27 170
Regels inzake het aanhouden van voorraden aardolieproducten (Wet voorraadvorming aardolieproducten 2001)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 september 2000

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1, onderdeel g, wordt vóór de puntkomma ingevoegd: , met uitzondering van afleveringen met bestemming internationale zeevaart.

B

Aan artikel 9 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

3. Voor zover uit artikel 3 voortvloeit dat de wettelijke voorraad moet worden aangehouden als vloeibaar gemaakt petroleumgas, kan de voorraadplichtige in plaats daarvan volstaan met het aanhouden van een zelfde hoeveelheid lichte olie. Op deze lichte olie zijn het eerste en tweede lid van toepassing.

C

Aan artikel 4, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, die luidt: De omvang van de verplichting over uitslag waarvoor geen aangifte is gedaan omdat geen accijns is verschuldigd, wordt berekend op een bij ministeriële regeling te bepalen wijze.

Toelichting

A en C

Bij het overleg met de Belastingdienst ter voorbereiding van de uitvoering van de wet, is gebleken dat de wettekst op een enkel punt verbetering behoeft.

Abusievelijk dekte het begrip «uitslag» in artikel 1 van het wetsvoorstel ook de uitslag met bestemming internationale zeevaart. Op grond van de EG-regels wordt deze categorie echter van de voorraadverplichting uitgezonderd. Daartoe strekt onderdeel A van deze nota van wijziging.

Daarnaast bleek dat de berekening van de omvang van de voorraadverplichting niet altijd duidelijk was. Voor sommige categorieën uitslag geldt namelijk dat er, afhankelijk van de bestemming, geen accijns over behoeft te worden voldaan. In die gevallen behoeft evenmin aangifte te worden gedaan. Het betreft bijvoorbeeld de leveringen voor de voortstuwing van luchtvaartuigen, waarover geen accijns behoeft te worden voldaan, maar die wel meetellen bij de berekening van de omvang van de voorraadverplichting. Artikel 4, tweede lid, van het wetsvoorstel, knoopte voor de berekening van de omvang van de voorraadverplichting echter uitsluitend aan bij aangiften als bedoeld in de Wet op de accijns, zodat voor de overige gevallen niet duidelijk was hoe de omvang berekend moest worden. In onderdeel B van de nota van wijziging is geregeld dat voor die gevallen bij ministeriële regeling wordt bepaald hoe de omvang van de wettelijke verplichting wordt berekend. Het is de bedoeling daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij andere uit hoofde van de accijnsregelgeving bekende gegevens (bijvoorbeeld uit de gegevens die moeten worden verstrekt door houders van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats).

B

Deze wijziging leidt ertoe dat de mogelijkheid wordt geboden om een voorraadverplichting in LPG, niet met LPG in te vullen, maar met categorie A-producten (lichte olie), of met ruwe olie, halffabricaten of grondstoffen volgens de yield voor categorie A. LPG is een olieproduct dat bestaat uit een mengsel van de vloeibaar gemaakte lichte fracties propaan en butaan. Vanwege de specifieke productkenmerken van LPG zijn de risico's en opslagkosten voor LPG-voorraden zeer hoog. De nu geboden mogelijkheid om in plaats van LPG te volstaan met lichte olie, vormt een goed alternatief.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven