Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 27157 nr. 49 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 27157 nr. 49 |
Vastgesteld 25 juli 2002
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 26 juni 2002 overleg gevoerd met minister De Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en staatssecretaris De Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
– de brief inzake evaluatie samenwerking tijdens onderzoeken cafébrand Volendam (27 575, nr. 15);
– de brief inzake de Commissie financiële afwikkeling II (BZK-02-249);
– de brief inzake de halfjaarlijkse voortgangsrapportage actiepunten Enschede en Volendam (27 157, 27 575, nr. 48);
– het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het advies dat de Commissie financiële afwikkeling II (CFA II) heeft uitgebracht over de vuurwerkramp Enschede (27 157, nr. 47).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
De heer Meijer (CDA) is verheugd over de verwachte installatie van de nieuwe onderzoeksraad die onderzoek kan verrichten naar rampen die zich in de toekomst voordoen. Wettelijk zal worden vastgelegd dat deze taak bij de Rijksinspecties komt te vervallen. Dit punt is van belang omdat uit de gebeurtenissen in Enschede en Volendam blijkt dat van een onafhankelijk onderzoek door de Rijksinspectiediensten eigenlijk geen sprake kan zijn. Kunnen de bewindslieden aangeven wat de specifieke bevoegdheden van de nieuwe onderzoeksraad zullen zijn? Hoe zullen de onderzoeken van de raad zich verhouden tot eventueel strafrechtelijk onderzoek dat tegelijkertijd plaatsvindt?
De raad wordt verplicht, een onderzoeksprotocol op te stellen, hetgeen vreemd genoeg ook van de Inspecties gevraagd wordt. Waarom wordt deze procedure gevolgd? De onderzoekstaak van de Rijksinspecties vervalt immers op het moment dat de onderzoeksraad wordt ingeschakeld.
In de stukken staat voorts dat een onderzoek van de raad binnen de termijn van een jaar dient te zijn afgerond. Is daarbij bepaald waaruit de rapportage van de raad dient te bestaan? De rapportages over rampen in het verleden verschillen onderling wat de inhoud en diepgang betreft enorm, afhankelijk van de voor de rapportages beschikbaar gestelde termijn en financiële middelen.
De bewindslieden hebben aangegeven dat, zolang de nieuwe raad niet geïnstalleerd is, de TRC zal worden ingeschakeld bij rampen op basis van de structuur die ten aanzien van de nieuwe onderzoeksraad is voorgesteld. Is de TRC reeds geïnstalleerd en berekend op die taak?
Ongeveer twee maanden geleden heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken in gesprek met Enschedese vertegenwoordigers vernomen dat een 120-tal claims ten aanzien van de CFA I nog niet waren verwerkt. Zijn die claims inmiddels afgewerkt en in hoeverre is daarbij tot een bevredigende oplossing gekomen? De Commissie financiële afwikkeling II is in het leven geroepen om immateriële schade te vergoeden. Wat is de stand van zaken bij die commissie, in het bijzonder ten aanzien van de beschikbare financiële middelen? Is het mogelijk om ook voor de betrokkenen bij de cafébrand in Volendam een dergelijke regeling tot stand te brengen?
De uitvoering van het Vuurwerkbesluit verloopt slecht. In Limburg is na verschillende watersnoodrampen tussen 1995 en 1997 een noodwet in het leven geroepen met name voor de dijkverzwaring. In hoeverre is de Kamer bereid, mee te denken aan aparte wetgeving voor sanering van het vuurwerk?
Brandweer, politie en ambulancediensten springen in het kader van de opschaling van de regiovorming om geld. Kunnen de daarvoor beschikbare middelen niet worden toegewezen aan een systeembeheerder, zodat de verschillende diensten verplicht worden om zich aan te sluiten bij een systeem, bijvoorbeeld in het kader van C2000, in plaats van afzonderlijk financiële claims neer te leggen?
Mevrouw Dijksma (PvdA) constateert dat het in het algemeen beter gaat met de slachtoffers van de vuurwerkramp in Enschede en dat er schot zit in de financiële afwikkeling van de materiële schade. Kunnen de bewindslieden aangeven of de afwikkeling op dat punt inmiddels voltooid is? Ook de Enschedese ondernemers hebben duidelijkheid gekregen over een financiële tegemoetkoming sinds de Europese Commissie toestemming heeft verleend aan de Nederlandse regering om hen meer financiële ondersteuning te bieden dan normaliter mogelijk is.
Tegenover de positieve staan echter ook negatieve berichten. Zo kampt 40% van de slachtoffers nog steeds met gezondheidsklachten; 25% daarvan heeft last van het posttraumatisch stresssyndroom. De belangenvereniging van vuurwerkslachtoffers verwacht dan ook dat het beroep op de GGZ langer zal aanhouden dan voorzien. Kan de regering bewerkstelligen dat de extra opvangcapaciteit voor slachtoffers met geestelijke gezondheidsklachten en andere klachten zo lang als noodzakelijk is zal worden voortgezet?
Een ander probleem betreft de afhandeling van de personenschade. De Commissie financiële afhandeling II zal in de loop van volgend jaar gereed zijn met haar werk. Veel betrokkenen schijnen evenwel de afwikkeling van de materiële schade af te wachten alvorens een beroep te doen op de CFA II. Verder ervaren betrokkenen het als psychisch belastend om het traject van claims en de bijbehorende papierwinkel nogmaals te moeten doorlopen. Op welke wijze houdt de regering rekening met deze factoren, die vertragend werken op het gehele proces? Is het mogelijk om de regeling wat langer in stand te houden zodat mensen ruim de tijd hebben om een aanvraag in te dienen?
De huurcompensatieregeling in Enschede loopt tot juni 2003 omdat ervan is uitgegaan dat alle betrokkenen rond die periode zouden zijn teruggekeerd naar de wijk waar zij oorspronkelijk woonden. Er is evenwel vertraging opgetreden en het verdient daarom overweging om de datum van juni 2003 te verschuiven naar een later moment.
De regeling voor nabestaanden roept in Enschede veel discussie op; een uitkering volgens deze regeling vindt alleen plaats als er sprake is van een verlies van een kostwinner. Er doen zich schrijnende voorbeelden voor van families die veel gezinsleden hebben verloren maar geen kostwinner, waardoor zij geen recht hebben op uitkering volgens de regeling voor nabestaanden. De minister is weliswaar niet verantwoordelijk voor het ontwerpen en uitvoeren van deze regeling, maar wellicht kan hij daarover in overleg treden met het bestuur van het Nationaal rampenfonds. Het model van de watersnoodramp in Zeeland van 1953 is immers niet direct op zijn plaats in deze tijd.
In het geval van Volendam is niet alleen de financiële afwikkeling van belang maar ook de termijn waarbinnen gewerkt wordt. Er moet duidelijkheid worden gegeven aan de betrokkenen, zeker aan hen die ook in de toekomst met de gevolgen van de brand te maken krijgen, bijvoorbeeld door arbeidsongeschiktheid. Wat is de stand van zaken ten aanzien van de financiële afwikkeling op dit punt?
Uit de door de regering geformuleerde actiepunten blijkt dat met name op het terrein van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen een en ander nog niet op orde is. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer zaken geregeld zullen zijn? Wanneer zullen zijn standpunten met betrekking tot de regiovorming naar de Kamer worden gestuurd? Verder stelt de staatssecretaris dat er extra inspanningen geleverd moeten worden ten behoeve van het opstellen van een model van de risicoanalyse. Kan hij aangeven wanneer de inhoudelijke procedurele en technische afstemming met het register gereed zal zijn?
De heer De Graaf (D66) is van mening dat in dit stadium van de afwikkeling van de rampen in Enschede en Volendam de nadruk moet liggen op nazorg. Het is positief dat uit de evaluatie blijkt dat de inspecties en andere betrokkenen goed hebben kunnen samenwerken. Verder is het van belang dat er in de toekomst een permanente en onafhankelijke onderzoeksraad wordt ingesteld. Deze mag evenwel niet te bureaucratisch functioneren; aangezien elke ramp van aard verschilt, is een zekere mate van souplesse nodig om tot de juiste aanpak te komen. Kunnen de bewindslieden aangeven waarom de instelling van de onderzoeksraad in de vorm van een Rijkswet is gegoten? Gelden de taken van de onderzoeksraad daarmee ook voor de andere delen van het Koninkrijk? Verder kunnen betrokkenen worden verplicht om reeds in de eerste uren na een ramp medewerking te verlenen aan de onderzoekers. Ook op dit punt zal moeten worden gewaakt voor een al te bureaucratische aanpak.
Na de rampen in Enschede en Volendam is uitgebreid gesproken over het bewerkstelligen van een cultuuromslag ten aanzien van samenwerking en afstemming tussen uitvoerende diensten. Uit het beleid van het afgelopen jaar blijkt echter niet dat handhaving en rampenbestrijding tot politieke prioriteiten zijn verheven. Heeft er naar de mening van de bewindslieden daadwerkelijk een cultuuromslag plaatsgevonden? Weliswaar wordt ten aanzien van de actiepunten forse vooruitgang geboekt, maar dient er door de overheid niet meer actie te worden ondernomen op het gebied van handhaving, samenwerking en afstemming tussen met name overheidsdiensten, en integrale vergunningverlening? In dit verband is het een goede zaak om te komen tot een integrale exploitatievergunning waarin elementen van veiligheid, milieu, gezondheid en arbeidsomstandigheden zijn opgenomen. Op die wijze kan worden voorkomen dat verschillende vergunningen bij elkaar geraapt moeten worden waardoor het overzicht verdwijnt. Desgevraagd stelt de heer De Graaf daarbij voorstander te zijn van een eenloketbenadering. De vraag is evenwel of het mogelijk is om op korte termijn een bundeling van handhavingsorganisaties daaraan te verbinden. Wellicht kan op langere termijn gekomen worden tot regionale organisaties die zowel vergunningverlening ter hand nemen als de kwaliteitsbewaking van toepassing van de vergunning. Voor het moment is het evenwel noodzakelijk dat er één front office wordt gecreëerd waar niet alleen ondernemers maar ook geïnteresseerde burgers kunnen informeren naar de gang van zaken rond vergunningen. Achter dat front office dienen de betrokken diensten op een goede, niet-bureaucratische manier met elkaar samen te werken.
Om de betrokkenheid van bewoners te vergroten, is het van belang dat per buurt integrale beleids-/veiligheidsplannen worden opgesteld door burgemeester, wethouder en buurtbewoners. Op die manier kan bijvoorbeeld de aanwezigheid van een vuurwerkfabriek niet meer aan de aandacht ontsnappen.
Er is een task force Slagen voor veiligheid samengesteld die voorstellen ontwikkelt om de complexiteit en tegenstrijdigheid van regelgeving tegen te gaan. Er zijn projectgroepen samengesteld die zich specifiek richten op basisscholen, eetcafés en publiek toegankelijke ruimtes van stations. Waarom richten die projectgroepen zich op deze drie plaatsen? Op welke wijze wordt omgegaan met alle andere belangrijke inrichtingen waarvoor complexe regelgeving geldt?
Vanwege de demissionaire status van het kabinet vindt geen specifiek overleg meer plaats over de rampenbestrijding. Kan de staatssecretaris desondanks aangeven hoe het staat met de gemeenten – 13% van het totaal aantal gemeenten – die op 1 februari 2002 geen rampenplan hadden opgesteld? Welke acties heeft de staatssecretaris in dezen ondernomen?
Gelet op de langere termijn waarin de huizen in Enschede worden herbouwd, dient de huurcompensatieregeling aldaar verlengd te worden tot na juni 2003. Bovendien vloeien uit de nabestaandenregeling merkwaardige gevolgen voort; het principe van kostwinner is begrijpelijk, maar degenen die wellicht groter leed hebben ondergaan mogen niet het slachtoffer worden van te rigide regels.
In reactie op het verzoek van de heer Meijer ten aanzien van aparte wetgeving voor het saneren van vuurwerk kan gesteld worden dat dergelijke zaken bij uitstek in het kader van een regeerakkoord kunnen worden vastgelegd.
Mevrouw Halsema (GroenLinks) constateert dat zich ten aanzien van het onderhavige onderwerp geen grote verschillen in politieke opvattingen voordoen; de gehele Kamer streeft een voortvarender aanpak bij rampen na. Helaas kan bijvoorbeeld de organisatie van rampenbestrijding nog niet besproken worden vanwege de demissionaire status van de bewindslieden. Het is wel een goed moment om de ondernomen activiteiten na de rampen te beoordelen. Zijn de bewindslieden van mening dat in de afgelopen periode de veelgenoemde cultuuromslag is bereikt? Hebben de vele actiepunten en overleggen geleid tot minder bureaucratie en meer handhaving en transparantie?
Er lijkt schot te zitten in de financiële afhandeling van zaken in Enschede. Door bewoners en belangenverenigingen is evenwel gewezen op problemen rond de nabestaandenregeling, de huurcompensatie en de personenschade. Kan de minister op die problemen ingaan?
Hopelijk is van de Bijlmerramp geleerd dat de interpretatie van gezondheidsklachten niet tot een politiek steekspel mag verworden. Kunnen de bewindslieden aangeven op welke wijze wordt omgegaan met de gezondheidsklachten in Enschede? Kunnen zij garanderen dat er geen tekorten ten aanzien van de behandeling kunnen ontstaan?
De suggestie van de CDA-fractie om wetgeving ten behoeve van de sanering van vuurwerk op te stellen, is interessant. Wat is de reactie van de minister daarop?
Het is van belang dat de financiële afhandeling van de zaken die betrekking hebben op de slachtoffers in Volendam op korte termijn plaatsvindt. Kan de minister daarover meer duidelijkheid verschaffen?
Het is noodzakelijk om met name met bewonersverenigingen tot integrale veiligheidsplannen voor buurten en wijken te komen. Daarmee krijgen buurtbewoners het gevoel dat zij controle kunnen uitoefenen op de veiligheid van hun buurt en mee kunnen werken aan preventie.
De heer Te Veldhuis (VVD) complimenteert de regering met het instellen van de Commissie financiële afwikkeling II; deze heeft duidelijk aandacht besteed aan klachten uit de samenleving, waarna maatregelen zijn bijgesteld. Een billijke materiële vergoeding kan een steun zijn bij het verwerkingsproces van slachtoffers en bij het herstellen van vertrouwen van burgers in de overheid. In dit verband kan ook de Belangenvereniging slachtoffers vuurwerkramp gecomplimenteerd worden omdat deze misstanden bij particulieren en ondernemers heeft geïnventariseerd en doorgegeven. Kan de minister overigens aangeven hoeveel betrokkenen momenteel nog wachten op een vergoeding? Wanneer zullen zaken definitief zijn afgerond?
De Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel voor oprichting van de nationale onderzoeksraad. Wanneer kan de Kamer dit wetsvoorstel tegemoet zien? Waarom is de aanvankelijke benaming «ongevallenraad» veranderd in «onderzoeksraad»? In haar brief stelt de regering dat de onderzoeksraad ambtelijke deskundigen kan aantrekken. Kan de minister bevestigen dat deze deskundigen niet de ambtenaren zijn die op de ministeries werken? Er moet gewaakt worden voor zelfs maar een schijn van betrokkenheid van departementale ambtenaren bij een onafhankelijke onderzoeksraad.
Het is de vraag of de uitvoering van de actiepunten niet wordt belemmerd door bureaucratie. Kunnen de bewindslieden overzien of plannen inderdaad worden omgezet in beleid? Wat komt in de praktijk terecht van de ondersteunende rol van de VNG? Over het doorlichten van regelgeving op tegenstrijdigheid is een motie van de heer Van den Doel aangenomen. Kan de minister aangeven of dit actiepunt, dat medio 2002 zou worden afgerond, gehaald is? Wat is het tijdpad van het vervolgtraject? Er is ook een motie-Van den Doel c.s. (27 575, nr. 8) over het beschikbaar stellen van financiële middelen voor het oefenen door hulpdiensten aangenomen. Het kabinetsstandpunt waarnaar in dit verband verwezen wordt, nr. 51, is weinig concreet en in die zin teleurstellend.
De suggestie om te komen tot één integrale vergunning, in samenhang met de totstandkoming van één loket, is goed. Bewoners en ondernemers dienen zo min mogelijk geconfronteerd te worden met bureaucratie.
De minister geeft in het algemeen aan dat hij bij het onderhavige dossier een coördinerende rol vervult. Het kan in dat licht nuttig zijn voor de Kamer om een bepaalde minister specifiek te bevragen, bijvoorbeeld over vuurwerk.
Na de ramp in Enschede is op brede schaal geïnventariseerd op welke wijze in Nederland met gevaarlijke situaties wordt omgegaan en op welke wijze hulpverleningsinstanties te werk gaan. Het onderwerp is reeds in een vroeg stadium blijvend bovenaan de politieke agenda gezet. Uit contacten met de task force, onder leiding van de burgemeester van Almere, blijkt dat ten behoeve van de coördinatie tussen Rijk, provincies en gemeenten ongelooflijk veel werk wordt verzet. Het thema «veiligheid» speelt een grote rol in gemeentes. Uit de activiteiten en de blijvende aandacht voor het onderwerp kan geconcludeerd worden dat er inderdaad een cultuuromslag heeft plaatsgevonden. Naast specifieke gesprekken met ministers, kan de Kamer overwegen om gesprekken te voeren met de task force of met medewerkers van de VNG of de provincie teneinde zich een beter beeld te vormen van de ontwikkelingen.
In het kader van de financiële afwikkeling zijn 11 000 zaken aangebracht; over 107 zaken heeft nog geen definitieve besluitvorming plaatsgevonden. Hopelijk zullen deze zaken op korte termijn op een goede wijze worden opgelost. Redelijkerwijs kan gesteld worden dat op dit punt veel werk is verzet: met toepassing van hardheidsclausules kunnen nog veel problemen worden opgelost. Als CFA I en II niet toepasbaar zijn, zal met behulp van andere fondsen, zoals een fonds bijzondere noden, gezocht worden naar oplossingen. Het college van burgemeester en wethouders volgt de afwikkeling intensief, onder meer aan de hand van rapportages van het IAC. Overigens is niet uit te sluiten dat niet aan alle eisen van betrokkenen voldaan wordt. In ieder geval is ten aanzien van ondernemers ruimte ontstaan vanwege de versoepeling van de kant van de Europese Commissie.
De uitvoering van de regeling voor de materiële personenschade is in maart gestart; het kabinet heeft hiervoor geld ter beschikking gesteld. De eerste besluiten over aanvragen worden binnenkort verwacht. De CFA II heeft haar eigen werkzaamheden volledig afgerond en de regelingen worden momenteel uitgevoerd door stichtingen en het IAC. Een doorlooptijd van de regelingen tot na 2003 zal worden bezien, mogelijk door de volgende minister van BZK. Enerzijds dienen de regelingen zo lang als nodig is van kracht te zijn, anderzijds moet gewerkt worden met tijdschema's om overzicht te houden op de klachtenafhandeling. Desgevraagd stelt de minister dat in de financiering van het IAC voorzien is. Aangezien het om een gemeentelijke dienst gaat, is een besluit over de voortduring van de activiteiten van het centrum aan de gemeente Enschede. Er dient evenwel ook op langere termijn sprake te zijn van voorzieningen voor slachtoffers. Aan de regeling Functionele invaliditeit is een einddatum verbonden waarop de medische eindsituatie moet zijn bereikt, in dit geval ultimo 2003. Op dat moment moet bekeken worden of het nodig is om de regeling te verlengen.
Voor een uitkering volgens de Nabestaandenregeling komen nabestaanden van kostwinners en kinderen van wie een ouder, niet zijnde de kostwinner, is weggevallen, in aanmerking. Er is bewust voor deze bepaling gekozen. De regeling is niet bedoeld voor het toekennen van smartengeld. Er kan op drie methoden met zaken zoals bedoeld worden omgegaan. De eerste methode is de wettelijke aansprakelijkheid; momenteel loopt een aantal procedures waarbij het Rijk, de gemeente Enschede en het bedrijf SE Fireworks door betrokkenen worden aangesproken. De tweede methode betreft het toekennen van vergoedingen die niet voortvloeien uit het erkennen van aansprakelijkheid maar uit het principe dat een ramp heeft plaatsgevonden waarvoor de samenleving verantwoordelijkheid draagt. Deze vorm van toekennen is in ruime mate in het geval van Enschede aan de orde. Er is een commissie in voorbereiding die zich in algemene zin zal bezighouden met uitkeringen die door de overheid verstrekt worden als er geen sprake is van aansprakelijkheid. Het is namelijk noodzakelijk om inzichtelijk te maken in welke gevallen de overheid al dan niet financieel tegemoet komt aan c.q. betrokken is bij slachtoffers. De derde methode is die van de Nabestaandenregeling. Desgevraagd stelt de minister bereid te zijn om over de situatie te overleggen met het NRF. De regeling en de bedoeling van de regeling is evenwel duidelijk; het plaatsvinden van overleg mag dan ook niet tot valse verwachtingen leiden.
Voor het behandelen van psychische klachten van slachtoffers is voor de komende jaren voldoende capaciteit beschikbaar. Het ministerie van VWS onderzoekt regelmatig welke zorg en capaciteit beschikbaar dient te zijn. Deze monitoring zal ook in de komende jaren plaatsvinden.
De minister van Justitie heeft een task force van juristen ingesteld om een inventarisatie te maken van tegenstrijdigheden in regelgeving. Op korte termijn zal daarover een rapportage naar de Kamer worden gestuurd. Vooralsnog komt daaruit naar voren dat problemen zich niet zo zeer toespitsen op tegenstrijdigheden als wel op onduidelijkheden in regelgeving, waardoor de toepasbaarheid van regels tegenstrijdig lijkt. Overigens zal de task force ook op andere gebieden activiteiten ontplooien. In ieder geval zal naar aanleiding van de rapportage bekeken worden of regelgeving moet worden aangepast en op welke wijze regelgeving hanteerbaarder kan worden gemaakt. De Kamer kan op eigen initiatief voorbeelden aandragen van tegenstrijdigheden in regelgeving; deze zullen worden doorgegeven aan de task force.
Het Vuurwerkbesluit is op 1 maart 2002 in werking getreden; voor de sanering van het vuurwerk is gekozen voor een overgangstermijn van twee jaar. Op 1 maart 2004 moeten alle bedrijven aan de nieuwe eisen voldoen. Voor de uitvoering van de sanering is een programmabureau ingericht, waarin Rijk, provincies en gemeenten samenwerken. Het is dan ook te vroeg om te concluderen dat de sanering onvoldoende verloopt. Een diepgaander gesprek over dit onderwerp kan evenwel alleen met de minister van VROM plaatsvinden. Ook de problematiek van de huurcompensatie ligt op het vakgebied van de minister van VROM. De opmerkingen die hierover gemaakt zijn, zullen aan hem worden doorgegeven.
Het idee van de integrale vergunning en het instellen van één front office en één back office is aantrekkelijk; veel gemeenten werken daar ook naartoe. Het aandachtspunt in dezen is het op effectieve wijze integreren van de verschillende vergunningsaspecten. Ook op dit punt speelt het ministerie van VROM een belangrijke rol.
De staatssecretaris stelt dat in de afgelopen twee jaar een groter besef van de urgentie van rampenbestrijding is ontstaan. In de toekomst zal dat besef moeten beklijven; voorkomen dient te worden dat na een bepaalde periode oude patronen worden hervat. Op dit punt wordt langs drie lijnen gewerkt, ten eerste aan de hand van rapportages aan politiek verantwoordelijke instanties. Gemeenten worden bijvoorbeeld gestimuleerd en ondersteund bij het opstellen en bespreken van een integraal veiligheidsplan. Op deze wijze ontstaat een controlemechanisme waarmee de voortgang van het beleid in het openbaar wordt getoetst.
Ten tweede is in de afgelopen twee jaar getracht, het component van vrijblijvendheid te verwijderen uit de organisatie van de rampenbestrijding, onder meer door de samenwerking tussen politie, brandweer en geneeskundige diensten wettelijk te verankeren. Er moet een beheersplan worden opgesteld, waarin een oefenplan moet worden opgenomen, zodat ook het oefenen minder vrijblijvend wordt en expliciet kan worden getoetst. In de toekomst zal per regio een risico-inventarisatie moeten worden opgesteld, zodat het ook in de richting van de burgers duidelijk wordt op welke wijze het openbaar bestuur met risico's omgaat. De toetsingscriteria die provincies hanteren ten aanzien van de beheersplannen zullen worden vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur zodat ook op dat punt de vrijblijvendheid wordt weggenomen.
Het wegnemen van vrijblijvendheid lag ten grondslag aan de brieven die aan gemeenten verstuurd zijn waarin werd gevraagd naar het beschikbaar zijn van rampenplannen. In februari 2002 is een eerste inventarisatie van de beschikbare rampenplannen bij gemeenten naar de Kamer gestuurd. Vervolgrapportages zullen om de zes maanden beschikbaar komen. Voor het einde van het zomerreces zal de Kamer dus geïnformeerd worden over de voortgang op dit punt. Vooralsnog lijken zich nog in twee provincies inhaaloperaties voor te doen. Zeeland heeft aan gemeenten eisen gesteld die verder gingen dan de wettelijke verplichtingen; de gemeenten aldaar liepen dus achter op een norm die hoger lag dan de wettelijke verplichting. In Noord-Holland zou het merendeel van de gemeenten in juni een rampenplan op orde te hebben.
Ten derde wordt, in het kader van het behouden van het gevoel van urgentie, getracht om de complexiteit van de rampenbestrijding te verminderen. In Nederland is deze traditioneel ingewikkeld georganiseerd; er is sprake van versnippering, vooral omdat de regio-indelingen van politie, brandweer, geneeskundige diensten en meldkamers van elkaar afwijken. Momenteel worden de regio's van brandweer en geneeskundige diensten georganiseerd op de schaal van de politieregio's. Op dit punt wordt voortgang geboekt; alleen in Noord-Holland moeten nog definitieve afspraken worden gemaakt. De concentratie van meldkamers van 60 naar 25 is niet eenvoudig vanwege de bijbehorende bedrijfsprocessen en bestuurlijke aansturing. De Kamer zal op dit punt nader geïnformeerd worden. Desgevraagd stelt de staatssecretaris dat een aparte bestuurslaag voor veiligheidsdiensten niet aan de orde is geweest omdat alle inspanningen tot nu toe gericht waren op een benadering van onder naar boven: eerst een betere organisatie van operationele diensten en vervolgens een stelseldiscussie. De Raad voor het Openbaar Bestuur is wel gevraagd, advies uit te brengen over de stelselvraag. Voor het eind van het jaar zal nader bericht daarvan volgen. In een tussenadvies geeft de Raad aan, te hechten aan democratische controle op brandweer, politie en geneeskundige hulpverlening. Het nieuwe kabinet zal over deze bestuursvragen moeten besluiten.
Een en ander laat onverlet dat in de afgelopen jaren financieel behoorlijk geïnvesteerd is in rampenbestrijding door zowel gemeenten als Rijk; het gaat om een bedrag van ongeveer 200 mln gulden, terwijl daar in 1998 een bedrag van 20 mln voor stond. Verder heeft de geneeskundige hulpverlening bij rampen, die in vergelijking met de brandweer in de kinderschoenen staat, een forse financiële impuls gekregen. De systematiek van de geneeskundige hulpverlening bij rampen is nog gebaseerd op de systematiek bij reguliere spoedeisende hulpverlening. De verantwoordelijkheid op dit punt ligt bij de minister van VWS; zij heeft hierover recentelijk met de Kamer gedebatteerd. Overigens is het extra beschikbaar gestelde bedrag, waaronder de 299 mln extra in 2001 voor C2000, waarschijnlijk niet voldoende. Dit blijkt uit het onderzoek over rampenbestrijding in de komende jaren. Dit onderzoek is kortgeleden naar de Kamer gestuurd; het nieuwe kabinet zal daarover moeten beslissen.
De Commissie financiële afwikkeling zal haar advies over Volendam binnenkort naar het kabinet sturen. De Kamer zal zo snel mogelijk na bespreking in de ministerraad daarover worden geïnformeerd. Een belangrijk element in de advisering betreft een centrum voor reïntegratie en nazorg. Nazorg was voorheen het stiefkind van de rampenbestrijding maar het belang ervan wordt tegenwoordig onderkend. Het centrum dient samen met het lokale bedrijfsleven en andere organisaties werkgelegenheid te organiseren voor de slachtoffers. Het is van belang dat de Volendamse gemeenschap hieraan bijdraagt.
Ten aanzien van de risicoanalyse kan gemeld worden dat de model-risicokaart aan het einde van het jaar gereed moet zijn en afgestemd moet zijn met het ministerie van VROM. Dat ministerie houdt zich immers bezig met gevaarlijke stoffen.
Het wetsvoorstel voor de instelling van de landelijke onderzoeksraad is voorzien van een advies van de Raad van State en zal voorzien van een kabinetsstandpunt voor het einde van het zomerreces naar de Kamer worden gestuurd. De Antilliaanse regering heeft overigens aangegeven dat zij nog apart advies inroept bij het eigen adviesorgaan. Het gaat om een Rijkswet vanwege de betrokkenheid van Defensie; de kustwacht valt onder de in het leven te roepen onderzoeksraad. Vanwege de hoge snelheid waarin met het wetsvoorstel wordt omgegaan, is ervan afgezien om een tijdelijke commissie in te stellen. Desgevraagd stelt de staatssecretaris dat de gedachte van een «raad in oprichting» om in voorkomende gevallen reeds op te treden, in overweging zal worden genomen. Over het punt van onderzoek en ondervraging van betrokkenen kort na het zich voordoen van een ramp zal de Kamer nader worden bericht. In ieder geval moeten tussen onderzoeksraad en OM afspraken worden gemaakt over het horen van getuigen.
Op initiatief van de gemeente Den Haag is een onderzoek gestart om te bezien welke verschillende mogelijkheden er zijn ten aanzien van de vergunningenproblematiek. De interpretatie van de arresten op dit punt kost enige tijd. De gedachte is dat gemeenten en het Rijk het onderwerp gezamenlijk moeten aanpakken. Wellicht kan daarbij een versnelling plaatsvinden.
Samenstelling:
Leden: Te Veldhuis (VVD), fng. voorzitter, Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Rijpstra (VVD), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Arib (PvdA), Rietkerk (CDA), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Teeven (LN), Wolfsen PvdA), Spies (CDA), Schonewille (LPF), Eerdmans (LPF), Azough (GroenLinks), Zeroual (LPF) en Sterk (CDA).
Plv. leden: Van der Ham (D66), Lazrak (SP), Rosenmöller (GroenLinks), Meijer (CDA), Rouvoet (ChristenUnie), Rambocus (CDA), Bruls (CDA), Jense (LN), Cörüz (CDA), Wiersma (LPF), Palm (LPF), Halsema (GroenLinks), Varela (LPF), Hoogendijk (LPF), Verburg (CDA) en Mosterd (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27157-49.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.