nr. 66
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2004
Met deze brief informeer ik u over een gebleken lacune in de uitvoering
van de naturalisatietoets. Tevens informeer ik u over het door mij ingezette
traject om spoedig deze lacune voor een groot deel op te heffen.
Ingevolge het zesde lid van artikel 8 van de Rijkswet op het Nederlanderschap
is in 2002 voor het Besluit naturalisatietoets in beide Kamers de voorhangprocedure
gevolgd. Met het oog hierop acht ik het geëigend heden beide Kamers per
brief te informeren over de gebleken uitvoeringspraktijk.
Sinds 1 april 2003 is één van de voorwaarden voor naturalisatie
het hebben gehaald van de naturalisatietoets. Geheel of gedeeltelijk ontheven
van deze verplichting is de verzoeker tot naturalisatie die door een belemmering
niet in staat is één of meer van de toetsonderdelen af te leggen.
Ongeletterdheid (analfabetisme) wordt ook als een belemmering beschouwd.
Degene die gezien leeftijd en vooropleiding, na onderzoek daartoe, niet in
redelijkheid in staat wordt geacht om zich binnen vijf jaar te alfabetiseren
in het Nederlands als tweede taal, niveau 2 is conform het Besluit Naturalisatietoets
ontheven van de onderdelen «lezen» en «schrijven».
Gebleken is echter dat de (drie) andere toetsonderdelen (maatschappij-oriëntatie,
luisteren en spreken) door een ongeletterde óók niet konden
worden afgenomen. Dit omdat vanwege de op schrift gestelde toetsinstructies
«kunnen lezen» een minimale voorwaarde is (gebleken) om ongeacht
welk onderdeel van de toets te kunnen afleggen. Van een individuele aanpassing
(bijvoorbeeld een mondelinge toetsinstructie) ten behoeve van de ongeletterde
moest worden afgezien, omdat daardoor het niet langer objectief te garanderen
zou zijn, dat het niveau van de toets op het vereiste niveau 2 bleef.
Dit betekent dat, anders dan op grond van de geldende regelgeving mag
worden verwacht, een geslaagd beroep op ongeletterdheid tot heden heeft
geresulteerd in een volledige ontheffing, in plaats van slechts een ontheffing
voor de onderdelen «lezen» en «schrijven».
Bij een fysieke belemmering als blindheid, waarbij zou worden verwacht
dat betrokkene de onderdelen maatschappij-oriëntatie, luisteren en spreken
nog aflegt, is gebleken dat hetzelfde euvel speelt. Betrokkene kan de instructieteksten
noch de vragen lezen, als gevolg waarvan geen enkel toetsonderdeel kan worden
gemaakt.
Momenteel legt bij een fysieke of psychische belemmering de verzoeker
tot naturalisatie wel dát onderdeel of onderdelen af, welke hij kan
afleggen zonder enige aanpassing van de toets of de omstandigheden waaronder
de toets wordt afgenomen. Dit betekent, kort gezegd, dat de kandidaat dát
toetsonderdeel nog aflegt, dat hij kan maken tijdens een regulier toetsmoment
(gezamenlijk met de «gewone» kandidaten).
Dit leidt er toe dat, naast de hierboven genoemde blinde naturalisandi,
ook doven en doofstommen momenteel geen enkel onderdeel van de naturalisatietoets
afleggen.
Te constateren is derhalve dat sinds 1 april 2003 van een ruimere
ontheffingspraktijk sprake is dan bedoeld bij de totstandkoming van de regelgeving.
In de periode van 1 april 2003 tot 23 augustus 2004 is sprake van
205 volledige ontheffingen.
De bestaande praktijk is onlangs gereguleerd met een aanpassing van de
Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap (zie
Tussentijds Bericht Nationaliteiten 2004/5, Staatscourant 2004, nr. 139).
Aanpassing bleek noodzakelijk, omdat de richtlijnen die op 1 april 2003
in werking waren getreden in de praktijk niet voldeden.
Omdat de bovenvermelde ruime ontheffingspraktijk niet strookt met de bedoeling
van het Besluit naturalisatietoets is gezocht naar een oplossing waardoor
in ieder geval zo veel mogelijk de onderdelen «spreken» en «luisteren»
worden afgelegd, maar waarbij tevens objectief het niveau van de naturalisatietoets
is gewaarborgd. Een geschikte toetsmethode is daarvoor gebleken de telefonische
toetsafname van de twee genoemde onderdelen. Het betreft hier eenzelfde wijze
van toetsafname als zal worden gebruikt bij de Wet inburgering buitenland.
Ik ben in onderhandeling met het ROC van Amsterdam om aldaar voor de betreffende
groep naturalisandi deze wijze van toetsen mogelijk te maken.
In het kader van ontheffing van de naturalisatietoets verwacht ik met
deze wijze van toetsen te beginnen op 1 januari 2005.
Ik wijs er met nadruk op dat het bovenstaande betekent dat in veel gevallen
na invoering van de telefonische toetswijze niet langer sprake zal zijn van
volledige ontheffing, maar alleen ontheffing van de onderdelen «lezen»,
«schrijven» en «maatschappij-oriëntatie».
Er zullen echter altijd belemmeringen zijn (voorbeelden zijn doofheid
of doofstomheid) waarbij sprake blijft van volledige ontheffing. Er kan geen
sprake zijn van een op de kandidaat toegesneden aanpassing van een bestaande
toets, omdat door ongeacht welke aanpassing niet langer het vereiste niveau
en de objectiviteit van de toets te waarborgen zijn.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M. C. F. Verdonk