27 117
Wijziging van enige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de problematiek van vermissing van personen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van enige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de problematiek van vermissing van personen.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

12 mei 2000

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, teneinde een meer adequate oplossing te bieden voor de problematiek van vermissing van personen, wenselijk is enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtvordering te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 80c, onder b, komt te luiden:

b. indien de vermiste nog in leven is op de dag waarop de achtergebleven geregistreerde partner een nieuw geregistreerd partnerschap of huwelijk is aangegaan: door de voltrekking van dit geregistreerd partnerschap of huwelijk;.

B. Artikel 149, onder b, komt te luiden:

Indien de vermiste nog in leven is op de dag waarop de achtergebleven echtgenoot een nieuw huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan: door de voltrekking van dit huwelijk of geregistreerd partnerschap;.

C. In artikel 339, eerste lid, komt de vermelding «f 10 000» te luiden: f 25 000. De vermelding «f 20 000» wordt vervangen door: f 50 000.

D. Artikel 410 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «338», ingevoegd: 339,.

2. In het derde lid wordt na «vragen» ingevoegd: , voor zover dit niet onredelijk is.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. De bewindvoerder kan ook voor andere dan vermogensbelangen van de afwezige opkomen, behoudens voor zover de rechtbank zulks heeft uitgesloten.

E. Aan artikel 412 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing op een uitkering uit levensverzekering, waartoe de persoon wiens bestaan onzeker is de eerstgeroepen begunstigde is.

Artikel 413 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid worden de onderdelen b en c vervangen door een onderdeel b, luidende:

b. De termijn wordt verkort tot een jaar, indien de betrokkene gedurende die periode wordt vermist en de omstandigheden zijn dood waarschijnlijk maken.

2. Toegevoegd wordt een derde lid, luidende:

3. Het gelasten van de oproeping van de vermiste en de verklaring van rechtsvermoeden van overlijden, bedoeld in het eerste lid, kunnen ook worden gevorderd door het openbaar ministerie.

Artikel 414 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde lid tot derde lid, worden het tweede en derde lid vervangen door een nieuw tweede lid, luidende:

2. Indien de vermiste niet verschijnt, noch iemand voor hem opkomt die behoorlijk van het in leven zijn van de vermiste doet blijken, verklaart de rechtbank dat er rechtsvermoeden van overlijden bestaat, onverminderd haar bevoegdheid de beschikking, bedoeld in het eerste lid, eerst nog eenmaal te herhalen alsmede het horen van getuigen en de overlegging van bewijsstukken te gelasten, ten bewijze dat is voldaan aan de vereisten die artikel 413 stelt.

2. Toegevoegd wordt een nieuw vierde lid, luidende:

4. De rechtbank kan tevens bepalen, dat de kosten die een verzoeker als bedoeld in artikel 413 lid 1 heeft gemaakt, ten laste van het vermogen van de vermiste worden gebracht.

Artikel 418 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de overledene» vervangen door: de vermoedelijk overleden verklaarde.

2. Het zevende lid komt te luiden:

7. De in dit artikel genoemde verplichtingen vervallen op het door de kantonrechter bepaalde tijdstip, en uiterlijk na verloop van vijf jaren na de dag waarop de akte van overlijden overeenkomstig artikel 417 is opgemaakt. De rechtbank die de beschikking, houdende verklaring dat er rechtsvermoeden van overlijden bestaat, geeft kan, gelet op de omstandigheden van het geval, daarbij tevens bepalen dat een of meer der in dit artikel genoemde verplichtingen niet zullen bestaan.

I. In het tweede lid van artikel 420 wordt na «338,» ingevoegd: 339,.

J. Artikel 424 vervalt.

K. In artikel 425 vervallen de woorden «met inachtneming van het vorige artikel».

L. In artikel 436, tweede lid, wordt «363» vervangen door: 339, 363.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 25 oktober 1999 ingediende voorstel van wet houdende herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg, tot wet verheven nog niet in werking is getreden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, komt in artikel 429c, zevende lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de tweede zin als volgt te luiden:

Ten aanzien van de verklaring dat er rechtsvermoeden van overlijden bestaat en ten aanzien van de vaststelling van overlijden in de gevallen, bedoeld in artikel 426 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, is de rechter te 's-Gravenhage bevoegd.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 25 oktober 1999 ingediende voorstel van wet houdende herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg, tot wet wordt verheven, komt met ingang van het tijdstip waarop die wet in werking treedt, dan wel indien deze wet op een later tijdstip in werking treedt, met ingang van dat latere tijdstip, artikel 3.2.5, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als volgt te luiden:

Ten aanzien van de verklaring dat er rechtsvermoeden van overlijden bestaat en ten aanzien van de vaststelling van overlijden in de gevallen, bedoeld in artikel 426 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, is de rechter te 's-Gravenhage bevoegd.

ARTIKEL IV

Op verzoeken, bedoeld in artikel 413 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanhangig zijn, is artikel 74 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven