27 085
Wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (implementatie biociden richtlijn)

nr. 13
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN ARDENNE-VAN DER HOEVEN EN VAN DER VLIES TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 10 december 2001

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I wordt na onderdeel X een nieuw onderdeel ingevoegd:

Y

Na artikel 25c wordt een nieuw artikel ingevoegd:

Artikel 25d

1. Bestrijdingsmiddelen, waarvan de werkzame stof of stoffen overeenkomstig de toepasselijke communautaire maatregel als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Richtlijn 91/414/EEG onderscheidenlijk artikel 16, tweede lid van Richtlijn 98/8/EEG is of zijn aangemeld voor opname in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG onderscheidenlijk bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EEG en waarvoor de communautair vereiste informatie en gegevens binnen de voorgeschreven periode zijn verstrekt, worden, onverminderd het bepaalde in artikel 5, tweede tot en met zevende lid, geacht te zijn toegelaten of geregistreerd totdat op communautair niveau over opname in bedoelde bijlage is beslist.

2. Het eerste lid is:

a. niet van toepassing op een bestrijdingsmiddel waarvan de toelating ingevolge een communautaire maatregel niet verleend mag worden;

b. niet van toepassing op een bestrijdingsmiddel waarvan de toelating ingevolge een communautaire maatregel dient te worden ingetrokken, vanaf het tijdstip waarop aan die maatregel uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven;

c. uitsluitend van toepassing op een bestrijdingsmiddel dat een werkzame stof bevat die reeds vóór 26 juli 1993, indien het een gewasbeschermingsmiddel betreft, onderscheidenlijk 15 mei 2000, indien het een biocide betreft, werd afgeleverd en niet bij een artikel 3, tweede lid, onderdeel a, bedoelde communautaire maatregel is aangewezen;

d. uitsluitend van toepassing op een bestrijdingsmiddel dat is toegelaten of laatstelijk op 1 januari 2001 toegelaten is geweest.

Toelichting

Voor zowel gewasbeschermingsmiddelen als biociden is op communautair niveau een werkprogramma vastgesteld voor een systematisch onderzoek van alle werkzame stoffen die bij het in werking treden van Richtlijn 91/414 onderscheidenlijk Richtlijn 98/8 reeds op de markt waren. Na voltooiing van dit werkprogramma kunnen gewasbeschermingsmiddelen en biociden alleen worden toegelaten op basis van werkzame stoffen die beoordeeld en geplaatst zijn op de betreffende Annexen bij de beide Richtlijnen.

Doel van deze bepaling is enerzijds het Nederlandse toelatingsbeleid te laten sporen met de Europese beoordeling en anderzijds te bevorderen dat de beoordeling onder Nederlandse omstandigheden plaatsvindt aan de hand van volledige Europese dossiers. Op deze wijze kan de beschikbare beoordelingscapaciteit van het CTB optimaal worden ingezet om de allerwege noodzakelijk geachte voortvarende Europese beoordeling van bestaande werkzame stoffen te bewerkstelligen. Tevens wordt hiermee bereikt, dat de beoogde (en door het kabinet onderschreven) herprioritering van het CTB – voor zover nodig – een sterkere juridische verankering in de Wet krijgt.

Van Ardenne-van der Hoeven

Van der Vlies

Naar boven