27 157
Vuurwerkramp Enschede

27 575
Café-brand in Volendam

nr. 55
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2003

Inleiding

Hierbij bied ik, als coördinerend bewindspersoon, uw Kamer de eindrapportage Actiepunten Enschede Volendam aan. De eerste voortgangsrapportage heb ik u aangeboden in oktober 2001 (kamerstuk 27 157, nr. 44). Thans ligt voor u de vijfde en finale rapportage. In de bijlagen1 vindt u de stand van zaken per actiepunt. Uit deze stand van zaken blijkt dat het leeuwendeel van wat is toegezegd om in gang te zetten en te realiseren, is waargemaakt. Voor de activiteiten die doorlopen, wordt in deze rapportage aangegeven op welke wijze de uitvoering van die activiteiten is geborgd binnen de verantwoordelijke organisaties. De verantwoordelijke bewindspersonen zullen u in de toekomst niet alleen over de uitvoering, maar ook over de effecten van deze actiepunten informeren, onder andere in de voortgangsrapportage«Externe Veiligheid» (zie ook hoofdstuk 2) en de voortgangsrapportage over de uitvoering van het Actieprogramma «Bewust Veiliger» (zie ook hoofdstuk 4). Daarom wil het kabinet het traject van uitvoering van de kabinetsstandpunten Vuurwerkramp en Nieuwjaarsbrand Volendam (respectievelijk TK 27 157, nr. 20 en TK 27 575, nr. 5) afsluiten met deze rapportage.

Veel is in gang gezet en veel is ook veranderd. Het veiligheidsbeleid heeft een prominentere plaats gekregen op de politieke agenda. De organisatie van zowel de rijksoverheid als de lokale overheid is er meer en beter op ingericht en op een groot aantal onderdelen versterkt. Ook de bestuurlijke aandacht en inspanning op dit gebied is duidelijk toegenomen.

De onderzoeken van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp en de Commissie Onderzoek Cafébrand Nieuwjaarsnacht 2001 hebben een toon gezet in het openbaar bestuur. Dit geldt niet alleen in de uitwerking van de meer dan 150 actiepunten uit de kabinetsstandpunten, maar ook in de grondtoon waarmee problemen in de samenleving dienen te worden benaderd.

Hierbij doel ik op een einde aan de gedoogcultuur, aandacht voor effectiviteit en uitvoering van regelgeving, versterking en intensivering van inspecties, verbetering van de samenwerking door overheidsorganisaties en een multidisciplinaire benadering.

Ik constateer dat over een breed front in het openbaar bestuur wordt gewerkt aan verbetering van de veiligheid, wat ook uit diverse inspectierapporten blijkt. Dit versterkt de basis van ons democratisch bestel. De burger moet vertrouwen kunnen hebben in de overheid en het herstel van vertrouwen was één van de doelstellingen in het rapport van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp. Vandaar dat ik het van belang vind dat de burger wordt geïnformeerd over de veranderingen die in gang zijn gezet na de gebeurtenissen in Enschede en Volendam.

Omdat dit de eindrapportage is ga ik eerst kort in op hetgeen in werking is gezet na voornoemde gebeurtenissen. In ruime mate heeft afstemming plaatsgevonden zowel interdepartementaal, met medeoverheden als met het bedrijfsleven en er is grotendeels gedaan wat is afgesproken. Interdepartementaal was er sprake van overleg binnen de IBT/MBT-structuur die na de Vuurwerkramp in Enschede in stand werd gehouden. Deze structuur is in december 2002 opgegaan in de Interdepartementale Commissie voor de Veiligheid (ICV) en de Raad voor de Veiligheid (RvdV). Binnen de Taskforce/Bestuurlijk Overleg «Slagen voor Veiligheid» (Taskforce, zie verder par. 1.1) vindt in ieder geval tot eind 2003 op constructieve wijze afstemming plaats over een gecoördineerde aanpak van de actiepunten door het Rijk, provincies en gemeenten. Ook het overleg tussen het bedrijfsleven en betrokken departementen heeft naar tevredenheid gefunctioneerd en wordt voortgezet (zie verder hoofdstuk 3).

