27 208
Vaststelling van regels voor overgangs-, en invoeringsrecht voor de totstandkoming van de Wet arbeid en zorg (Invoeringswet arbeid en zorg)

nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 september 2000

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een nota van wijziging bij het bovenvermelde voorstel aan (27 208, nr. 5).

Volgens het geldend recht worden perioden waarin de vrouw ziekengeld heeft ontvangen in verband met het zwangerschaps- en bevallingsverlof, meegeteld voor de wachttijd van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG). In het wetsvoorstel Invoeringswet arbeid en zorg is deze systematiek overgenomen.

Met bijgaande nota van wijziging bij het Invoeringswetsvoorstel arbeid en zorg wordt de samenhang tussen de periode waarin een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling ontvangen wordt en de wachttermijn van 52 weken voor de arbeidsongeschiktheidsregelingen, gewijzigd. Door het omzetten van het recht op ziekengeld tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof in een specifiek recht op zwangerschaps- en bevallingsuitkering, gekoppeld aan een verlofrecht terzake, heeft het kabinet deze samenhang opnieuw overwogen. Het kabinet is tot de conclusie gekomen er de voorkeur aan te geven het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet meer mee te tellen voor het bepalen van de wachttijd van de WAO, WAZ en WAJONG.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. E. Verstand-Bogaert

Naar boven