27 182
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak)

nr. 42
NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN WIJMEN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 29

Ontvangen 7 juni 2001

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel H, wordt artikel 2.6.2.2 als volgt gewijzigd:

I

Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

3. Het College van afgevaardigden kan, uit naam van de gerechten, beroep instellen tegen een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid op de grond dat wordt getreden in de rechterlijke onafhankelijkheid.

II

Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

5. Het beroep wordt binnen zes weken na ontvangst van de aanwijzing ingesteld bij de Hoge Raad, die in eerste en enige instantie recht doet.

Toelichting

Wanneer de Raad een aanwijzing geeft waarvan het College van afgevaardigden meent dat deze niet noodzakelijk is met het oog op een goede bedrijfsvoering dan wel waarvan het College meent dat deze treedt in de rechterlijke onafhankelijkheid, moet het zich niet bij een dergelijke aanwijzing neer hoeven te leggen. Voor het naar verwachting zeldzame geval dat Raad en College het op deze punten oneens blijven, is een voorziening nodig. Daarvoor wordt in dit artikel een beroepsmogelijkheid bij de Hoge Raad der Nederlanden in het leven geroepen. De gronden waarop beroep kan worden ingesteld zijn beperkt tot de in het eerste lid genoemde.

Omdat de aanwijzing naar zijn aard alle gerechten zal betreffen, is het niet nodig een beroepsmogelijkheid voor de afzonderlijke gerechten te openen. Het College van afgevaardigden kan hier uit naam van de gerechten optreden.

Van Wijmen

Naar boven