nr. 36
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN RABBAE EN DITTRICH TER
VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER DE NRS. 17 EN 22
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 2.6.1.3 wordt in het tweede lid «Onze Minister»
vervangen door: de Hoge Raad.
II
In artikel 2.6.1.3 wordt in het derde lid «Onze Minister»
vervangen door: de Hoge Raad.
III
In artikel 2.6.1.3 wordt in het vierde lid «Onze Minister»
vervangen door: de Hoge Raad.
IV
In artikel 2.6.1.3 wordt het vijfde lid vervangen door:
5. Een niet-rechterlijk lid van de Raad wordt disciplinair gestraft, geschorst
en ontslagen door de Hoge Raad op voorstel van Onze Minister.
V
In artikel 2.6.4.3 worden het eerste en tweede lid vervangen door:
1. In geval van ongeschiktheid anders dan wegens ziekte kan de Hoge Raad
op initiatief van de procureur-generaal bij de Hoge Raad een of meer leden
van de Raad schorsen of ontslaan als lid van de Raad. Voorafgaand hieraan
wordt in elk geval de zienswijze van Onze Minister ingewonnen.
VI
In artikel 2.6.4.3 wordt het derde lid vervangen door:
2. Indien alle leden van de Raad zijn geschorst of ontslagen, kan de Hoge
Raad, gehoord de procureur-generaal bij de Hoge Raad, bij de Raad een of meer
bewindvoerders aanstellen. Artikel 2.6.1.1, zevende lid en achtste lid, is
van overeenkomstige toepassing. Bij de aanstelling wordt een termijn bepaald
voor de bewindvoering.
Toelichting
Dit amendement beoogt de invloed van de minister op het ontslag van de
leden van de Raad voor de Rechtspraak te verminderen, door de bevoegdheid
hiertoe toe te bedelen aan de Hoge Raad. Een gecombineerde bevoegdheid voor
de minister om de leden van de Raad voor de Rechtspraak te benoemen en te
ontslaan, biedt te weinig waarborgen voor een onafhankelijk functioneren van
de Raad.
Rabbae
Dittrich