nr. 21
AMENDEMENT VAN HET LID DE VRIES C.S. TER VERVANGING VAN
DAT GEDRUKT ONDER NR. 91
Ontvangen 9 november 2000
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Het in artikel XI, onderdeel D, punt 2, opgenomen artikel I, onderdeel
J, derde lid, van hoofdstuk 2 komt te luiden:
3. Een vervangingsreserve in de zin van artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting
1964 bij het einde van het kalenderjaar 2000 wordt bij het begin van het kalenderjaar
2001 aangeduid als herinvesteringsreserve en geacht te zijn ontstaan op de
voet van de artikelen 3.53, eerste lid, onder b, en 3.54 van de Wet inkomstenbelasting
2001. Voor een aldus als herinvesteringsreserve aangeduide vervangingsreserve
wordt voor de in artikel 3.54, eerste lid, genoemde drie jaren, respectievelijk
voor het in het vijfde lid genoemde derde jaar, gelezen vier jaren respectievelijk
het vierde jaar.
Toelichting
In beginsel dient een herinvesteringsreserve op grond van artikel 3.54,
vijfde lid, Wet inkomstenbelasting 2001 uiterlijk in het derde jaar na het
jaar waarin de reserve is ontstaan, in de winst te worden opgenomen. Voor
de huidige vervangingsreserve geldt een langere termijn; die reserve wordt
namelijk uiterlijk in het vierde kalenderjaar na het jaar waarin de reserve
is ontstaan in de winst begrepen. Met dit amendement wordt bereikt dat de
maximale termijn waarbinnen de belastingplichtige een vervangingsreserve kan
aanhouden, niet wordt bekort ingeval een vervangingsreserve op grond van het
overgangsrecht per 1 januari 2001 wordt aangemerkt als een herinvesteringsreserve.
De budgettaire gevolgen van deze aanpassing zijn verwaarloosbaar.
De Vries
Reitsma
Hindriks
Giskes