27 182
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak)

nr. 39
AMENDEMENT VAN DE LEDEN O. P. G. VOS EN VAN OVEN

Ontvangen 5 juni 2001

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel G, wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2.2.4.3, eerste lid, wordt «grove taakverwaarlozing» vervangen door «ongeschiktheid anders dan wegens ziekte» en vervalt «schorsing of».

B

Aan artikel 2.2.4.3, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: In geval van een ernstig vermoeden voor het bestaan van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte, kan de Raad Onze Minister voorstellen om een of meer leden van het bestuur voor te dragen voor schorsing als lid van het bestuur.

II

Artikel I, onderdeel H, wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2.6.4.3, eerste lid, wordt «grove taakverwaarlozing» vervangen door «ongeschiktheid anders dan wegens ziekte» en vervalt «schorsing of».

B

Aan artikel 2.6.4.3, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: In geval van een ernstig vermoeden voor het bestaan van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte, kan Onze Minister een of meer leden van de Raad voordragen voor schorsing als lid van de Raad.

Toelichting

Dit amendement behelst een wijziging van de voorgestelde artikelen 2.2.4.3 en 2.6.4.3 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO). In deze artikelen wordt nu nog geregeld dat leden van een gerechtsbestuur of van de Raad kunnen worden ontslagen of geschorst in geval van grove taakverwaarlozing. Ontslag moet echter al mogelijk zijn indien een lid van een gerechtsbestuur of van de Raad ongeschikt is voor zijn functie, anders dan wegens ziekte, en niet pas indien er sprake is van grove taakverwaarlozing. Schorsing dient mogelijk te zijn indien er sprake is van een ernstig vermoeden voor het bestaan van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte. De artikelen 2.2.4.3, eerste lid, en 2.6.4.3, eerste lid, dienen daarom te worden aangepast. Ongewijzigd blijft dat de bevoegdheid tot het nemen van een ontslag- of schorsingsbesluit bij de Kroon, op voordracht van de minister van Justitie, berust.

O. P. G. Vos

Van Oven

Naar boven