nr. 7
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 17 januari 2001
Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 3, eerste lid, onderdeel a, wordt «voor een accijnsgoederenplaats»
vervangen door «voor een of meer accijnsgoederenplaatsen» en wordt
«die ligt boven» vervangen door: die in totaal ligt boven.
B
Artikel 22, eerste lid, komt te luiden:
1. De heffing bedraagt voor:
a. lichte olie, per 1000 L bij een temperatuur van 15 graden Celsius EUR
5,90
b. halfzware olie, per 1000 L bij een temperatuur van 15 graden Celsius
EUR 5,90
c. gasolie, per 1000 L bij een temperatuur van 15 graden Celsius EUR 5,90
d. vloeibaar gemaakt petroleumgas, per 1000 kilogram EUR 5,90
C
Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 30a
In afwijking van artikel 22, eerste lid, onderdelen a, b, c en d, bedragen
de daar genoemde bedragen tot 1 januari 2002 telkens f 13,00.
D
Artikel 32 komt te luiden:
Artikel 32
De artikelen van deze wet treden in werking met ingang van een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen
daarvan verschillend kan worden gesteld.
Toelichting
A
In het kader van de voorbereiding van de inwerkingtreding van de wet is
gebleken dat zich mogelijk interpretatiegeschillen kunnen voordoen omtrent
het vergunninghouderschap voor een accijnsgoederenplaats (AGP). In het bijzonder
kon de wettekst aldus uitgelegd worden dat een AGP-vergunninghouder die veraccijnsde
olieproducten uitslaat uit meerdere AGP's, voor elk van die AGP's in aanmerking
kwam voor de totale drempel. Dat nu is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Een
AGP-vergunninghouder die uitslaat uit meerdere AGP's, dient de totale uitslag
over al die AGP's in aanmerking te nemen, en die totale uitslag te verminderen
met één maal de drempelhoeveelheid. Over het resterende totaal
wordt de omvang van de voorraadverplichting berekend. Om elke twijfel dienaangaande
uit te sluiten, is de wettekst verduidelijkt.
B en C
Bij de Staten-Generaal zijn aanhangig enkele verzamelwetsvoorstellen betreffende
de aanpassing van de Nederlandse wetgeving aan de euro:
• het voorstel van wet tot aanpassing van wetten in verband met de
vervanging van de gulden door de euro (Aanpassingswet euro) (Kamerstukken
II 2000/01, 27 472, nrs. 1–2) en
• het voorstel van wet tot aanpassing van rijkswetten in verband
met de vervanging van de gulden door de euro (Rijkswet aanpassing rijkswetten
euro) (Kamerstukken II 2000/01, 27 473, nrs. 1–2).
In die wetsvoorstellen is de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001
nog niet meegenomen. Afspraak is dat de departementen voor wetgeving als de
Wva 2001 – die thans nog aanhangig is bij de Tweede Kamer en vóór
1 januari 2002 in werking zal treden – een eigen voorziening zullen
treffen. Het huidige bedrag van f 13,– per 1000 liter staat gelijk
met 5,89914 euro. Afgerond is dat EUR 5,90. Uiteraard belet deze aanpassing
aan de euro niet dat, indien nodig, gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid
die artikel 22, tweede lid, van het wetsvoorstel biedt, namelijk om de bedragen
bij algemene maatregel van bestuur te wijzigen.
In onderdeel C is een voorziening getroffen voor de periode tussen 1 april
2001 – dat is de beoogde datum van inwerkingtreding van de Wva 2001 –
en 1 januari 2002. Gedurende die periode is de gulden immers nog de Nederlandse
munteenheid.
D
Thans is in het wetsvoorstel vastgelegd dat de wet in werking treedt op
een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, in plaats van de in het wetsvoorstel
vastgelegde datum van 1 april 2001. Daarvoor is gekozen om het parlement
niet, met het oog op een snelle behandeling van het voorstel, oneigenlijk
onder druk te zetten. Wel blijf ik er onverminderd naar streven de wet per
1 april 2001 in werking te laten treden. Immers, gelet op de internationale
systematiek ter bepaling van de voorraadverplichtingen, dienen daarop betrekking
hebbende nationale bepalingen (zoals de Wva 2001) per 1 april van enig
jaar in werking te treden; zou onverhoopt 1 april 2001 niet
gehaald worden, dan betekent dat een jaar uitstel. Ik hoop dan ook dat het
parlement het erheen leidt dat die datum van 1 april 2001 gehaald wordt.
De Minister van Economische Zaken,
A. Jorritsma-Lebbink