?

Zoals in het antwoord op vraag 12 aangegeven zijn de criteria nog in ontwikkeling. Volledige doorbelasting wordt naar de huidige, voorlopige inzichten in principe niet uitgesloten.

13

In toenemende mate zijn noodsituaties te verzekeren bij gespecialiseerde organisaties en bedrijven en andere organisaties doen dat ook. Ook voor privé-personen staat deze mogelijkheid open. Kan de minister, duidelijker dan in de brief, aangeven waar de scheidslijn ligt tussen de eigen verantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid van de overheid?

Ook voor deze vraag geldt dat het beleid, inclusief de criteria, nog in ontwikkeling is. Verwacht wordt van de burger dat hij zich voor een reis naar, of een verblijf in het buitenland verdiept in de risico's die met de bestemming en de voorgenomen activiteiten samenhangen en dat hij maatregelen neemt om die risico's zoveel mogelijk te beperken en zelf de voorzienbare gevolgen van zijn acties te kunnen opvangen. In ieder geval wordt van de burger verwacht dat hij adequaat verzekerd naar het buitenland afreist en dat hij zich in het buitenland verantwoordelijk gedraagt.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), Voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), Ondervoorzitter, van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Geluk (VVD), Wilders (VVD), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD) en Vacature (D66).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GL), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam, MFA (PvdA), Sterk (CDA), Oplaat (VVD), Hirsi Ali (VVD), Van Miltenburg (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD) en Dittrich (D66).

Naar boven