nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging
van enige bepalingen van het voorstel van wet tot wijziging van titel 7.10
(arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie
en ouderschapsverlof.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
14 april 2000
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! Doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling
van het aanmerken van bepaalde vormen van verzuim als vakantie te wijzigen
en daartoe het in wetsvoorstel 26 079 tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst)
van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof
vervallen artikel 636 te doen herleven en aan te passen alsmede het in dat
wetsvoorstel opgenomen artikel 637 aan te passen,
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juni 1998 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk
Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof(Kamerstukken
26 079) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
I
In artikel I komen de onderdelen B en C te luiden:
B
Artikel 636 komt te luiden:
Artikel 636
1. Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer de overeengekomen
arbeid niet verricht wegens een van de redenen, bedoeld in artikel 629b en
artikel 635 leden 1, 3 en 4 kunnen slechts indien in een voorkomend geval
de werknemer ermee instemt worden aangemerkt als vakantie, met dien verstande
dat de werknemer ten minste recht houdt op het in artikel 634 bedoelde minimum.
2. Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer de overeengekomen
arbeid niet verricht wegens de in artikel 635 lid 2 bedoelde reden, kunnen
niet worden aangemerkt als vakantie.
C
Artikel 637 komt te luiden:
Artikel 637
1. Bij schriftelijke overeenkomst kan worden bepaald dat dagen of gedeelten
van dagen waarop de werknemer in enig jaar de overeengekomen arbeid niet heeft
verricht wegens de reden, bedoeld in artikel 635 lid 3 worden aangemerkt als
vakantie tot ten hoogste het aantal vakantiedagen dat in dat jaar boven het
in artikel 634 bedoelde minimum is overeengekomen.
2. Dagen of gedeelten van dagen waarop de werknemer tijdens een vastgestelde
vakantie ziek is, gelden niet als vakantie. In afwijking van de vorige volzin
kan bij schriftelijke overeenkomst worden bepaald dat de in enig jaar verleende
vakantiedagen of gedeelten daarvan waarop de werknemer ziek is, als vakantie
gelden tot ten hoogste het aantal vakantiedagen dat in dat jaar boven het
in artikel 634 bedoelde minimum is overeengekomen.
3. Indien in enig jaar zowel lid 1 als lid 2, tweede volzin worden toegepast,
kunnen in totaal niet meer dan het aantal vakantiedagen dat in dat jaar boven
het in artikel 634 bedoelde minimum is overeengekomen, als vakantie gelden.
II
Na artikel II wordt een nieuw artikel IIA ingevoegd dat luidt:
ARTIKEL IIA
Indien de werknemer met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één
kind in familierechtelijke betrekking komt te staan of met het oog op adoptie
met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan
één kind op zich heeft genomen, en een of meer van deze kinderen
de leeftijd van 8 jaren hebben bereikt op een tijdstip gelegen tussen 1 januari
2000 en de datum van inwerkingtreding van deze wet, bestaat in
afwijking van artikel 644 lid 3 van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek,
gedurende 6 maanden na die datum recht op verlof ten aanzien van ieder van
die kinderen.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag waarop de in artikel
I bedoelde wet in werking treedt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Minister van Justitie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,