1. Medeoverheden

1.1 Taskforce «Slagen voor Veiligheid»

De Taskforce is ingesteld voor een gecoördineerde aanpak van actiepunten door het Rijk, provincies en gemeenten. De Taskforce – waaraan vertegenwoordigers van de betrokken ministeries, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) deelnemen – komt regelmatig bijeen onder voorzitterschap van de heer Ouwerkerk, burgemeester van Almere. De Taskforce is een belangrijk instrument gebleken voor afstemming tussen het Rijk en de medeoverheden. Zij houdt ook toezicht op de implementatie van de actiepunten op provinciaal en gemeentelijk niveau. Daarnaast heeft de Taskforce toegezegd de aanbevelingen uit het rapport «Veilig geregeld» over de complexiteit van de veiligheidsregelgeving te bewaken.

1.2 Handhaving

Mede naar aanleiding van deze grote incidenten is de vraag ontstaan of er sprake is van een bestuurlijk handhavingtekort. Inzicht hierin bestond niet. De Minister van Justitie heeft in overleg met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en mij bij dertien gemeenten een verkennend onderzoek laten uitvoeren naar de staat van de handhaving ten aanzien van regelgeving op het gebied van bouwen en wonen, milieu en brandveiligheid. In april jl. heeft u het eindrapport «Staat van de Handhaving, analyse verlening en handhaving vergunningen in 13 casusgemeenten» ontvangen. Uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een handhavingstekort. Het beeld dat uit het onderzoek naar voren komt, bevestigt de noodzaak van verschillende activiteiten die het kabinet reeds op diverse terreinen in gang heeft gezet op het gebied van handhaving van de veiligheidsregels. Het kabinet is van mening dat blijvende aandacht hiervoor is geboden vanwege het maatschappelijke belang van een veilige samenleving en een betrouwbare en geloofwaardige overheid. Daarbij kan onder meer worden gewezen op de volgende projecten of beleidsvoornemens:

– Momenteel wordt, conform het actieprogramma «Bewust Veiliger», onderzocht in hoeverre en in welke vorm het instrument bestuurlijke boete kan bijdragen aan versterking van de handhaving van de brandveiligheidvoorschriften (gekoppeld aan vergunningen). Op grond van de uitkomsten van dit onderzoek wordt nog dit jaar besloten op welke wijze en op welke termijn het instrument wordt ingevoerd.

– Binnen de rijksoverheid is er ook aandacht voor een meer integrale en planmatige aanpak van de regelgeving waarvan de handhaving in belangrijke mate door het Rijk zelf plaatsvindt. Met het oog hierop en in aanvulling op diverse departementale initiatieven, is het rijksbrede project «Rijk aan Handhaving» aangekondigd in het veiligheidsprogramma «Naar een Veiliger Samenleving» en in de begroting van het Ministerie van Justitie. «Rijk aan Handhaving» streeft naar het waarborgen van meer structurele aandacht voor het naleven van normen in de ontwerpfase van beleid en wetgeving enerzijds, en geeft invulling aan de verantwoordelijkheid van het Rijk in zijn hoedanigheid als handhavend bestuur anderzijds.

– Op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie is een ICT-kanskaart Toezicht en Handhaving ontwikkeld, waarmee inspectiediensten mogelijkheden worden aangereikt om met behulp van ICT een extra bijdrage te leveren aan de handhaving van wet- en regelgeving.

– Door de stuurgroep «Handhaven op Niveau» worden op verschillende deelterreinen een aantal pilots uitgevoerd die goede ervaringen en voorbeelden zullen opleveren als het gaat om de handhaving van de desbetreffende regelgeving. Eén van die terreinen betreft bijvoorbeeld de brandveiligheidregelgeving. Daarnaast stimuleert en faciliteert de stuurgroep de programmatische en systematische handhaving van wet- en regelgeving door gemeenten, provincies en waterschappen.

In het project «Slagen voor Veiligheid» zijn diverse actiepunten opgenomen ter verbetering van de handhaving op de specifieke terreinen. In het bestuurlijk overleg tussen Rijk, IPO en VNG is afgesproken om met het oog op de waarborging van de bestuurlijke aandacht hiervoor, een gezamenlijke en samenhangende ambitie te formuleren gericht op de handhaving van de veiligheidsregelgeving. Over de resultaten van dit overleg, en de geformuleerde ambitie, zult u te zijner tijd worden geïnformeerd.

Het is aan het nieuwe kabinet om te bezien in hoeverre in het kader van een nieuw bestuursakkoord tussen Rijk, IPO en VNG afspraken op het gebied van veiligheid worden opgenomen.

1.3 Actieprogramma «Slagen voor Veiligheid»

Het ondersteuningsprogramma «Slagen voor Veiligheid» (SvV) is in nauw overleg tussen de VNG, de Taskforce en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vormgegeven. SvV is bedoeld om lokale besturen en regionale samenwerkingsverbanden te informeren over en bij te staan in de aanpak, uitvoering en implementatie van de voor hen relevante actiepunten. De effecten van het ondersteuningsprogramma zijn inmiddels goed merkbaar, de aandacht voor en betrokkenheid van gemeenten bij de uit te voeren activiteiten is groot. In het kader van «Slagen voor Veiligheid» zijn de volgende instrumenten ontwikkeld:

– De interactieve website www.slagenvoorveiligheid.nl biedt actuele informatie over de actiepunten en de instrumenten van SvV. De website is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de Taskforce en wordt beheerd door de VNG. Via deze goed bezochte website worden onder meer positieve ervaringen van gemeenten beschikbaar gesteld. Bijna alle gemeenten zijn inmiddels vertegenwoordigd in een ambtelijk netwerk van contactpersonen SvV. Dit geeft aan dat er behoefte is aan informatie, ondersteuning en samenwerking en wijst op de belangstelling voor het onderwerp. De elektronische nieuwsbrief wordt elke twee maanden aan alle contactpersonen van gemeenten en een groot aantal andere geïnteresseerden verstuurd.

– Het diagnose-instrument als onderdeel van de bovengenoemde website is een «zelftoets» die gemeenten in staat stelt te bepalen hoe zij ervoor staan met de realisatie van de actiepunten. Inmiddels is een derde van alle gemeenten met dit instrument aan de slag.

– Een netwerk van ambassadeurs voorziet actief in ondersteuning «dichtbij huis». De 14 ambassadeurs zijn inmiddels goed ingevoerd in hun regio's. Zij onderhouden individuele contacten met bestuurders en ambtenaren van gemeenten, brandweerorganisaties en provincies, wonen burgemeesterskringen en regionale overleggen van ambtenaren openbare veiligheid bij en organiseren zelf bijeenkomsten. De ambassadeurs geven gemeenten informatie over de actiepunten en de instrumenten van SvV, ondersteunen bij knelpunten en vragen continu aandacht voor de opgaven die er liggen. Daarnaast infomeren zij de projectorganisatie van SvV informatie over de stand van zaken in de regio's, knelpunten en goede ervaringen aan. De ambassadeursstructuur blijkt zeer goed aan te slaan.

– De handreikingen die aan gemeenten ter beschikking worden gesteld gaan concreet in op de opgaven en de manier waarop die kunnen worden aangepakt. Het afgelopen halfjaar zijn de basishandreiking «Slagen voor Veiligheid» en de deelhandreikingen «Organisatie Overheden» en «Gemeentelijke Processen bij Rampenbestrijding» verschenen. In het voorjaar van 2003 verschijnen nog de deelhandreikingen «Externe Veiligheid» en «Brandveiligheid».

– Gemeenten hebben begin 2003 tevens de beschikking gekregen over het «Spoorboekje Slagen voor Veiligheid». Dit spoorboekje bundelt de gemeentelijke actiepunten tot een aantal gemeentelijke acties. Binnen deze acties worden de prioriteiten aangegeven. De acties worden gefaseerd weergegeven en in het spoorboekje wordt tevens aangegeven welke ondersteuningsmiddelen de gemeenten hierbij ter beschikking staan.

– Tijdens regionale bijeenkomsten en symposia wordt informatie gegeven over de actiepunten, worden ervaringen tussen gemeenten uitgewisseld en wordt uitgebreid ingegaan op de aanpak van actuele actiepunten. In november 2002 zijn 6 goed bezochte regionale bijeenkomsten gehouden. In februari 2003 is een landelijk symposium gehouden over de deelhandreiking «Gemeentelijke Processen bij Rampenbestrijding» waaraan door 600 vertegenwoordigers uit gemeenten en regio's, waaronder een aanzienlijk aantal bestuurders, actief is deelgenomen. Ook nam een groot aantal gemeentesecretarissen deel, hetgeen duidt op een groeiend besef van de belangrijke rol van de gemeentesecretaris bij de (voorbereiding op de) rampenbestrijding. De bezoekersaantallen van deze bijeenkomsten laten zien dat de betrokkenheid bij het onderwerp bijzonder groot is. In april 2003 staan opnieuw regionale bijeenkomsten gepland.

– In actiewerkgroepen werken gemeenten zelf aan de totstandkoming van concrete producten waaraan in het kader van de versterking van de gemeentelijke processen bij rampenbestrijding behoefte is, bijvoorbeeld een functieprofiel van een ambtenaar openbare veiligheid.

Gemeenten zijn met elkaar en met de ambassadeurs druk aan de slag gegaan met de uitvoering en implementatie van de verschillende acties. De veelheid aan ontwikkelingen en initiatieven blijft een groot beroep doen op gemeenten. Het ondersteuningsprogramma SvV loopt vooralsnog door tot eind 2003. Een aantal van de onder het programma vallende activiteiten zal ook na december 2003 aandacht blijven vragen van gemeenten.

1.4 Onderzoeksraad voor de Veiligheid

Het voorstel «Rijkswet Onderzoeksraad voor de Veiligheid» wordt momenteel door uw Kamer behandeld. De planning is er nog steeds op gericht om dit voorjaar de Onderzoeksraad te installeren. Direct na de behandeling in de Tweede Kamer wordt de status van Onderzoeksraad in oprichting gegeven aan de huidige Raad voor de Transportveiligheid, overigens zonder de bij de Onderzoeksraad voor Veiligheid behorende wettelijke bevoegdheden, die verder gaan dan die van de Raad voor de Transportveiligheid.

2. Externe veiligheid

De Minister van VROM zal begin juni weer een voortgangsrapportage «Externe Veiligheid» aanbieden aan uw Kamer. Een aantal actiepunten uit het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp wordt in deze brief behandeld. Op deze plaats wordt daarom kortheidshalve verwezen naar de voortgangsrapportage «Externe Veiligheid» en naar het actiepuntenoverzicht waarin per actiepunt wordt aangegeven wat de stand van zaken is.

3. Brandveiligheid

De nog openstaande actiepunten van het Ministerie van VROM in het kader van de Nieuwjaarsbrand vallen binnen het kader van de Agenda Bouwregelgeving, zoals die in het voorjaar van 2002 aan de Tweede Kamer is gezonden. De informatievoorziening aan de Kamer over de verdere afhandeling van deze actiepunten zal in het kader van deze Agenda plaatsvinden.

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (OOV) heeft eind vorig jaar het rapport opgeleverd over het onderzoek naar de uitvoering van de gemeentelijke actieprogramma's brandveiligheid. Het onderzoek werd na afstemming met de VROM Inspectie uitgevoerd. Het rapport is voorgelegd aan VNG, IPO en Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) om hun bevindingen naar aanleiding van het rapport te vernemen. Het onderzoek heeft zich specifiek gericht op een aspect van het brandveiligheidtoezicht: de gebruiksvergunning. Uit het rapport blijkt dat nog steeds sprake is van grote achterstanden, maar dat de gemeenten een grote inzet tonen op het gebied van het brandveiligheidtoezicht. Punt van zorg is het grote verschil tussen gemeentelijke ambities en geleverde prestaties en het vermogen van gemeenten om ambities en prestaties op korte termijn beter op elkaar aan te laten sluiten. In mijn standpunt naar aanleiding van dit rapport kom ik hierop terug.

