27 182
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak)

nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID O. P. G. VOS

Ontvangen 9 mei 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel D, wordt artikel 2.2.1.2, zesde lid, vervangen door:

6. De Raad stelt ten behoeve van de voordracht van Onze Minister voor benoeming van een bestuurslid een aanbeveling op van zo mogelijk drie personen. Voordat de Raad de aanbeveling opstelt, hoort hij het bestuur van het desbetreffende gerecht. Het bestuur stelt de Raad daarbij tevens op de hoogte van de zienswijze van de ondernemingsraad.

Toelichting

Dit amendement behelst een wijziging van het voorgestelde artikel 2.2.1.2, zesde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Daarin wordt nu nog geregeld dat de Raad voor de rechtspraak advies uitbrengt aan de Minister van Justitie ten behoeve van de voordracht voor benoeming van een lid van een gerechtsbestuur. Het gaat om de benoemingen in uiterst belangrijke functies binnen de gerechten. Aan de Raad behoort met het oog hierop een sterkere positie ten opzichte van de Minister toe te komen. Daarom dient het bovengenoemde artikel te worden aangepast in die zin dat de Raad, als het om de benoeming van een gerechtsbestuurslid gaat, een recht van aanbeveling heeft. Deze aanbeveling zal de basis voor de benoemingsvoordracht door de Minister vormen. De Minister zal derhalve geen personen kunnen voordragen die niet op de door de Raad opgestelde lijst van aanbeveling zijn vermeld. Ongewijzigd blijft dat de Raad zich van tevoren op de hoogte zal moeten stellen van de zienswijzen van het betrokken gerechtsbestuur en de betrokken ondernemingsraad.

O. P. G. Vos

Naar boven