27 207
Vaststelling van regels voor het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg in de ruimste zin (Wet arbeid en zorg)

27 208
Vaststelling van regels voor overgangs-, en invoeringsrecht voor de totstandkoming van de Wet arbeid en zorg (Invoeringswet arbeid en zorg)

nr. 63
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2004

Hierbij zend ik u ter kennisneming het eindrapport van het onderzoek onder werknemers naar de behoefte aan en het gebruik van arbeid-en-zorgregelingen.1 Het onderzoek getiteld «Werkt verlof?» werd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verricht door het SCP.

Het onderzoek biedt al een aantal gegevens voor de motie-Van Gent (TK 2000/01, 27 207, nr. 42) en de motie-Schimmel/Bussemaker (TK 2000/01, 27 207 en 27 208, nr. 61).

In de motie-Van Gent wordt de regering verzocht om na te gaan of voor mensen in andere leefvormen dan het gezin (alleenstaanden, LAT-relaties) uitbreiding mogelijk is van de kring hulpbehoevenden voor wie kortdurend zorgverlof mag worden opgenomen, bijvoorbeeld via een «keuzekaart». Het onderzoek laat zien dat 3%-4% van de verlofgangers in 2001 en 2002 verlof opnam ten behoeve van de zorg voor andere kortdurend zieken dan een kind, partner of ouder (3% voor een zieke vriendin; 4% voor een ander familielid). In het geval van langdurend zieken en stervenden nam 5% verlof op voor een vriendin en 14% voor een ander familielid.

De motie-Schimmel/Bussemaker verzocht na te gaan of de duur van het kortdurend zorgverlof voor alleenstaanden voldoende is. Van de verlofgangers vond 9% het verlof te kort. De kleine aantallen maakten echter dat niet kon worden vastgesteld of het significant vaker alleenstaanden betrof.

Verder blijkt uit het onderzoek dat er noch voor situaties waarop het kortdurend zorgverlof van toepassing is, noch voor situaties waarin een eventueel langdurend zorgverlof (zoals voorgesteld in het betreffende wetsvoorstel) zou kunnen gelden, sprake is van een significant verschil in behoefte en gebruik tussen alleenstaanden en gehuwden of samenwonenden.

Op dit moment verbind ik nog geen conclusies aan het onderzoek. De resultaten van het onderzoek zullen worden betrokken bij de evaluatie van de Wet arbeid en zorg. Daarvan zullen de resultaten eind 2004 beschikbaar komen. Bij deze evaluatie zal behalve van de bevindingen van dit werknemersonderzoek ook gebruik gemaakt worden van de resultaten van een onderzoek onder werkgevers, een CAO-onderzoek en een jurisprudentieonderzoek. Op basis van deze evaluatiegegevens zal een definitief kabinetsstandpunt worden opgesteld waarin ook een reactie zal worden verwoord op de hiervoor genoemde moties. Dit standpunt zal naar verwachting in maart 2005 naar uw Kamer worden gezonden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven