nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2003
De zorg voor de veiligheid en het welzijn van de Nederlander in het buitenland
is een van de kerntaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De Nederlander
kan op consulair gebied op het departement en de posten rekenen. Ik teken
daarbij voor de goede orde aan dat het niet in alle gevallen mogelijk is een
beslissende invloed uit te oefenen op het uiteindelijke – gewenste of
beoogde – resultaat. Zo kan de eerbiediging van de soevereiniteit van
het land waar de consulaire assistentie wordt verleend grenzen stellen aan
de mogelijkheden voor interventie.
Ook beschikt het ministerie niet over onbeperkte personele en financiële
middelen, wat eveneens een grens stelt aan de consulaire dienstverlening.
Om aan de steeds toenemende vraag naar consulaire diensten te kunnen blijven
voldoen, is het daarom noodzakelijk in ruimere mate en op systematischer wijze
dan in het verleden kosten die het ministerie in het kader van de consulaire
assistentie maakt door te belasten aan degene aan wie deze assistentie is
verleend.
Op 1 januari 2004 zal de Rijkswet op de consulaire tarieven in werking
treden. Op grond van deze wet zullen bepaalde consulaire kosten worden doorberekend
aan belanghebbenden. De nieuwe consulaire tarieven zijn, conform het regeringsbeleid,
berekend op basis van kostendekkendheid. Krachtens voornoemde rijkswet is
een rijksbesluit1 vastgesteld waarin een nadere
omschrijving is gegeven van de consulaire diensten waarvoor een vergoeding
verschuldigd is. De hoogte van deze vergoeding is neergelegd in een ministeriële
regeling, die als bijlage dezes ter informatie is bijgevoegd2. In individuele gevallen kan overigens rekening worden gehouden met
onvermogendheid van een belanghebbende.
Enerzijds gaat het in dit verband om vergoedingen voor reguliere consulaire
diensten, zoals legalisatie, consulaire verklaringen en allerlei vormen van
bemiddeling. De tarieven voor dergelijke gevallen zullen – onvermogendheid
daargelaten – stelselmatig geheven worden.
Anderzijds kunnen door het ministerie kosten worden gemaakt voor consulaire
diensten in bijzondere omstandigheden, zoals bij vermissing of ontvoering.
Van de mogelijkheid om kosten voor dergelijke diensten door te belasten aan
belanghebbende zal op discretionaire wijze gebruik gemaakt worden. Het antwoord
op de vraag of, en zo ja welk deel van de kosten zal worden doorbelast, zal
mede afhangen van de maatregelen die betrokkene zelf heeft getroffen. Van
de moderne burger mag immers worden verwacht dat hij juist ook zelf maatregelen
treft om de (financiële) risico's bij een reis naar of verblijf in het
buitenland zoveel mogelijk te beperken. Het kan niet zo zijn dat hij zich
bewust in riskante avonturen stort en vervolgens naar de overheid kijkt, als
hij in de problemen raakt.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot