nr. 33
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel I, onderdeel H, wordt gewijzigd als volgt:
a. In artikel 2.6.1.4 wordt, na vernummering
van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
b. In artikel 2.6.2.3 wordt, na vernummering
van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:
4. Indien de zienswijze van de Raad luidt dat de aanwijzing in strijd
zal zijn met artikel 2.6.4.4, wordt de aanwijzing niet gegeven.
Toelichting
Deze wijzigingen vloeien voort uit het wetgevingsoverleg met de vaste
commissie voor Justitie van de Tweede Kamer van 21 mei jl.
a. Artikel 2.6.1.4 van de Wet op de rechterlijke
organisatie (Wet RO) regelt de besluitvorming binnen de Raad voor de rechtspraak.
De Raad zal streven naar besluitvorming bij consensus. Indien onverhoopt geen
consensus kan worden bereikt geschiedt de besluitvorming bij meerderheid van
stemmen. In dit onderdeel wordt in aanvulling daarop bepaald dat indien de
stemmen staken, de stem van de voorzitter de doorslag geeft.
b. Artikel 2.6.2.3 van de Wet RO regelt de
bevoegdheid van de minister van Justitie om – met betrekking tot de
bedrijfsvoeringstaak van de Raad – algemene aanwijzingen aan de Raad
te geven, voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een goede bedrijfsvoering
van de rechterlijke organisatie. Om te waarborgen dat bij de aanwijzingen
niet wordt getreden in de rechterlijke onafhankelijkheid, is de aanwending
van de aanwijzingsbevoegdheid met procedurele waarborgen omgeven. Zo kan een
algemene aanwijzing slechts schriftelijk en gemotiveerd worden gegeven, en
niet dan nadat de Raad voor de rechtspraak daarover schriftelijk zijn zienswijze heeft gegeven (lid 2 en 3). Ook is publicatie van de ministeriële
aanwijzing in de Staatscourant voorgeschreven (lid 4).
Met de wijziging in dit onderdeel wordt vastgelegd, dat indien de Raad
van oordeel is dat de minister met de aanwijzing in de rechterlijke onafhankelijkheid –
zoals verankerd in artikel 2.6.4.4 – zal treden, de aanwijzing niet
wordt gegeven.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals