Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 27157 nr. 51 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2002-2003 | 27157 nr. 51 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2002.
Hierbij bied ik, als coördinerend bewindspersoon, uw Kamer de halfjaarlijkse voortgangsrapportage Actiepunten Enschede Volendam aan. De betrokken departementen en mede-overheden hebben mij geïnformeerd over de voortgang die is geboekt bij de uitvoering van de actiepunten. Sinds de eerste voortgangsrapportage in oktober 2001 is veel gerealiseerd. Op elk actiepunt is actie ondernomen en de actiepunten worden voorspoedig afgerond, veelal binnen de toegezegde tijd. Een groot aantal mensen werkt samen om de samenleving veiliger te maken, over scheidslijnen heen van ministeries, overheidslagen, bedrijfsleven en andere organisaties. Deze manier van werken maakt dat het niet enkel blijft bij uitgevoerde actiepunten maar dat er daadwerkelijk veranderingen plaatsvinden in het veiligheidsbewustzijn van overheid, bedrijfsleven en burgers.
1. Algemeen beeld actiepunten Enschede, Volendam
In de bijlagen vindt u de stand van zaken per actiepunt. Er is een onderverdeling gemaakt in actiepunten die zijn afgerond (bijlage 2)1 en actiepunten die nog niet zijn afgerond (bijlage 1)1. Meer dan de helft van de ongeveer 150 actiepunten is afgerond. 27 Actiepunten met een toegezegde einddatum die ligt voor 1 oktober 2002 zijn nog niet afgerond. De redenen voor vertraging van deze actiepunten zijn onder andere de doorlooptijd van wetgevingstrajecten en de onderlinge afhankelijkheden van actiepunten. In het actiepuntenoverzicht wordt u per actiepunt op de hoogte gesteld van de actuele stand van zaken. Na afronding volgt in een aantal gevallen nog de implementatie van de actiepunten op provinciaal en/of gemeentelijk niveau. De implementatie van deze actiepunten blijf ik met aandacht volgen in de komende jaren.
Ten behoeve van een gecoördineerde aanpak van actiepunten door het Rijk, provincies en gemeenten is de Taskforce ingesteld waaraan vertegenwoordigers van de betrokken ministeries, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) deelnemen. De Taskforce komt maandelijks bijeen onder voorzitterschap van de heer Ouwerkerk, burgemeester van Almere. De Taskforce heeft een schaduwlijst aangelegd met actiepunten die na afronding door het Rijk een vervolgtraject kennen op provinciaal en/of gemeentelijk niveau dat zij met aandacht zal volgen. Momenteel vindt onder andere afstemming plaats over kwantitatieve en kwalitatieve capaciteitsproblemen op het gebied van veiligheidsbeleid, over handhaving en over het actieprogramma «Slagen voor Veiligheid» van de VNG. Een andere taak van de Taskforce is het formuleren van een voorstel om de complexiteit van veiligheidsregelgeving te verminderen en geconstateerde tegenstrijdigheden weg te nemen. De Taskforce heeft de Minister van Justitie verzocht de veiligheidsregelgeving door te lichten.
De Minister van Justitie heeft in november 2001 het project «Doorlichting veiligheidsregelgeving» ingesteld. Dit project heeft inzage gegeven in de knelpunten betreffende de uitvoering, controle en handhaving met betrekking tot veiligheidsregelgeving. Deze doorlichting heeft zich gericht op een drietal objecten, te weten: basisscholen, eetcafé's en voor publiek toegankelijke ruimten van stations.
In juli 2002 is het eindrapport «Veilig geregeld» door de projectgroep aan de Taskforce aangeboden. Uit het rapport blijkt dat de moeilijkheden in de praktijk van de toepassing, uitvoering en handhaving van de regels niet direct terug zijn te voeren op tegenstrijdigheden of onvolkomenheden in de wet- en regelgeving zelf. De problemen komen voort uit de complexiteit en ontoegankelijkheid van de regelgeving, de geboden beleids- en beoordelingsruimte in de toepassing, uitvoering en handhaving en de gebrekkige coördinatie en samenwerking bij de uitvoering en handhaving. De projectgroep heeft naast het opnemen van reeds in gang gezette acties en algemene aanbevelingen ook aanbevelingen gedaan om gesignaleerde knelpunten op te lossen.
De Taskforce heeft in een brief aan mij, haar visie op het rapport weergegeven en de aanbevelingen van de projectgroep overgenomen. Tevens heeft zij aangedrongen op een voortvarende aanpak van de verbeteracties uit het rapport en daarbij het voortouw genomen door zichzelf tot taak te stellen de vele verbeteracties die op dit gebied in gang zijn gezet centraal te bewaken. Zowel het eindrapport «Veilig geregeld» als de brief van de Taskforce zijn bijgevoegd als bijlagen 3 en 4.1
Het kabinet schaart zich achter de inhoud van de brief van de Taskforce en de daarin opgenomen voorstellen. Daarnaast is zij van mening dat de één-loket-gedachte een belangrijke bijdrage kan leveren bij de uitvoering en handhaving van de veiligheidsregelgeving. Het kabinet is reeds in overleg getreden met de mede-overheden om de één-loket-gedachte verder gestalte te geven.
Handhaven van wet- en regelgeving is reeds een aantal jaren een belangrijk thema en heeft na de gebeurtenissen in Enschede en Volendam aan betekenis gewonnen. Op het gebied van handhaving worden dan ook veel activiteiten ontplooid door het Rijk, provincies en gemeenten. De Minister van Justitie heeft na de rapportage van de commissie Bestuursrechtelijke en Privaatrechtelijke Handhaving (commissie-Michiels) de stuurgroep «Handhaven op Niveau» ingesteld die tot doel heeft de ambitie, de kwaliteit, intensiteit en doelmatigheid van de ordeningswetgeving te verhogen tot een maatschappelijk gewenst niveau. Daarnaast heeft deze stuurgroep het concept «Programmatisch handhaven» ontwikkeld dat tot doel heeft overheden en handhavende instanties te bewegen tot een systematische en programmatische aanpak van handhavingsvraagstukken. De VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen zijn nauw betrokken bij de uitvoering van dit actieprogramma.
Mede naar aanleiding van de Vuurwerkramp en de Nieuwjaarsbrand Volendam is het vermoeden ontstaan dat er sprake is van een bestuurlijk handhavingstekort. Inzicht in de feitelijke handhavingsinspanningen van de verschillende overheden bestaat er echter niet. Het is van belang te weten welke middelen een gemeente of provincie inzet op de handhaving van de terreinen waarvoor zij verantwoordelijk is, hoe dit wordt georganiseerd en welke prestaties daarmee worden behaald. Om hierachter te komen zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de handhavingspraktijk op het terrein van fysieke en publieke veiligheid. De resultaten van deze onderzoeken, waarover uw Kamer ook telkens wordt geïnformeerd, worden besproken met de mede-overheden waarna wordt gekeken welke vervolgstappen moeten worden genomen.
Veel van de actiepunten die zijn opgesteld naar aanleiding van de Nieuwjaarsbrand Volendam hebben betrekking op de handhaving bouw- en woningtoezicht door gemeenten. Samen met de VNG zijn deze actiepunten uitgevoerd in het actieprogramma «Handhaving bouwregelgeving». De actiepunten hebben te maken met het beter toepasbaar maken en vereenvoudigen van de wet- en regelgeving, het ontwikkelen van faciliterende middelen voor gemeenten ten einde beter te handhaven en het intensiveren van het tweedelijnstoezicht.
De aandacht voor handhaving neemt beduidend toe bij gemeenten. Veel gemeenten zetten momenteel een traject in om met beleid te handhaven: het gaat hierbij om bewuste keuzes te maken ten aanzien van welke elementen krachtig worden gehandhaafd en op welke wijze de gemeente bij overtreding ingrijpt. Dit traject zal de komende tijd bij gemeenten nadrukkelijk worden gevolgd en worden gestimuleerd. Overigens worden gemeenten verplicht om per 1 januari 2004 een handhavingsbeleidsplan op te stellen ten aanzien van bouw- en woningtoezicht.
Tevens vindt op rijksniveau in toenemende mate, mede als gevolg van de Kaderstellende Visie op Toezicht, samenwerking en afstemming plaats tussen de verschillende inspectiediensten. Het doel is de informatielast van de onder toezichtgestelden te verminderen, alsmede het voorkomen van stapeling van toezicht. In het kader van het toezicht op het gebied van de openbare veiligheid werkt de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (hierna OOV) samen met de Inspectie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (hierna VROM), Inspectie Gezondheidszorg, Inspectie Verkeer en Waterstaat (hierna V&W) en de Arbeidsinspectie. De ervaringen opgedaan met de onderzoeken naar de Vuurwerkramp en de Nieuwjaarsbrand Volendam liggen ten grondslag aan deze samenwerking en zullen waar mogelijk verder worden uitgebouwd.
Bij de VNG is het ondersteuningsprogramma «Slagen voor Veiligheid» involle gang. Het ondersteuningsprogramma heeft ten doel lokale besturen en regionale samenwerkingsverbanden te informeren over de voor hen relevante actiepunten en hen te ondersteunen bij de aanpak, uitvoering en implementatie van de betreffende actiepunten. De VNG heeft hiertoe in overleg met de Taskforce en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een projectorganisatie ingericht. Om gemeenten optimaal te ondersteunen bij de aanpak van de actiepunten worden de volgende instrumenten ingezet:
• De interactieve website www.slagenvoorveiligheid.nl biedt actuele informatie over de actiepunten en het ondersteuningsprogramma. De website is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de communicatiewerkgroep van de Taskforce «Slagen voor Veiligheid». De VNG zorgt voor inrichting en beheer van de site. De website is in mei 2002 beschikbaar gekomen.
• Handreikingen worden aan gemeenten beschikbaar gesteld die concreet ingaan op de opgaven en de manier waarop die aangepakt kunnen worden. Inmiddels beschikken gemeenten over de basishandreiking die een overzicht geeft van de voor gemeenten relevante actiepunten en adviezen en praktische tips geeft voor de aanpak ervan. In het najaar van 2002 en de eerste maanden van 2003 verschijnen handreikingen die ingaan op de aanpak van de voor gemeenten relevante actiepunten uit de clusters organisatie overheden, externe veiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding.
• Het diagnose-instrument stelt gemeenten in staat te bepalen hoe ze ervoor staan met betrekking tot de realisatie van de actiepunten. Het diagnose-instrument voorziet tevens in het genereren van geaggregeerde landelijke voortgangsinformatie met betrekking tot de gemeentelijke actiepunten. Het instrument is eind augustus 2002 via de website beschikbaar gekomen. Gemeenten kunnen ermee aan de slag nadat zij een toegangscode hebben aangevraagd. In korte tijd heeft zich hiervoor reeds een groot aantal gemeenten aangemeld.
• Een netwerk van ambassadeurs en VNG-regiocontactpersonen voorziet in ondersteuning van gemeenten en regio's «dichtbij huis». Veertien ambassadeurs zijn inmiddels aangesteld en in september 2002 daadwerkelijk aan de slag gegaan in de regio's. Zij initiëren, jagen discussies aan, leiden workshops en adviseren en ondersteunen gemeenten en regionale samenwerkingsverbanden bij de uitvoering van de actiepunten. Ook leveren zij informatie over de voortgang in de regio's en signalen over knelpunten aan de projectorganisatie.
• Tijdens regionale bijeenkomsten wordt informatie over de actiepunten en het ondersteuningsprogramma gegeven, worden ervaringen tussen gemeenten uitgewisseld en wordt uitgebreid ingegaan op de aanpak van actuele actiepunten.
In 2002 ligt het accent van het ondersteuningsprogramma bij het beschikbaar stellen van instrumenten en het instellen van het ambassadeursnetwerk. In 2003 zal het accent komen te liggen bij het in de praktijk ondersteunen van gemeenten en regionale samenwerkingsverbanden, het stimuleren van het veiligheidsbewustzijn in gemeenten en het bevorderen van de zelfredzaamheid in regionale netwerken. Daarnaast zal de nadruk liggen op het verkrijgen van een goed landelijk beeld van de stand van zaken bij het uitvoeren van de acties en op het verder in beeld krijgen van knelpunten bij gemeenten.
2.5 Onderzoeksraad voor de veiligheid
Het voorstel Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid is aan de Tweede Kamer aangeboden. Het streven is dat in het voorjaar van 2003 de Onderzoeksraad voor de veiligheid kan worden geïnstalleerd. De status van Onderzoeksraad in oprichting kan echter direct na behandeling in deTweede Kamer worden gegeven aan de huidige Raad voor de Transportveiligheid, overigens zonder de bij de Onderzoeksraad voor Veiligheid behorende wettelijke bevoegdheden die verder gaan dan die van de Raad voor de Transportveiligheid.
Verder vroeg de vaste commissie voor BZK tijdens het Algemeen Overleg van 26 juni jl. of het praktisch haalbaar is slachtoffers van een zwaar ongeval of ramp ten bate van het strafrechtelijk onderzoek spoedig een getuigenverklaring te laten geven. Inderdepartementaal overleg hierover is gestart. Over de verhouding tussen het onderzoek van de Onderzoeksraad voor veiligheid en het strafrechtelijk onderzoek is in de Rijkswet de basis gelegd en in de toelichting uitgewerkt.
Het Kabinet heeft de Minister van VROM een coördinerende rol toegekend op het gebied van de externe veiligheid. De Minister van VROM heeft in zijn brief (TK 26 604, nr. 13) aan uw Kamer geschetst hoe het kabinet zich voorneemt het externe veiligheidsbeleid in de komende jaren te voeren. In april (TK VROM020536, niet-dossierstuk) is een eerste voortgangsrapportage verzonden aan uw Kamer. In november heeft de Minister van VROM opnieuw een voortgangsrapportage aan uw Kamer gezonden. Een aantal actiepunten uit het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp wordt in deze brief behandeld. Op deze plaats wordt daarom kortheidshalve verwezen naar de voortgangsrapportage Externe Veiligheid en naar het actiepuntenoverzicht waarin per actiepunt wordt aangegeven wat de stand van zaken is.
3.1 Classificatie en transport van vuurwerk
De Minister van V&W heeft naar aanleiding van het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp ondermeer de classificatie van vuurwerk als speerpunt voor acties genomen. Aan de hand van een zgn. defaultlijst kan classificatie van vuurwerk ten behoeve van het vervoer plaatsvinden. Deze defaultlijst is verder uitgebreid in de VN-werkgroep van juli 2002. Op een aantal punten kon echter internationaal geen overeenstemming worden bereikt. Hierdoor loopt de verankering van de lijst in de internationale regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een vertraging van tenminste twee jaar op, daar het betreffende VN-Comité slechts eens in de twee jaar een besluitvormende vergadering houdt.
Bij de toelating van vuurwerk in de Nederlandse zeehavens blijkt uit recente cijfers echter wel dat een aanzienlijke verbetering is opgetreden in de classificatie van vuurwerk. Was in het eerste kwartaal van 2001 nog ruim 50 % onjuist geclassificeerd, dit percentage is nu terug gelopen tot 5%. Dit is aanleiding geweest om bij de toelating in zeehavens het vuurwerk van de categorie 1.4, waaronder ook het consumentenvuurwerk valt, niet zonder meer als zijnde van de zwaarste categorie 1.1 te beschouwen. Hiermee wordt een aantal knelpunten bij de toelating in Nederlandse zeehavens opgelost, terwijl de veiligheid voldoende blijft gewaarborgd. De wijziging van het beleid op dit punt is gepubliceerd in de Staatscourant van 29 juli jongstleden.
Brandveiligheid is bij uitstek een onderwerp waar zowel de overheid, als bedrijfsleven, als burger een eigen verantwoordelijkheid hebben. Om een ieder op deze verantwoordelijkheid te wijzen worden verschillende stappen ondernomen: binnen het bouwbesluit is specifiek aandacht besteed aan brandveiligheid, bij de doorlichting van de veiligheidsregelgeving werd brandveiligheid nadrukkelijk meegenomen én Brandveiligheid is ook een thema binnen het programma Handhaven op Niveau. Daarnaast is de Inspectie OOV medio december 2001 een onderzoek gestart naar de kwaliteit van de gemeentelijke actieprogramma's brandveiligheid. Het onderzoek wordt in samenwerking met de Inspectie VROM uitgevoerd. Naar verwachting wordt het eindrapport in november 2002 aan de Staatssecretaris van BZK aangeboden.
Verder is een Nationaal Voorlichtingsplan Brandveiligheid ontwikkeld ter vergroting van het veiligheidsbewustzijn van zowel burgers, bedrijfsleven alsook van bestuurders en overheden. Hierbij wordt ingezet op het informeren van de maatschappij over de risico's die burgers, bedrijven en overheden in hun omgeving lopen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden die burgers, bedrijven en overheden hebben om deze risico's te beïnvloeden en hun eigen verantwoordelijkheid te nemen ten aanzien van deze risico's.
De implementatie van de actiepunten op het gebied van de rampenbestrijding wordt vooralsnog gevolgd door middel van een monitor van BZK. Dit is een tijdelijk instrument tot de gemeenten/regio's zelf gaan rapporteren aan provincies over de voorbereiding/verbetering van de rampenbestrijding in de vorm van een bestuurlijke rapportage. Daarnaast zal een periodieke doorlichting plaatsvinden door de Inspectie OOV. Deze doorlichting wordt in samenwerking met de Inspectie Gezondheidszorg en de inspectie VROM verricht. Incidenteel zullen de Arbeidsinspectie en de inspectie V&W bij de doorlichtingen worden betrokken. Het uitgangspunt bij de algemene doorlichting is de complementariteit van het toezicht van enerzijds de rijksinspectiediensten en anderzijds het toezicht door de provincies.
De afgelopen periode is hard gewerkt aan territoriale congruentie: eenzelfde gebiedsindeling voor alle hulpverleningsdiensten (brandweer, politie, geneeskundig). Dit proces moet in 2003 zijn afgerond. Knelpunten doen zich thans nog voor in het grensgebied van de provincies Overijssel en Gelderland en in de regio-indeling rond de luchthaven Schiphol. Het kabinet werkt eraan om deze in overleg met de betrokken mede-overheden op te lossen, zodat ook in deze gebieden in de loop van 2003 congruentie wordt gerealiseerd.
Het Kabinet wil het beleid daarnaast verder doortrekken en bouwen aan «bestuurlijke congruentie». Het vorige Kabinet heeft aan de Raad van het Openbaar Bestuur (Rob) advies gevraagd over de bestuurlijke inbedding van de veiligheidsregio's. In april 2002 is het tussenadvies van de Rob ontvangen. Het definitieve advies wordt eind 2002 ontvangen. Mede op basis van de reactie van de Rob zal het kabinet zich beraden op een definitief standpunt.
5.2 Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR)
De verantwoordelijkheid van het GHOR-bestuur is gericht op de voorbereiding van de organisatie van de geneeskundige zorg ten behoeve van een ramp en grootschalig optreden. De GHOR is een organisatie in opbouw, die de komende jaren regionaal verder zal worden geoptimaliseerd. De GHOR dient te waarborgen dat er onder rampomstandigheden voldoende coördinerende of leidinggevende functionarissen aanwezig zijn ten behoeve van de organisatie van de geneeskundige hulp. Over hun inzet worden afspraken gemaakt met de besturen/directies van de zorginstellingen, zoals over paraatheid, oefenen, vergoeding. Over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden heeft het vorig kabinet aan het begin van de zomer een brief doen uitgaan (TK 26 956, nr. 11).
Zorginstellingen dienen zich voor te bereiden op een inzet bij rampen. De zorginstellingen dienen de eigen medisch-verpleegkundig specialisten op te leiden en te oefenen voor de uitvoering van hun primaire taak, ook onder bijzondere omstandigheden. Deze en andere afspraken worden vastgelegd in het organisatieplan GHOR.
Ook wordt nadrukkelijker het mono- en multidisciplinaire samenwerken op intra- en interregionaal niveau gestimuleerd. Verder wordt een extra impuls gegeven aan de noodzakelijke (lopende) ICT beleidsinitiatieven zoals het ambulancebijstands- en gewondenspreidingsplan.
De Kabinetsstandpunten Vuurwerkramp en Nieuwjaarsbrand Volendam hebben vastgesteld dat een grote behoefte bestaat aan, van rijkszijde aangedragen, kaders. Deze kaders zijn vastgesteld in het wetsontwerp Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding. Door het wetsvoorstel zal de planvorming binnen de rampenbestrijdingsorganisatie op een dwingender manier gestalte worden gegeven. Het wetsvoorstel zal binnen afzienbare tijd aan de Tweede Kamer worden gezonden. De inwerkingtreding van het wetsvoorstel is voorzien in 2004. Het betreft een wijziging van de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen, de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen en de Wet ambulancevervoer.
Voor de behandeling van slachtoffers van de vuurwerkramp in Enschede met (geestelijke) gezondheidsklachten is voldoende opvangcapaciteit beschikbaar. Vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna VWS) is voor 5 jaar financiering ter beschikking gesteld ten behoeve van de psychosociale nazorg. In overleg met betrokkenen in de regio wordt in de komende periode de nazorg geëvalueerd.
De regie over de psychosociale nazorg aan de slachtoffers van de nieuwjaarsbrand in Volendam is van meet af aan in handen van de zorgverzekeraar PWZ Achmea/zorgkantoor Zaanstreek (PWZ/ZOK) geweest. Hiermee zijn positieve resultaten geboekt. Gelet daarop en omdat het gaat om verzekerde (AWBZ of Ziekenfondswet) zorg is besloten dat in Enschede de zorgverzekeraar Amicon/zorgkantoor de regie zal voeren over de psychosociale nazorg aan de slachtoffers van de Vuurwerkramp. De bij Volendam en Enschede opgebouwde kennis zal ten dienste worden gesteld van de zorgverzekeraars en zorgkantoren in Nederland. Hierdoor kan bij eventuele toekomstige rampen in Nederland een zelfde werkwijze worden gevolgd.
Verder is van belang te vermelden dat in Amsterdam het Landelijk Kenniscentrum voor Psychosociale Zorg na Rampen sinds 1 mei 2002 is geopend. Een van de taken van het kenniscentrum is voorlichting geven aan instanties tijdens en na rampen. Verder moet het een ruimer trainingsaanbod voor hulpverleners bewerkstelligen, onderzoek stimuleren, protocollen en draaiboeken opstellen én kennis verzamelen en ontsluiten. In het kader van de Gezondheidsmonitoring Getroffenen Vuurwerkramp Enschede is het Instituut voor Psychotrauma (IvP) begonnen met een onderzoek naar de geestelijke gezondheid en het welzijn van kinderen die zijn getroffen door de Vuurwerkramp in Enschede.
6. Financiële afwikkeling en wederopbouw
6.1.1 Commissie Financiële Afwikkeling
Op 26 juni jl. vond een Algemeen Overleg plaats met de vaste commissie voor BZK over de vorige voortgangsrapportage. Hierbij werd specifiek ingegaan op de nabestaandenregelingen voor de slachtoffers van de Vuurwerkramp Enschede. Mijn ambtsvoorganger heeft toen toegezegd deze gevoelens bij het Nationaal Rampen Fonds (NRF) onder de aandacht te brengen.
Het bestuur van het NRF meldt mij dat er vanzelfsprekend alle begrip bestaat voor het verdriet van al diegenen die verwanten hebben verloren. Indien dat echter niet leidt tot financieel nadeel als onderstaand omschreven valt men niet in de termen van de regelingen. Verder meldt het bestuur van het NRF dat het een bewuste keuze is geweest dat de regelingen niet voorzien in een vergoeding voor verdriet of leed (smartengeld, of preciezer gezegd affectieschade). Uitgangspunt bij het tot stand brengen van de nabestaandenregelingen is geweest dat het NRF op grond van zijn statuten, en bovendien ook in lijn met de regelingen zoals die zijn geadviseerd door de Commissies financiële afwikkeling I en II, uitsluitend materieel nadeel vergoedt. Dit materieel nadeel kan bestaan uit een verlies aan inkomen. Daartoe heeft het NRF een regeling getroffen die inkomensnadeel opvangt. Daarvoor is niet beslissend of betrokkene kostwinner was. De regeling voorziet in een tegemoetkoming van weggevallen inkomen als zodanig, ook als er niet van kostwinnerschap sprake is. Voorts wordt voorzien in de vergoeding van kosten die worden gemaakt indien degene die in de huishouding zorgtaken vervulde is weggevallen en er moet worden voorzien in vervangende huishoudelijke hulp of kinderopvang. Tenslotte is voorzien in een regeling die een vergoeding geeft aan wezen en halfwezen. Dit is een regeling die voorziet in een forfaitaire vergoeding vanuit de gedachte dat met het wegvallen van een of beide ouders voor kinderen altijd extra kosten moeten worden gemaakt.
Aldus is voorzien in tegemoetkoming in materieel nadeel dat ten gevolge van overlijden van een gezinslid kan zijn opgetreden. Met de nabestaandenregelingen en de regelingen op grond van de adviezen van de Commissies financiële afwikkeling I en II is een totaal pakket van maatregelen voor de slachtoffers, particulieren zowel als ondernemers, van de vuurwerkramp tot stand gekomen dat voorziet in tegemoetkoming in materieel nadeel als gevolg van de ramp.
De gemeente Enschede heeft een declaratie ingediend bij het Ministerie van BZK in het kader van artikel 25 WRZO. Op basis van deze declaratie heb ik een besluit genomen dat op 30 september 2002 per brief aan de gemeente is meegedeeld. Na overleg met de gemeente Enschede heb ik mijn besluit van 30 september 2002 ingetrokken en afgesproken opnieuw in overleg te treden met de gemeente Enschede. Uiterlijk 31 januari 2003 zal ik een nieuw besluit kenbaar maken aan de gemeente Enschede.
Met de aanvaarding van de voorstellen van de Commissie financiële afwikkeling Nieuwjaarsbrand Volendam (CFA-V) in de ministerraad van 28 juni 2002 en het ter beschikking stellen van middelen voor de financiering daarvan, is de financiële afwikkeling van de materiële gevolgen van de Nieuwjaarsbrand afgerond. De Staatssecretaris van BZK heeft u op 18 juli een brief toegezonden waarin hij u heeft geïnformeerd over het kabinetsbesluit naar aanleiding van het advies dat de CFA-V heeft opgesteld over de materiële schade en de materiële gevolgen van letselschade ten behoeve van de getroffenen van de Nieuwjaarsbrand Volendam (TK 25 575, nr. 18).
Het advies van de CFA-V houdt het volgende in:
1. een regeling tegemoetkoming in onverzekerde en onverzekerbare kosten;
2. de oprichting van een Centrum voor Reïntegratie en Nazorg (CRN);
3. een financiële tegemoetkoming op basis van functionele invaliditeit.
Deze drie voorstellen tezamen vormen één pakket. Om de implementatie van het advies van de CFA-V voortvarend aan te pakken is een stuurgroep samengesteld die op 17 september voor de eerste keer bijeen is gekomen. Belangrijke aandachtspunten voor de stuurgroep zijn:
• Omvorming van AIC/Het Anker tot het CRN
• Oprichting van een uitvoeringsorganisatie personenschade nieuwjaarsbrand (UPN)
• De AMA-richtlijnen en de medische keuringen
• De doorlooptijd en kosten
De stuurgoep staat onder voorzitterschap van de waarnemend burgemeester van Edam-Volendam, de heer Bulte. Verder maken van de stuurgroep deel uit vertegenwoordigers van de gemeente Edam-Volendam, van de ministeries van BZK en van VWS én van de Stichting slachtoffers nieuwjaarsbrand Volendam (SSNV).
Het Kabinet heeft voor de uitvoering van de voorstellen van de CFA-V een totaalbedrag ter beschikking gesteld van € 30,1 miljoen. Met de overneming en financiering van het advies van de CFA-V heeft de regering uitvoering gegeven aan de motie Wagenaar c.s. (Kamerstukken II, 2001–2002, 27 575, nr. 7). Deze motie verzocht de regering te bewerkstelligen dat er voor de slachtoffers van de nieuwjaarsbrand Volendam soortgelijke tegemoetkomingen tot stand worden gebracht als voor de slachtoffers van de vuurwerkramp Enschede.
6.3 Commissie Tegemoetkomingen bij Rampen en Calamiteiten
Inmiddels heeft de heer Borghouts, Commissaris der Koningin in Noord-Holland, zich bereid verklaard de taak van voorzitter op zich te nemen. In overleg met de voorzitter worden de andere leden van de commissie benaderd. Naar verwachting zal de commissie nog dit jaar met haar werkzaamheden van start gaan.
In deze voortgangsrapportage heeft u kennis kunnen nemen van de stand van zaken aangaande de uitvoering van de Actiepunten Enschede, Volendam. Naar mijn mening is er reeds veel gerealiseerd en we moeten dit momentum ook in de komende jaren vasthouden. We moeten ervoor waken dat de aandacht voor het uitvoeren van de actiepunten verzwakt. In bijlage 1 en 2 vindt u de stand van zaken betreffende de actiepunten. De volgende voortgangsrapportage kunt u tegemoet zien in april 2003.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27157-51.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.