27 207
Vaststelling van regels voor het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg in de ruimste zin (Wet arbeid en zorg)

27 208
Vaststelling van regels voor overgangs-, en invoeringsrecht voor de totstandkoming van de Wet arbeid en zorg (Invoeringswet arbeid en zorg)

nr. 48
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2001

Naar aanleiding van een vraag die werd gesteld door de fractie van de VVD, tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Arbeid en Zorg, heb ik toegezegd u nog nader te zullen informeren over de verlofspaarregeling in de metaalsector.

De Federatie Werkgeversorganisaties Metaaltechniek heeft aangegeven dat zij verwacht dat voor verlofsparen met het oog op loopbaanonderbreking weinig belangstelling zal bestaan in de sector en dat 80% van de deelnemers in de Metaalsector het verlofsparen wil gaan gebruiken voor pensioenopbouw. De Federatie vindt het tegen die achtergrond onwenselijk dat over de inleg in het verlofspaarfonds premies werknemersverzekeringen geheven worden en dat deze premies bij doorstorting vanuit het verlofspaarfonds naar het pensioenfonds, niet geretourneerd worden.

Allereerst wil ik ingaan op de motieven die een rol gespeeld hebben bij de vormgeving van het wettelijk verlofspaarregime, dat op 1 januari van dit jaar van kracht geworden is. Daarbij is er voor gekozen om de inleg in het spaarfonds niet te onderwerpen aan de belastingheffing en de uitkering wel (omkeerregeling). Ten aanzien van de premieheffing werknemers-verzekeringen is er niets veranderd ten opzichte van de situatie van voor 1 januari 2001. De premies worden geheven over de inleg in het verlofspaarfonds. De uitkering is vrij van premieheffing.

Voor deze verschillende behandeling van aanspraken ingevolge een regeling voor verlofsparen is bewust gekozen omdat ook door de sociale partners in de Stichting van de Arbeid is geadviseerd om het wettelijk verlofspaarregime niet te laten doorwerken naar de werknemersverzekeringen. Dit heeft als voordeel dat dit geen negatieve gevolgen heeft op het dagloon indien iemand in een uitkeringssituatie komt tijdens de spaarperiode en dat de uitkering tijdens de verlofperiode niet onderworpen is aan de premieheffing. Zo wordt voorkomen dat deelnemers aan verlofspaarregelingen tijdens de spaarperiode geconfronteerd worden met lagere uitkeringsrechten.

Daarnaast zou het toepassen van de omkeerregeling op de premieheffing werknemersverzekering leiden tot een aanzienlijke draagvlakversmalling en premiederving. In sommige situaties zou toepassing van de omkeerregeling er zelfs toe leiden dat in het geheel geen premies werknemersverzekeringen worden geheven over de inleg.

In de wet is voorts vastgelegd dat tegoeden in het verlofspaarfonds niet mogen worden opgenomen binnen 1 jaar voorafgaand aan het (pre) pensioen of de VUT. Dit om te voorkomen dat de regeling voor verlofsparen wordt aangewend voor vervroegde uittreding. Naar aanleiding van het Advies van de Stichting van de Arbeid is wel geregeld dat aanspraken ingevolge de verlofspaarregeling (aan het eind van de loopbaan) mogen worden omgezet in pensioenaanspraken voor zover ze binnen het (Witteveen)kader van hoofdstuk IIA LB, blijven.

De Federatie wil gebruik maken van deze laatste mogelijkheid en verlofspaartegoeden doorsluizen naar het pensioenfonds. De Federatie maakt echter bezwaar tegen het feit dat door deze constructie wel premies verschuldigd zijn over de inleg, terwijl over rechtstreekse bijdragen aan een pensioenfonds (de pensioenpremie) geen premies worden geheven. De Federatie vraagt daarom om restitutie van de premies werknemersverzekeringen bij doorstorting naar het pensioenfonds.

Dit stuit allereerst op wettelijke bezwaren. Het bedrag dat in het verlofspaarfonds gestort wordt, is loon dat uit dienstbetrekking werd genoten op het moment dat het gestort werd in het verlofspaarfonds en is daarom op grond van artikel 4 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering onderworpen aan de premieheffing werknemersverzekeringen. De storting vanuit het verlofspaarfonds naar het pensioenfonds is dus vanuit dit gezichtspunt een storting van reeds genoten loon. Van een teruggave van premies werknemersverzekeringen kan dan geen sprake zijn. Immers op het moment dat het loon uit dienstbetrekking genoten werd, vormde dit ook het verzekerde loon. Dit betekent dat de verzekering voor de werknemersverzekeringen gedurende de spaarperiode ook is afgestemd geweest op dit hogere bedrag. Bij rechtstreekse storting in het pensioenfonds zouden geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn geweest, maar was het verzekerde loon gedurende al die jaren ook lager geweest.

Daarnaast is het vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt ondoenlijk om over een periode van 10 jaar of langer terug te kijken om te bezien of en hoeveel premies werknemersverzekeringen zijn afgedragen over de ingelegde spaartegoeden.

Voorts speelt een rol dat met het verlofspaarregime in beginsel ook niet beoogd is een extra faciliteit te scheppen voor het treffen van een oudedagsvoorziening. Ik heb de Federatie Werkgeversorganisaties Metaaltechniek op de mogelijkheid gewezen dat het omzetten van verlof in pensioenaanspraken veel gemakkelijker kan worden gerealiseerd door rechtstreekse storting in het pensioenfonds. Immers met de invoering van het wettelijk verlofspaarregime is tevens geregeld dat aanspraken op vakantie- en compensatieverlof (die bij de werkgever op de verlofkaart staan) niet tot het loon behoren voorzover ze niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van 50 weken. Het staat werkgevers en werknemers vrij om deze verlofaanspraken, die op een verlofkaart staan, binnen de daarvoor geldende voorwaarden van de vakantiewetgeving, rechtstreeks in te zetten voor extra pensioenstortingen, zolang dit binnen het kader van hoofdstuk IIA van de Wet op de Loonbelasting blijft. In dat geval zijn geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd. De omweg via het verlofspaarfonds is daardoor overbodig.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. E. Verstand-Bogaert

Naar boven