Een belangrijk element voor het overbruggen van de kloof tussen ambities en de mogelijkheden om de gewenste prestatie te kunnen realiseren is het ontwikkelen en verbeteren van het instrumentarium dat de gemeenten ter beschikking staat. Met behulp van verschillende onderzoeken wordt het bestaande instrumentarium tegen het licht gehouden. Door de ministeries van VROM en BZK wordt een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van certificering, complementair aan het hanteren van de bouwregelgeving. Daarnaast is de Minister van VROM bezig de nu nog lokale voorschriften voor het gebruik van inrichtingen landelijk te uniformeren en beter handhaafbaar te maken. In dit zelfde kader wordt door het Ministerie van BZK bezien hoe het systeem van tijdelijke gebruiksvergunningen en/ of vergunning die de aanvrager verplicht periodiek aan te tonen dat nog aan de vergunningsvereisten wordt voldaan (APK-model). De resultaten van de experimenten om bepaalde locaties te voorzien van merktekens, worden ook in dat licht bezien. Voorts wordt bezien hoe de bestuurlijke boete aan het instrumentarium kan worden toegevoegd. Over de resultaten van deze onderzoeken wordt u te zijner tijd geïnformeerd.

Verder is een Nationaal Voorlichtingsprogramma Brandveiligheid ontwikkeld ter vergroting van het brandveiligheidbewustzijn van zowel burgers, bedrijfsleven alsook van bestuurders en overheden. Hierbij wordt ingezet op het informeren van de maatschappij over de brandveiligheidsrisico's die burgers, bedrijven en overheden in hun omgeving lopen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden die burgers, bedrijven en overheden hebben om deze brandveiligheidsrisico's te beïnvloeden en hun eigen verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van deze risico's. Het Nationaal Voorlichtingsprogramma Brandveiligheid zal verder worden uitgewerkt en uitgevoerd als onderdeel van het actieprogramma «Bewust Veiliger». Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het verwezenlijken van één van de kerndoelen van dit actieprogramma: de versterking van het veiligheidsbewustzijn.

Het overleg met het bedrijfsleven over de uitvoering van de actiepunten maakt een doorstart naar een nieuw regulier overleg. De ervaringen met de uitvoering van de actiepunten uit de kabinetsstandpunten Nieuwjaarsbrand en Vuurwerkramp hebben geleerd dat publiek-private afstemming op dit gebied van grote betekenis is voor het kunnen realiseren van beleidsvoornemens. Zo wordt in het overleg niet alleen stilgestaan bij de handhavingaspecten, maar wordt ook bezien welke gezamenlijke inspanningen mogelijk zijn om de brandveiligheid van gebouwen, productieprocessen, producten en in de dienstverlening te bevorderen.

4. Rampenbestrijding

De kabinetsstandpunten Vuurwerkramp en Nieuwjaarsbrand Volendam hebben ertoe geleid dat het beleidsplan «De Veiligheidsketen gesmeed (2000–2004)» met extra kracht is uitgevoerd. Hiermee is het rampenbestrijdingsstelsel aanzienlijk verbeterd. Belangrijke elementen uit dit plan zijn neergelegd in het Wetsontwerp Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding (WKR) dat bij uw Kamer in behandeling is. Belangrijke pijlers in dit stelsel zijn: de multidisciplinaire benadering, de planvorming, het kwaliteitsstelsel, de rapportageplichten en de periodieke bijstellingen van de plannen als mede de steviger positionering van de Inspectie OOV met de Algemene Doorlichting Rampenbeheersing.

De Inspectie OOV heeft het instrument Algemene Doorlichting Rampenbeheersing ontwikkeld om de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding op de beheersing van rampen op regionaal niveau in kaart te brengen. Dit gebeurt in nauw overleg met regio's, provinciale en rijksinstellingen. Per veiligheidsregio worden de politie-, brandweer-, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR)-organisaties, evenals een representatieve selectie van gemeenten doorgelicht op het voorkomen, beperken en bestrijden van rampen. De doorlichting is een instrument voor extern toezicht op het gevoerde regionale en gemeentelijke beleid op basis van feitelijke informatie. De doorlichting resulteert in een rapportage aan de betrokken regiobesturen (politie, GHOR-organisatie en brandweer), de gemeentebesturen, de provincie en mij.

Eind vorig jaar heeft de Staatssecretaris van BZK de beleidsnota «Bewust Veiliger» aan uw Kamer gezonden. In deze nota wordt aangekondigd, dat uitvoering zal worden gegeven aan 25 actiepunten op het gebied van de Rampenbeheersing en de Brandweer. Een belangrijk deel van deze actiepunten is een follow-up van de actiepunten die in het kader van de uitvoering van de kabinetsstandpunten Vuurwerkramp en Nieuwjaarsbrand Volendam zijn gerealiseerd. Uw Kamer zal regelmatig worden geïnformeerd over de verdere implementatie van de actiepunten.

4.1 Regiovorming

Een congruente gebiedsindeling (territoriale congruentie) voor alle hulpverleningsdiensten (brandweer, politie, geneeskundig) is binnen handbereik, hierdoor is het mogelijk te komen tot een effectievere multidisciplinaire aanpak van de hulpverlening. Het belangrijkste knelpunt dat zich op dit gebied nog voordoet is de indeling van de gemeente Haarlemmermeer (Schiphol) bij Kennemerland danwel Amsterdam–Amstelland en de indeling van de GHOR-regio Amsterdam. Het kabinetsstandpunt met betrekking tot deze indeling is duidelijk (hantering van politieregio-grenzen) en aan uw Kamer gemeld. De bewindslieden van BZK hebben met de provincie Noord-Holland afgesproken dat de Commissaris van de Koningin nog nader onderzoek naar de indeling zal laten uitvoeren om te bezien of schaalvergroting een oplossing kan bieden. Eind maart 2003 heeft de provincie Noord-Holland de resultaten van de voorstudie naar een alternatieve congruente regiovorming aan de bewindslieden van BZK gezonden. In de zomer van 2003 volgt het definitieve rapport, waarna finale besluitvorming kan plaatsvinden.

Het proces van territoriale congruentie moet in 2003 zijn afgerond. Een ander knelpunt doet zich thans verder nog voor in het grensgebied van de provincies Overijssel en Gelderland. Verwacht wordt echter dat eind 2003 ook daar territoriale congruentie zal zijn bereikt. Het Kabinet wil dit beleid daarnaast verder doortrekken en bouwen aan «bestuurlijke congruentie». Het vorige Kabinet heeft aan de Raad van het Openbaar Bestuur (Rob) advies gevraagd over de bestuurlijke inbedding van de veiligheidsregio's. In maart 2003 is het Rob-advies verschenen. Het nieuwe kabinet zal zo spoedig mogelijk een reactie opstellen.

4.2 Pro-actie- en Preventiebeleid

Het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp heeft er ondermeer toe geleid dat gemeenten worden verplicht een risico-inventarisatie uit te voeren. De resultaten van deze inventarisaties worden vastgelegd op een kaart die provinciaal wordt bijgehouden. De risicokaart biedt een visueel overzicht van de veiligheidsrisico's. Daarmee wordt de kaart een belangrijk inhoudelijk instrument voor provinciale, regionale en gemeentelijke bestuurders bij het ontwikkelen van hun veiligheidsbeleid in diverse sectoren (ruimtelijke ordening, vergunningverlening en handhavingsbeleid en opstellen van beheersplannen, rampenplannen en rampbestrijdingsplannen). De risicokaart vormt een relevante informatiebron voor de burger over de feitelijke risico's in zijn leefomgeving. Ook is de risicokaart van belang om het pro-actie- en preventiebeleid van de regionale brandweren vorm te geven.

Een belangrijk actiepunt van de kabinetsstandpunten is geweest de capaciteit van de regionale brandweren, zowel kwalitatief als kwantitatief, te vergroten teneinde een beter pro-actie- en preventiebeleid tot stand te brengen. Initiatieven zoals het opstellen van handreikingen, en het collectief werven en opleiden van nieuwe medewerkers (veiligheidsmanagers) hebben daartoe bijgedragen.

4.3 GHOR

4.3.1 Inzet mobiel medisch team

De verbetering van de inzet van mobiele medische teams (MMT's) is in de afgelopen periode uitvoerig besproken tussen de Landelijke Vereniging van Traumacentra (LVTC) en VWS. De LVTC heeft eind maart 2003 een plan ingediend over de inzetbaarheid van MMT's. Op basis van dit plan kunnen concrete beslissingen worden genomen. In het kader van de motie van het lid Jense c.s. (TK 28 600 XVI, nr. 79) is uw Kamer inmiddels geïnformeerd. De verdere monitoring van actiepunt 45 Nieuwjaarsbrand zal via die weg plaats vinden.

4.3.2 Registratiesysteem traumapatiënten

Het projectvoorstel van de traumacentra voor de integratie van hun registratiesystemen en het ontwikkelen van een ketenregistratie voor traumazorg en GHOR, wordt thans bewerkt aan de hand van de ervaringen die zijn opgedaan met een pilot in Midden-Nederland. De LVTC heeft besloten dat dit een goede basis vormt voor een landelijk te ontwikkelen registratiesysteem. De destijds beschikbaar gestelde middelen voor de landelijke traumacentra (april 1999) zullen worden aangewend voor de financiering. De verwachting is dat het bedoelde registratiesysteem per 1 januari 2004 landelijk kan worden ingevoerd.

4.3.3 Calamiteitenhospitaal

Het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) heeft in samenwerking met het Ministerie van Defensie in het derde kwartaal van 2002 een beleidsplan (masterplan) opgesteld over de rol en betekenis van het calamiteitenhospitaal. Dit plan beschrijft de functies van het hospitaal en geeft een aanzet voor financiering van het civiele gedeelte. Het Ministerie van VWS is inmiddels voor de nadere uitwerking hiervan in overleg met betrokkenen. Het streven is erop gericht dat het Ministerie van VWS vóór 1 juli 2003 een voorstel zal doen aan UMCU en het Ministerie van Defensie over de functies van het calamiteitenhospitaal. Het probleem van de structurele financiering is nog onderwerp van bespreking.

4.3.4 Nazorg

De laatste jaren is gewerkt aan een goede invulling van nazorg na rampen. Het betreft:

1. gezondheidsonderzoek

2. het bevorderen van integrale psychosociale zorg en

3. het oprichten en beheren van een informatie- en adviescentrum voor slachtoffers

Tijdens de nasleep van de rampen in het verleden kwam bij betrokkenen steeds weer de vraag naar boven om gezondheidsonderzoek. Dergelijk onderzoek moet snel na de ramp op de juiste wijze van de grond komen. Een instituut dat de kennis en ervaring kan bundelen en toegankelijk maakt voor betrokkenen is daarbij onmisbaar. Op 13 februari 2003 is het Centrum voor Gezondheidsonderzoek bij Rampen (CGOR, www.rivm.nl/cgor), ondergebracht bij het RIVM te Bilthoven, officieel geopend. Het centrum draagt bij aan de besluitvorming over een gezondheidsonderzoek en de goede uitvoering daarvan. Het centrum beschikt hiertoe over richtlijnen, protocollen en modellen waarmee andere organisaties die zich specifiek met de ramp en het gezondheidsonderzoek bezighouden hun werk beter kunnen verrichten. De Tweede Kamer is inmiddels separaat hierover geïnformeerd (TK niet-dossierstuk VWS 0300070).

Het CGOR werkt nauw samen met de stichting Impact die de – vergelijkbare – kennisfunctie vervult op het terrein van de psychosociale hulpverlening. Dit centrum is in april 2002 van start gegaan en kan worden beschouwd als tweede pijler waarop het nazorgbeleid steunt. Beide centra geven thans ondersteuning en advies aan betrokkenen bij de uitbraak van de vogelpest (www.impact-kenniscentrum.nl). De Tweede Kamer is op 27 mei 2002 over deze stichting Impact geïnformeerd (TK niet-dossierstuk VWS 0200665).

De ervaringen met de advies- en informatiecentra in Enschede en Volendam hebben geleid tot een handreiking «opzet Informatie- en Adviescentum na Rampen». Deze handreiking biedt goede aanknopingspunten voor gemeenten om alvast voorbereidingen te treffen en deze op te nemen in gemeentelijke rampenplannen. In het kader van de Taskforce vindt tussen BZK, VWS en VNG overleg plaats over het beheer en actualisatie van de handreiking.

5. Financiële afwikkeling

5.1 Enschede

Op 30 september 2002 heb ik ten aanzien van de financiële afwikkeling met de gemeente Enschede in het kader van artikel 25 Wet rampen en zware ongevallen (WRZO) een beslissing genomen. Tegen een aantal onderdelen van deze beslissing heeft de gemeente Enschede bezwaar aangetekend. De aard van deze bezwaren heeft mij aanleiding gegeven om opnieuw met de gemeente Enschede in overleg te treden en in gezamenlijkheid haar bezwaren te bezien. In dat overleg zijn de gemeente Enschede en ik tot overeenstemming gekomen. Ik heb mijn initiële beslissing herzien en de gemeente Enschede een volledige tegemoetkoming geboden voor gemaakte kosten in het kader van artikel 25 WRZO. Daarnaast ben ik voor de helft tegemoetgekomen in andere kosten gerelateerd aan de ramp, waarvan ik heb gemeend dat zij redelijkerwijs niet geheel voor rekening van de gemeente kunnen blijven. Ik heb u in april jl. een brief gezonden met de gang van zaken. Hiermee is de financiële afwikkeling van de Vuurwerkramp afgerond.

5.2 Volendam

Met betrekking tot de adviezen van de Commissie financiële afwikkeling Nieuwjaarsbrand (CFA II Nieuwjaarsbrand) heeft de Ministerraad op hoofdlijnen besluiten genomen en hiervoor middelen vrijgemaakt. Met inachtneming van deze contouren heeft de gemeente Edam-Volendam twee concrete regelingen vastgesteld. Dit zijn regelingen voor:

– een tegemoetkoming in medische kosten en kosten te maken voor het dagelijks leven die voortvloeien uit lichamelijk of psychisch letsel (€ 3,6 mln.).

– een tegemoetkoming in schade in verband met functionele invaliditeit (€ 17,3 mln.).

Voor de uitvoering van deze regelingen is € 4,2 mln. beschikbaar gesteld.

Daarnaast heeft het kabinet € 5,0 mln. vrijgemaakt om een «Centrum voor reïntegratie en nazorg» ten behoeve van de slachtoffers op te richten en gedurende tenminste 5 jaren in stand te houden. Met mijn brief van 5 september 2002 is in totaal € 30,1 mln. aan de gemeente Edam-Volendam ter beschikking gesteld. Het traject van financiële afwikkeling voor de slachtoffers in het kader van de CFA II Nieuwjaarsbrand is hiermee beëindigd.

Overigens is voor onderwijsgevolgen € 7 mln. extra beschikbaar gesteld.

Daarnaast heeft de gemeente Volendam een beroep gedaan op artikel 25 WRZO. Over de afwikkeling van de einddeclaratie voer ik met de gemeente Edam-Volendam nog overleg.

5.3 CTRC

De Ministerraad heeft op 21 maart 2003 ingestemd met mijn voorstel tot het instellen van de commissie tegemoetkomingen bij rampen en calamiteiten (CTRC). Deze commissie is op 9 april jl. door de Staatssecretaris van BZK geïnstalleerd. De commissie zal een advies aan de regering uitbrengen over tegemoetkomingen aan slachtoffers van rampen en andere calamiteiten. Het gaat daarbij om tegemoetkomingen van de overheid die niet verplicht zijn op basis van wettelijke regels of civiele aansprakelijkheid, maar voortkomen uit een morele plicht of uit gevoelens van solidariteit met slachtoffers en getroffenen. De commissie zal inventariseren welke publieke en private voorzieningen er al bestaan waarop slachtoffers een beroep kunnen doen na een ramp of andere calamiteit. Ook zal de commissie de tegemoetkomingen bekijken die er waren na de recente rampen in Enschede en Volendam. Verder zal de commissie een studie verrichten naar de verantwoordelijkheden van de overheid en anderen (particulieren, ondernemers, verzekeraars) bij rampen en calamiteiten tegenover slachtoffers, en naar de grenzen aan die verantwoordelijkheden. De commissie zal adviseren over mogelijke aanpassingen van wet- en regelgeving en over het algemene beleid ten aanzien van het verstrekken van tegemoetkomingen bij rampen en calamiteiten door de overheid. De commissie zal uiterlijk 31 maart 2004 haar advies uitbrengen.

Slot

Uit deze finale rapportage blijkt dat er in de afgelopen jaren hard is gewerkt om de veiligheid te vergroten. Hieruit blijkt dat er ook daadwerkelijk lering is getrokken uit de onderzoeken die naar aanleiding van de Vuurwerkramp en de Nieuwjaarsbrand Volendam zijn uitgevoerd. Ik wil mijn waardering uitspreken over de inzet van allen die betrokken zijn (geweest) bij de actiepunten Enschede Volendam.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven