27 062
Alleenstaande minderjarige asielzoekers

nr. 20
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 januari 2003

De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 27 november 2002 overleg gevoerd met minister Nawijn voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de ama-campus in Vught.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Varela (LPF) ziet de uitwerking van de terugkeervariant in de ama-campus in Vught als een noodzakelijk iets. Terecht is alles in de ama-campus gericht op het bewerkstelligen van de terugkeer van uitgeprocedeerde ama's naar het land van herkomst. De boodschap op de campus aan de ama's staat eenduidig in het licht van de terugkeer. Er wordt geen valse hoop gewekt op een langdurig verblijf in Nederland. Het besloten karakter draagt aan de eenduidigheid van die boodschap bij. Contact met de Nederlandse samenleving moet worden vermeden, omdat daardoor valse hoop kan worden gewekt. Tegenover het besloten karakter van de campus staat de mogelijkheid voor de ama om een intensief dagprogramma te volgen, dat ook is gericht op terugkeer naar het land van herkomst. Door de ama tijdens zijn verblijf op de campus actief te laten werken aan zijn of haar ontwikkeling, wordt de kans groter dat hij of zij daadwerkelijk terug wil. De uitvoering van de terugkeervariant, zoals die gestalte krijgt in Vught, laat zien dat Nederland zijn verantwoordelijkheid voor minderjarige kinderen die asiel aanvragen, niet wil ontlopen. De kinderen wordt gedurende de periode dat zij minderjarig zijn in overeenstemming met internationale verdragen opvang verleend. De heer Varela ziet in de ama-campus in Vught de noodzakelijke vertaling in beleid van de principiële overweging dat te allen tijde moet worden vermeden dat minderjarige kinderen worden gescheiden van huis en haard en dat een eventuele scheiding zo kort mogelijk moet duren. Hij stemt al met al in met het pilotproject.

De heer Blok (VVD) vindt een debat dat uitsluitend gaat over de ama-campus in Vught zinloos. Discussies over kleding leiden immers de aandacht af van de kern van het ama-probleem. De instroom is afgenomen, maar toch zijn ook dit jaar nog ongeveer 2000 ama's Nederland binnengekomen. Bij beoordeling door de IND blijkt slechts een zeer klein deel echt vluchteling te zijn. Het grootste deel is doelbewust op reis gestuurd door volwassenen die er ook voor betaald hebben. Tot op heden mochten al deze kinderen in Nederland blijven. Er is echter weinig bekend over het succes van deze jongeren in een voor hen vreemd land. Wel is duidelijk dat er regelmatig ama's verdwijnen in de prostitutie of met onbekende bestemming vertrekken. Begeleiders van de ama's schatten in het algemeen de toekomst van deze jongeren niet rooskleurig in. De heer Blok vindt dat die toekomst moet liggen in eigen land, overigens ook een belangrijk uitgangspunt in het Verdrag inzake de rechten van het kind. Minderjarigen die niet aan de criteria van het Vluchtelingenverdrag voldoen, moeten dan ook zo snel mogelijk terugkeren naar het land van herkomst. Alleen als dat land geen enkele vorm van opvang kent, kan tijdelijk afgezien worden van terugzenden. De minister moet het in het strategisch akkoord gestelde op dit punt uitvoeren en zou met het oog daarop met een plan van aanpak moeten komen met betrekking tot de terugkeer van ama's naar het land van herkomst. De heer Blok zegt in de halfjaarlijkse rapportages specifiek geïnformeerd te willen worden over de instroom van ama's per leeftijdsgroep en de aantallen teruggekeerde ama's.

De kans is groot dat de leeftijdsgrens van vijftien jaar ertoe leidt dat er steeds meer veertienjarige ama's het land binnenkomen. Ook is de heer Blok benieuwd naar de vormgeving van de daadwerkelijke terugkeer en de daarbij horende begeleiding. Als het strategisch akkoord goed wordt uitgevoerd, is het nog maar de vraag of er ama-campussen nodig zijn. Die vraag klemt te meer nu bekend is dat een opvangplaats op de campus tussen de € 20 000 en € 30 000 per ama per jaar kost. Met dat bedrag kunnen heel veel probleemkinderen in de landen van herkomst worden geholpen.

De heer Blok benadrukt vervolgens de noodzaak om een eind te maken aan de mensenhandel waarvan veel minderjarigen het slachtoffer zijn. Daarmee wordt ook uitvoering gegeven aan artikel 11 van het Verdrag inzake de rechten van het kind waarin staat dat de ondertekenende staten maatregelen moeten nemen om de handel in kinderen te bestrijden.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) benadrukt dat ama's het recht hebben op zorg, aandacht en hulp bij het opbouwen van een solide toekomst. Daarbij zijn de internationale regels voor de positie van kinderen en minderjarigen voor het CDA uitgangspunt. Zolang de ama's in Nederland zijn – al of niet uitgeprocedeerd – moeten zij kunnen rekenen op bescherming. Juist in het belang van het kind heeft het CDA altijd aangedrongen op een meer besloten opvang. Ama's zijn erg kwetsbaar, want het gevaar dat zij in aanraking komen met prostitutie, drugs of criminaliteit is reëel.

Ongeveer 90% van de ama's krijgt geen verblijfstatus en moet Nederland dus verlaten op het moment dat zij meerderjarig worden. In Nederland zullen zij immers nooit een legale toekomst kunnen opbouwen. Daarom moeten opvang en onderwijs zijn gericht op terugkeer. De aandacht moet worden geconcentreerd op het helpen verkrijgen van de juiste documenten en het verwerven van vaardigheden die het kind kan gebruiken in het land van herkomst. Voorkomen moet worden dat het kind hier inburgert. Het belang van kinderen is bepaald niet gebaat bij een scheiding van hun ouders. De internationale regels benadrukken dat kinderen recht hebben op bescherming en ontplooiing in de eigen omgeving. Daarom ook moet ernaar worden gestreefd de relatie met ouders en eigen sociale omgeving te herstellen. Opvang in Nederland moet gezien worden als een second-bestoplossing.

In het pilotproject in Vught geldt het uitgangspunt van de besloten opvang, toegesneden op de terugkeer naar het land van herkomst. Mevrouw Van Vroonhoven is zeer benieuwd of inderdaad het resultaat zal zijn dat meer ama's terugkeren naar het land van herkomst en dat voorkomen wordt dat ama's in de prostitutie of de illegaliteit verdwijnen. Zij heeft echter wel twijfels over de opzet van de campus. Er zijn wel erg veel georganiseerde activiteiten en het is dan ook niet verwonderlijk dat de kosten maar liefst zo'n € 25 000 per ama per jaar bedragen. Waarop baseert de minister zijn aanname dat de ama's echt geholpen willen worden?

Voorshands gunt de CDA-fractie de ama-campus het voordeel van de twijfel. Desgevraagd verklaart zij tegenstander te zijn van een gevangenisachtige structuur en de voorkeur te geven aan een kostschool met een strak regime.

Zodra een ama die weet dat hij niet in Nederland kan blijven, achttien jaar wordt, krijgt hij geen opvang en begeleiding meer. De overheid dient duidelijker dan thans haar verantwoordelijkheid te nemen bij het voorbereiden van de ama op volwassenheid en terugkeer. De CDA-fractie blijft erop hameren dat de positie van kinderen in de landen van herkomst moet worden verbeterd. Kerkelijke en maatschappelijke organisaties en ngo's kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Justitie en Buitenlandse Zaken (ontwikkelingssamenwerking) moeten beter gaan samenwerken op dit punt.

De heer De Vries (PvdA) is nog niet geheel overtuigd van de noodzaak van een ama-campus, maar geeft het project het voordeel van de twijfel. Het voorbereiden van kinderen op een terugkeer naar het land van herkomst zou wel eens een goede aanvulling kunnen zijn op hetgeen nu reeds aan beleid op dit punt is ontwikkeld. Het experiment moet echter wel goed begeleid worden door een toezichts- of begeleidingscommissie. Het is ook van het allergrootste belang dat de terugkeer zelf goed wordt begeleid nu er zoveel wordt geïnvesteerd in voorbereiding op terugkeer. Daartoe moeten voorzieningen worden getroffen in het land van herkomst zelf. Het beleid mag niet stoppen op het moment dat een ama achttien jaar wordt.

De heer De Vries zegt het onjuist te vinden dat de ama's op de campus geen contact mogen hebben met de Nederlandse samenleving. Ama's moeten bij terugkeer in hun land meer over Nederland kunnen vertellen dan dat er een paar gebouwen staan waar een trein langs rijdt. Hij dringt daarom aan op het samenstellen van een programma oriëntatie op de Nederlandse samenleving. Verder meent hij dat ama's niet te lang op de campus mogen verblijven, want zij hebben natuurlijk ook behoefte aan contacten met anderen dan begeleiders en andere ama's.

Ondersteunt het ministerie het goede terugkeerpilot van het Nidos met betrekking tot de opvang van ama's in kleinschalige voorzieningen en wordt geleerd van de ervaringen die bij deze pilot worden opgedaan?

De heer De Wit (SP) zegt dat het in de eerste plaats gaat om kinderen en in de tweede plaats om asielzoekers. Die kinderen zijn in barre omstandigheden opgegroeid en dromen allemaal van een beter leven. Bij de bepaling van de variant die op de ama van toepassing zal zijn, dient daarom de grootst mogelijke zorgvuldigheid te worden betracht. De meeste jongeren tot veertien jaar komen terecht in de integratievariant, terwijl jongeren vanaf die leeftijd de grootste kans hebben op de ama-campus (de terugkeervariant) terecht te komen. De opvang van ama's dient onder alle omstandigheden humaan te zijn waarbij voluit de rechten van kinderen worden gerespecteerd.

De ama-campus zal een besloten en geen gesloten karakter hebben. Als een ama bezoek wil krijgen, is toestemming nodig van het COA. Dat gebeurt onder begeleiding en op een daartoe aangewezen plek. Als een ama de campus wil verlaten, zijn toestemming en begeleiding nodig. Het is de vraag of er een voogd is in Nederland die zo streng is voor de kinderen waarop hij dient toe te zien. In ieder geval is niet duidelijk welke criteria worden gehanteerd bij het al dan niet verlenen van toestemming. Het activiteitenprogramma van 6.30 uur tot 22.30 uur in combinatie met het bonus- en strafpuntenstelsel doet eerder denken aan een gesloten dan een besloten systeem. Enig toezicht in het kader van het voogdijschap is uiteraard nodig, maar het lijkt de heer De Wit dat hier te ver wordt gegaan in het controleren van het doen en laten van de kinderen.

Waarom moet iedere schijn van integratie zo krampachtig worden vermeden? Waarom moet een kind dat de Franse taal spreekt per se Engels leren? Het lijkt de heer De Wit dat in Nederland verblijvende jongeren de gelegenheid moeten krijgen om contact te hebben met de Nederlandse samenleving. Is er sprake van een pedagogisch verantwoorde aanpak, of moet eerder worden gesproken van een Glenn Millsaanpak die voor een heel andere categorie jongeren is bedoeld?

Nederland zal ook aan achttienjarigen en oudere kinderen, die op geen enkele wijze kunnen terugkeren naar hun land van herkomst, opvang moeten bieden om te voorkomen dat zij in de illegaliteit of criminaliteit verdwijnen.

De heer Dittrich (D66) zegt dat de MFO's de gelegenheid moeten krijgen om in de landen van herkomst aan maatschappij-opbouw te doen. Justitie zou meer met Buitenlandse Zaken (ontwikkelingssamenwerking) moeten samenwerken om te bezien of in die landen adequate opvang te realiseren valt. Heeft de minister al stappen ondernomen op dit punt?

Hoe oordeelt de minister over het relatief hoge percentage zelfdodingen onder ama's? Veelal gaat het daarbij om kinderen die onvoldoende aandacht kregen en geen perspectief hadden op integratie in de Nederlandse samenleving.

Is het wel verstandig om de ama-campus zo grootschalig te doen zijn en kinderen die niet allemaal dezelfde status hebben op één complex onder te brengen? Dat het beleid is gericht op terugkeer, kan natuurlijk niet betekenen dat de ama's volstrekt geen contact mogen hebben met de Nederlandse samenleving. Het campusidee spreekt de heer Dittrich aan, maar hij vindt wel dat er genoeg ruimte moet zijn voor een individuele aanpak. Elke ama heeft immers zijn eigen vluchtverhaal.

Kan de minister uitleggen waarom het Nidos meent dat het te weinig betrokken is geweest bij de voorbereiding van de opvang op een campus? Het ligt in ieder geval voor de hand om zoveel mogelijk te profiteren van de ervaringen die organisaties, die veel met kinderen werken, hebben opgedaan.

Concluderend merkt de heer Dittrich op dat zijn fractie het campusmodel een kans van slagen wil bieden en dat werkendeweg geleerd moet worden van eventuele tekortkomingen. Wat dit laatste betreft sluit hij zich aan bij de suggestie van VluchtelingenWerk om een onafhankelijke commissie van toezicht in te stellen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie) zegt dat indertijd is ingestemd met de terugkeervariant voor ama's, maar wijst erop dat de ama-campus een specifieke invulling is van die variant. Er is over die campus veel te doen geweest en een kop in de krant als «Ama's behandeld als misdadigers» zegt genoeg. Al die onrust had vermeden kunnen worden als de Kamer beter was geïnformeerd over deze specifieke invulling van de terugkeervariant. Het werkbezoek aan de ama-campus heeft niet een antwoord gegeven op alle vragen, maar heeft wel een aantal zorgen weggenomen. Duidelijk is dat er formeel geen sprake is van vrijheidsbeneming. De belangen van de ama's worden zoveel mogelijk in de gaten gehouden en dat houdt niet alleen bescherming maar in zekere zin ook afscherming in. Dat laatste is natuurlijk iets anders dan isoleren. Klopt het dat de minister aanvankelijk het voornemen had om te komen tot een gesloten opvang en dat na gesprekken met VluchtelingenWerk en andere organisaties het besluit is genomen om tot een besloten opvang te komen?

Dat er structuur wordt aangebracht in gedrag en kleding van ama's ligt voor de hand. Huisregels zijn in dat verband onmisbaar. De vraag is natuurlijk wel of het lange dagprogramma, waaraan verplicht moet worden deelgenomen, de facto niet in de buurt komt van vrijheidsbeneming. Het tegengaan van integratie moet worden beschouwd als een essentieel onderdeel van de terugkeervariant. Het is immers van het grootste belang dat geen valse verwachtingen worden gewekt.

Ook rond de ama-campus in Deelen is enige onrust ontstaan. Er is indertijd zelfs een zwijgplicht opgelegd aan medewerkers, hetgeen de onrust alleen maar heeft vergroot. Welke bouwkundige voorzieningen zijn noodzakelijk in Deelen? Gaat de pilot in Deelen sowieso van start, ongeacht de ontwikkeling van de instroom van ama's en de bezetting van de ama-campus in Vught? Concluderend merkt de heer Rouvoet op dat zijn fractie de pilot in Vught graag kans van slagen biedt en dat hij geïnformeerd wil worden over relevante tussentijdse ontwikkelingen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks) zegt dat als gevolg van het Nederlandse vreemdelingenbeleid ama's eerst vreemdeling en dan pas kind zijn. Zij vindt echter dat kinderen, waar zij ook vandaan komen en ongeacht hun verblijfstitel, eerst kind horen te zijn en daarna aangesproken horen te worden op hun formele positie. Het lijkt haar dat de door de minister voorgestane benadering van kinderen spanningen oplevert met het Verdrag voor de rechten van het kind. In de eerste plaats omdat kinderen van uitgeprocedeerde ouders kennelijk nog steeds op straat worden gezet, samen met hun ouders. In de tweede plaats omdat de doelstellingen van afschrikwekkende werking en tegengaan van integratie in de ama-campus zwaarder wegen dan de doelstelling bescherming van ama's tegen een boze buitenwereld. Was het niet mogelijk om met behulp van het geld, nodig voor de inrichting van de campus, met behoud van de open opvang de bescherming van ama's aanzienlijk te verbeteren, bijvoorbeeld in de sfeer van de begeleiding? Het ama-campusmodel is niet de enig logische oplossing voor het gebrek aan bescherming in de open opvang. Deze specifieke invulling van de terugkeervariant staat haaks op de noodzakelijke ontwikkeling die kinderen in hun puberteit moeten kunnen doormaken. De terugkeervariant mag niet gepaard gaan met een rigide regime waarbij geen enkel contact met de Nederlandse samenleving wordt toegestaan. Het feit dat er slechts enkele ama's zijn teruggekeerd, heeft alles te maken met het gedrag van landen van herkomst. Nu de kans niet erg groot is dat ama's kunnen terugkeren, mogen zij niet nodeloos worden afgesloten van de samenleving of anderszins worden beperkt in hun ontwikkeling. Als na een jaar geen vrijwillige terugkeer kan worden gerealiseerd, zal het waarschijnlijk ook niet lukken in de twee daaropvolgende jaren.

Mevrouw Halsema zegt vervolgens grote vraagtekens te plaatsen bij het regime in de ama-campus. Kunnen respect en discipline ook niet op een meer zachtaardige manier worden bijgebracht aan eenzame, gedeformeerde en getraumatiseerde jongeren? Het is bepaald zorgwekkend dat er nauwelijks psychiatrische hulpverlening aanwezig is. Ook zorgwekkend is dat de kinderen tijdens hun verblijf op de campus nauwelijks of niet naar buiten kunnen en dat zij nauwelijks privacy hebben. Het Verdrag van de rechten voor het kind bepaalt dat kinderen de mogelijkheid moeten hebben om zich terug te trekken. Zeker in hun puberteit moeten kinderen die mogelijkheid hebben.

Bekend is dat terugkeer moeilijker wordt als personen gedurende een langere periode in een kunstmatige omgeving zonder enige zelfstandigheid moeten verblijven. De vraag is dus of het campusmodel terugkeer inderdaad vergemakkelijkt.

Verder vindt mevrouw Halsema het onverantwoord om kinderen drie jaar lang in een besloten inrichting te houden. Is de minister bereid de verblijfsduur te beperken tot een jaar? Daarna zou dan sprake moeten zijn van een meer open opvang, gericht op integratie en contacten met de buitenwereld. Verder moeten de jongeren op de campus gemakkelijker naar buiten kunnen. Jongeren moeten in aanraking kunnen komen met leeftijdsgenoten, winkeliers, een stedelijke omgeving e.d. om zich voor te bereiden op de volwassenheid. Dat is iets anders dan integratie. Ook zouden alleen uitgeprocedeerde ama's in aanmerking moeten komen voor een verblijf op de campus. Gedurende het experiment in Vught dient er onderzoek te worden gedaan naar de psychologische effecten van de campus op het welzijn van de jongeren. Ten slotte pleit mevrouw Halsema voor een onafhankelijke commissie van toezicht en een onafhankelijke klachtencommissie.

Het antwoord van de minister

De minister merkt allereerst op dat Nederland relatief veel ama's binnen zijn grenzen krijgt, tot voor kort de helft van alle ama's die de EU binnenkomen. Hij bestrijdt overigens dat het in eerste plaats om de vreemdeling en vervolgens om het kind gaat. Het gaat om beide. Allereerst moet worden vastgesteld waar het kind vandaan komt en vervolgens wordt er zeer omzichtig geopereerd omdat het gaat om een kind. De terugkeer van ama's is door de jaren heen een groot probleem gebleken. Vaak hebben zij geen documenten en komen zij uit landen waar de situatie zeer onstabiel is. Helaas staan deze kinderen ook in de Nederlandse samenleving vaak bloot aan allerlei gevaren (drugs en prostitutie) en daarom zijn in hun belang specifieke maatregelen vereist. Daarom ook is gekozen voor de terugkeervariant die vorm en inhoud krijgt in de ama-campus in Vught. Bij dat alles staan de belangen van het kind en dus de terugkeer naar het land van herkomst voorop. Het kind heeft er immers alle belang bij dat het zo snel mogelijk wordt teruggebracht naar zijn familie.

De minister benadrukt dat hij in het algemeen geen voorstander is van het opsluiten van kinderen. In Vught is dan ook sprake van een besloten en niet van een gesloten opvang. Voor een gesloten opvang is een wettelijke basis vereist. De besloten opvang is in de eerste plaats gericht op de bescherming van het kind tegen bedreigingen van buitenaf. Daarbij horen vanzelfsprekend ook huisregels, al was het maar om de kinderen een zekere structuur te bieden. Hopelijk zullen de huisregels zo worden toegepast dat er een sfeer van vertrouwen ontstaat, want ama's moeten zoveel mogelijk op dezelfde wijze worden behandeld als hun leeftijdsgenoten. Als de kinderen absoluut naar buiten willen, kunnen zij niet worden tegengehouden. Daarvoor is een procedure in het leven geroepen. Er worden in ieder geval twee gesprekken gevoerd met de COA-begeleiders. Ook de voogd voert ten minste één gesprek met de ama die de campus wil verlaten. Als de ama toch de campus wil verlaten, dient hij zich bij de voogd te melden.

Het zullen met name nieuwe ama's zijn die na het AC-gehoor worden overgebracht naar de campus. Het gaat dan veelal om kinderen van wie is vastgesteld dat zij geen goed vluchtverhaal hebben en die dus een afwijzende beschikking hebben gekregen. Als een eventueel beroep gegrond wordt verklaard, wordt het kind onmiddellijk in de normale asielopvang geplaatst of krijgt het een status. Getraumatiseerde kinderen worden doorgeleid naar de normale opvang.

Samen met het IOM en ngo's wordt nagegaan of er in Angola een opvanghuis kan worden ingericht. Via dit huis zouden de minderjarige asielzoekers weer terug kunnen worden gebracht naar hun familie. Het is duidelijk dat er wat dit betreft met een euro meer kan worden gedaan in het land van herkomst dan in Nederland. Desgevraagd zegt de minister toe de Kamer hierover nader te informeren. Hij merkt nog op dat met een zekere regelmaat wordt overlegd met staatssecretaris Van Ardenne-van der Hoeven over de mogelijkheden van terugkeerprojecten in bepaalde landen.

Er is niets tegen op oriëntatie op de Nederlandse samenleving, als het maar geen integratie wordt. De minister zegt toe na te zullen gaan in hoeverre de kinderen een programma oriëntatie op de Nederlandse samenleving kan worden geboden. Voorop staat echter de voorbereiding op terugkeer naar het land van herkomst.

Tussen het COA, het Nidos, de IND en het IOM worden werkafspraken gemaakt over de gang van zaken op de campus. Dat er enige spanningen zijn tussen de diverse partijen is begrijpelijk, gezien de diverse belangen die in het geding zijn. De minister zegt in het belang van de kinderen de samenwerking tussen de partijen zoveel mogelijk te zullen bevorderen. Bij het bepalen van de op de campus te volgen methodiek zijn ook deskundigen van het ministerie van OCW betrokken. Uitgangspunt is het competentiegericht werken. Dat krijgt gestalte in groepsdynamica en trajectbegeleiding. Er zijn zowel groepsgerichte als individuele methodische mogelijkheden en de methodiek is toepasbaar in een 24-uursprogrammering. De methodiek kent ook de mogelijkheid van het in trajecten werken met geformuleerde eindtermen, gebaseerd op persoonlijke kwaliteiten en kwaliteiten. Er wordt nadrukkelijk aangesloten op de persoonlijke groeimogelijkheden van ama's. Er is duidelijk sprake van maatwerk, erop gericht om kinderen te motiveren terug te keren naar het land van herkomst. Als evaluatie duidelijk maakt dat aanpassing van het programma nodig is, zal dat gebeuren. Afgesproken is dat de ketenpartners maandelijks rapporteren over de gang van zaken. De Kamer zal worden geïnformeerd over de resultaten van het project.

Het is inderdaad de vraag of, als na een jaar terugkeer niet kan worden gerealiseerd, het na drie jaar wel lukt. Het project zal uitwijzen hoe lang het kind in de opvang moet zitten om de gestelde doelen te realiseren.

De minister zegt niet overtuigd te zijn van de noodzaak van een commissie van toezicht, ook al omdat nog sprake is van een pilot. De voogd ziet samen met de COA-begeleider toe op de belangen van het kind. De ama's kunnen zo nodig een beroep doen op de COA-klachtenprocedure. Momenteel wordt met de inspectie jeugdbescherming overlegd over de vraag of er op langere termijn een toezichtarrangement voor ama-opvanglokaties moet komen. De suggestie met betrekking tot een klankbordcommissie wil hij echter wel overnemen.

Er moet alles aan worden gedaan om te voorkomen dat kinderen op straat terechtkomen. Met de VNG wordt overlegd over mogelijkheden op dit punt en nog voor 1 december a.s. zal hierover worden gerapporteerd.

Nadere gedachtewisseling

De heer Varela (LPF) vraagt nog of er voldoende ruimte is voor een individuele benadering binnen de op de campus te volgen methodiek.

De heer Blok (VVD) vraagt of de minister een lijst kan overleggen van landen waarnaar absoluut geen ama's kunnen worden teruggestuurd. Als het terugkeerbeleid goed wordt uitgevoerd, is er dan nog wel behoefte aan een grote opvangcapaciteit voor ama's in Nederland? Ten slotte wijst de heer Blok op artikel 11 van het Verdrag van de rechten voor het kind waarin staat dat kinderhandel moet worden bestreden. Dat staat haaks op het voorstel met betrekking tot een open opvang van maximaal een jaar en vrijwillige terugkeer.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) wil graag iets meer horen van de minister over de te volgen procedure ten aanzien van ama's die achttien jaar zijn geworden. Het is natuurlijk een goede zaak om ama's te motiveren om terug te keren naar het land van herkomst, maar het lijkt haar dat er wel iets meer mag gebeuren dan alleen maar motiveren.

De heer De Vries (PvdA) vraagt waarom eigenlijk overleg wordt gevoerd met de VNG over de vraag hoe kan worden voorkomen dat kinderen op straat worden gezet. Dat kan de minister toch zelf beslissen? Hopelijk zal de minister nog actie ondernemen op dit punt voordat zijn ambtstermijn ten einde loopt.

De heer De Wit (SP) benadrukt dat zijn fractie er voor is dat er iets wordt gedaan aan de begeleiding en opvang van ama's. Het lijkt hem echter dat de besloten inrichting heel dicht in de buurt komt van een gesloten inrichting.

De heer Dittrich (D66) herhaalt dat zijn fractie het groene licht geeft voor het experiment, maar benadrukt dat de vinger aan de pols moet worden gehouden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie) pleit ervoor om in de pilotfase zo weinig mogelijk aanpassingen door te voeren en een terughoudend beleid te voeren ten aanzien van oriëntatie op de Nederlandse samenleving. Voorkomen moet immers worden dat er een variant ontstaat tussen integratie en terugkeer. Kan de minister bevestigen dat er ook bij ama's in de reguliere opvang belangstelling is voor het campusmodel?

Mevrouw Halsema (GroenLinks) is er niet van overtuigd dat in het campusmodel de bescherming van ama's voorop staat. Zij wijst erop dat bijvoorbeeld getraumatiseerde ama's wel in de open opvang mogen verblijven. Zij benadrukt dat uitgeprocedeerde ama's, die op straat worden gezet, grote risico's lopen.

De minister merkt aan het adres van de heer Varela op dat er de eerste twee maanden sprake is van een groepsgewijze en vervolgens van een volstrekt individuele benadering.

De evaluatie zal moeten uitwijzen of een zo grootschalige opvang als in Vught inderdaad noodzakelijk is.

In antwoord op schriftelijke vragen van mevrouw Halsema is uitvoerig ingegaan op het traject dat dient te worden gevolgd ten aanzien van ama's die achttien jaar worden.

Conform de Vreemdelingenwet worden voorzieningen beëindigd op het moment dat iemand uitgeprocedeerd is. De minister benadrukt dat hij erg ongelukkig is met het fenomeen van gezinnen die op straat worden gezet. Om een goede oplossing te vinden, is overleg met de VNG onontbeerlijk.

De belangstelling van ama's in andere centra voor het campusmodel wordt momenteel geïnventariseerd. Het moet natuurlijk wel om ama's gaan die terug zullen moeten.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van Blerck-Woerdman

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), K. G. de Vries (PvdA), Dittrich (D66), Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), Van Blerck-Woerdman (VVD), voorzitter, Adelmund (PvdA), Luchtenveld (VVD), Albayrak (PvdA), ondervoorzitter, De Wit (SP), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Eurlings (CDA), Blok (VVD), Çörüz (CDA), Teeven (Leefbaar Nederland), Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Schonewille (LPF), Stuger (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA) en Zeroual (LPF).

Plv. leden: Van Fessem (CDA), Arib (PvdA), De Graaf (D66), Azough (GroenLinks), Monique de Vries (VVD), Van der Staaij (SGP), Terpstra (VVD), Verbeet (PvdA), Rijpstra (VVD), Van Oven (PvdA), Lazrak (SP), De Pater-van der Meer (CDA), Karimi (GroenLinks), Ormel (CDA), Te Veldhuis (VVD), Jager (CDA), Jense (Leefbaar Nederland), Van Heemst (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Eerdmans (LPF), Wiersma (LPF), Joldersma (CDA), Varela (LPF) en Jukema (LPF).

Naar boven