27 095
Wijziging van de wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 957) in verband met de verhoging van de kinderbijslag met ingang van 1 januari 2000 alsmede wijziging van een aantal andere wetten

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 957) in verband met de verhoging van de kinderbijslag met ingang van 1 januari 2000 alsmede wijziging van een aantal andere wetten.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

4 mei 2000

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de verhoging van de kinderbijslag met ingang van 1 januari 2000 alsmede met het oog op enkele andere noodzakelijke aanpassingen wenselijk is enige wetten te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET VAN 22 DECEMBER 1994, STB. 957

De Wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 957) wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen I tot en met III, IV, tweede en vierde lid, V, eerste, tweede, derde en vierde lid, onderdelen a tot en met g, VI, VII en VIII vervallen.

B

De aanhef van artikel V, vierde lid, komt te luiden:

Het bedrag genoemd in artikel 12, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet wordt, na eventuele herziening als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van die wet en eventuele verhoging als bedoeld in artikel 13, vierde lid van die wet:

ARTIKEL II WIJZIGING ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7, derde lid, onderdeel a, onder ii, komt te luiden:

ii. in verband met ziekte of gebreken niet tot het huishouden van de verzekerde behoort noch als eigen kind, aangehuwd of pleegkind tot het huishouden van een ander behoort, of

B

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «bedraagt» ingevoegd: inclusief de verhogingen van het kinderbijslagbedrag, bedoeld in artikel V, vierde lid, van de Wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 957).

2. Het derde lid vervalt.

C

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid, komt te luiden:

5. Indien een verhoging als bedoeld in het vierde lid, samenvalt met een herziening als bedoeld in het tweede lid, wordt het kinderbijslagbedrag voorafgaande aan de verhoging herzien en geschiedt de herziening, in afwijking van het tweede lid, bij de in het vierde lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.

2. In het zevende lid wordt «artikel 12, vijfde en zesde lid» vervangen door: artikel 12, tweede lid.

D

In artikel 14, derde lid, wordt «het recht op kinderbijslag kan niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor» vervangen door: Het recht op kinderbijslag kan niet vroeger ingaan dan.

E

Aan artikel 25 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De Sociale Verzekeringsbank kan aan een verzekerde ten onrechte betaalde kinderbijslag verrekenen met een tegemoetkoming waarop een verzekerde ten behoeve van hetzelfde kind op grond van artikel 3, eerste lid, juncto artikel 9, van de Kaderwet SZW-subsidies en de daarop berustende bepalingen, aanspraak maakt.

ARTIKEL III WIJZIGING ALGEMENE OUDERDOMSWET

Artikel 19, vijfde en zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet worden vervangen door:

5. De Sociale Verzekeringsbank is bevoegd om, onder door haar te stellen voorwaarden, op verzoek van organen die belast zijn met de uitbetaling van pensioen uit anderen hoofde dan ingevolge deze wet, gelijktijdig met het ouderdomspensioen ingevolge deze wet, pensioenen, verschuldigd door die organen, betaalbaar te stellen.

ARTIKEL IV WIJZIGING ALGEMENE NABESTAANDENWET

Artikel 48, tweede en derde lid, van de Algemene nabestaandenwet worden vervangen door:

2. De Bank is bevoegd om, onder door haar te stellen voorwaarden, op verzoek van organen die belast zijn met de uitbetaling van pensioen uit anderen hoofde dan ingevolge deze wet, gelijktijdig met de uitkering ingevolge deze wet, pensioenen, verschuldigd door die organen, betaalbaar te stellen.

ARTIKEL V WIJZIGING BIJLAGE C VAN DE BEROEPSWET

Na punt 5 van bijlage C van de Beroepswet wordt een nieuw punt ingevoegd, luidende:

5a. Een ministeriële regeling op grond van artikel 3, eerste lid, juncto 9, van de Kaderwet SZW-subsidies betreffende een tegemoetkoming in de onderhoudskosten van thuiswonende gehandicapte kinderen en betreffende het verlenen van een eenmalige uitkering ter tegemoetkoming in immateriële schade aan werknemers die ten gevolge van blootstelling aan asbest ernstig ziek zijn geworden.

ARTIKEL VI INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst met dien verstande dat artikel I, onderdeel A en artikel II, onderdeel B, onder 2, met ingang van 1 januari 2001 in werking treden en de artikelen III en IV met ingang van 1 januari 2002.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven