27 182
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak)

nr. 33
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 31 mei 2001

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

Artikel I, onderdeel H, wordt gewijzigd als volgt:

a. In artikel 2.6.1.4 wordt, na vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

b. In artikel 2.6.2.3 wordt, na vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

4. Indien de zienswijze van de Raad luidt dat de aanwijzing in strijd zal zijn met artikel 2.6.4.4, wordt de aanwijzing niet gegeven.

Toelichting

Deze wijzigingen vloeien voort uit het wetgevingsoverleg met de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer van 21 mei jl.

a. Artikel 2.6.1.4 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) regelt de besluitvorming binnen de Raad voor de rechtspraak. De Raad zal streven naar besluitvorming bij consensus. Indien onverhoopt geen consensus kan worden bereikt geschiedt de besluitvorming bij meerderheid van stemmen. In dit onderdeel wordt in aanvulling daarop bepaald dat indien de stemmen staken, de stem van de voorzitter de doorslag geeft.

b. Artikel 2.6.2.3 van de Wet RO regelt de bevoegdheid van de minister van Justitie om – met betrekking tot de bedrijfsvoeringstaak van de Raad – algemene aanwijzingen aan de Raad te geven, voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een goede bedrijfsvoering van de rechterlijke organisatie. Om te waarborgen dat bij de aanwijzingen niet wordt getreden in de rechterlijke onafhankelijkheid, is de aanwending van de aanwijzingsbevoegdheid met procedurele waarborgen omgeven. Zo kan een algemene aanwijzing slechts schriftelijk en gemotiveerd worden gegeven, en niet dan nadat de Raad voor de rechtspraak daarover schriftelijk zijn zienswijze heeft gegeven (lid 2 en 3). Ook is publicatie van de ministeriële aanwijzing in de Staatscourant voorgeschreven (lid 4).

Met de wijziging in dit onderdeel wordt vastgelegd, dat indien de Raad van oordeel is dat de minister met de aanwijzing in de rechterlijke onafhankelijkheid – zoals verankerd in artikel 2.6.4.4 – zal treden, de aanwijzing niet wordt gegeven.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven