27 061
Meerjarennota emancipatiebeleid

27 411
Emancipatiebeleid 2001

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2001

1. Aanleiding

In de Emancipatienota 2001 kondigt de staatssecretaris van SZW, mevrouw Verstand, aan dat het kabinet met voorstellen zal komen om het zwangerschaps- en bevallingsverlof van politieke ambtsdragers te regelen. Dit omvat blijkens de Emancipatienota 2001 onder meer een grondwetswijziging, die het mogelijk moet maken een vervangingsregeling op te stellen voor leden van vertegenwoordigende organen, die met bevallings- en zwangerschapsverlof gaan. In het Nota-overleg Meerjarenbeleidsplan Emancipatie van 5 februari 2001 tussen de vaste commissie voor SZW van de Tweede Kamer en Staatssecretaris Verstand werd de motie-Van Gent ingediend (27 061, nr. 9). Deze motie drong erop aan om de tijdelijke vervanging van politieke ambtsdragers en ziekte- en zorgverlof voor deze groep te regelen in een Grondwetswijziging. Door de staatssecretaris werd aangegeven dat aan een dergelijke regeling al gewerkt wordt en dat de motie derhalve overbodig is. De motie is daarop aangehouden.

Aangezien het hier mede de rechtspositie van de leden van uw kamer betreft, hecht ik eraan u door middel van deze brief op de hoogte te brengen van de voornemens van het kabinet in dezen.

2. Wijziging Grondwet en opties

Voor de regeling van een verlof voor leden van het parlement, van provinciale staten en van gemeenteraden, waarbij het betrokken lid tijdelijk vervangen wordt en na ommekomst van de verlofperiode van rechtswege weer lid wordt van het vertegenwoordigende lichaam, is wijziging van de Grondwet noodzakelijk. De vervanger wordt op dezelfde wijze als iedere andere vervanger benoemd op grond van de kieslijst van de desbetreffende politieke partij, maar verliest na de vervangingsperiode van rechtswege het lidmaatschap.

In de Grondwet zal slechts de mogelijkheid van tijdelijke vervanging onder bepaalde omstandigheden geformuleerd worden. De verdere uitwerking van de verlofregeling en de tijdelijke benoeming vinden plaats in de Kieswet, de relevante rechtspositiebesluiten van de leden van Tweede resp. Eerste Kamer en provinciale- en gemeentelijke rechtspositieverordeningen voor statenleden respectievelijk voor leden van de gemeenteraad.

De vraag die hierbij speelt, is welke regeling voor de leden van het parlement en andere vertegenwoordigende lichamen mogelijk moet worden gemaakt.

Opties

Denkbaar zijn een regeling:

1. alleen voor zwangerschap- en bevallingsverlof met een vaste verlofperiode van 16 weken (optie 1), dan wel

2. voor verlof bij afwezigheid in het algemeen (optie 2) of

3. als in optie 1 plus een in de tijd gefixeerd verlof van 16 weken in geval van ziekte- en geneeskundige behandeling (optie 3, nader uitgewerkt onder 3).

Voor deze opties vallen verschillende argumenten pro en contra aan te voeren:

Voor een regeling beperkt tot zwangerschaps- en bevallingsverlof pleit dat dit in de Emancipatienota 2001 is aangekondigd. Het ontwikkelen van een voorstel is vrij eenvoudig, omdat het eerdere ontwerp tot wijziging van de Grondwet gebruikt kan worden als voorbeeld. Daarmee is ook meteen het nadeel van deze optie gegeven omdat dat wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet indertijd bij de tweede lezing in de Eerste Kamer is afgestemd. Dit gebeurde met de motivering dat er geen vervangingsregeling werd voorgesteld voor afwezigheid om aanvaardbare redenen in het algemeen. Daarbij werden als redenen opgegeven medische redenen of deelname aan een delegatie van de Staten-Generaal, in het bijzonder die naar de Verenigde Naties. Overigens gaf de VVD tijdens de behandeling van het grondwetsvoorstel aan bereid te zijn tot een discussie, maar niet bij voorbaat de nadelen van een algemene vervangingsregeling te aanvaarden.

Voordeel van een beperking tot zwangerschaps- en bevallingsverlof is dat een dergelijk voorstel de mogelijkheid voor vrouwen centraal stelt om beter gebruik te maken van hun passief kiesrecht. Dit kan tevens de deelname van vrouwen aan de politiek stimuleren. Een algemene vervangingsregeling kent dat perspectief minder, omdat behalve de specifiek op vrouwen gerichte maatregel ook maatregelen kunnen worden genomen ten behoeve van alle politici.

Voordeel van een algemene vervangingsregeling is dat een dergelijk voorstel wellicht een bredere politieke steun verwerft dan een voorstel dat alleen gericht is op zwangerschaps- en bevallingsverlof. Indiening van (bijna) hetzelfde voorstel zal – terecht – de vraag opwerpen welke redenen het kabinet heeft om ondanks de verwerping van het eerdere voorstel in 1996 hetzelfde ontwerp nu in te dienen.

Nadeel van een algemene vervangingsregeling is echter dat geen heldere objectieve criteria te geven zijn wanneer de vervanging aanvangt en hoe lang de vervanging moet gaan duren, bijv. bij ziekte. Bij zwangerschap en bevalling is die periode wel aan te geven. Bovendien heeft het toenmalige kabinet op basis van de adviezen van de Raad van State en drie geraadpleegde hoogleraren zich indertijd negatief opgesteld ten opzichte van een algemene vervangingsregeling.

3. Compromis

Als compromis tussen een algemene vervangingsregeling en een regeling voor zwangerschap- en bevallingsverlof, wordt voorgesteld een grondwetsvoorstel ter regeling van zwangerschap- en bevallingsverlof alsmede van verlof voor een vaste periode voor ziektebehandeling, operatie etc. (optie 3). Hiermee wordt tevens tegemoet gekomen aan het bezwaar dat het vorige voorstel tot wijziging van de Grondwet te beperkt van aard was. De regeling zou een vaste verlofperiode moeten bevatten, die benut kan worden voor een genezingsproces (operatie, geneeskundige behandeling) in geval van ziekte. Door deze verlofmogelijkheid te fixeren op een vaste periode wordt het bij de vorige behandeling aangevoerde nadeel van de onbepaalbaarheid in tijd voorkomen. Fixatie van de verloftijd heeft echter het nadeel dat de gekozen periode betrekkelijk willekeurig is en niet aansluit bij de werkelijke duur van de ziekte of de behandeling. Voor de bepaling van de lengte van de verlofperiode heeft een lange periode niet de voorkeur, omdat anders het begrip «tijdelijk» te veel wordt opgerekt. Om reden van eenvormigheid is het voornemen om aan te sluiten bij de 16 weken termijn van het zwangerschaps- en bevallingsverlof.

Geen vervanging wegens verblijf buitenslands

Nadeel van een bredere – algemene – regeling vormt bovendien de «verambtelijking» van het politieke ambt en de verdere relativering van de verkiezingen. Dit bezwaar werd in het verleden ook aangevoerd tegen de uitbreiding van de verlofmogelijkheid wegens ziekte. Bepleit werd een zekere terughoudendheid al vanwege de onbeperktheid van het aantal vervangingen dat zou kunnen optreden wegens ziekte of verblijf buitenlands. Het parlement zou dan als het ware een duiventil worden, hetgeen haaks staat op de bedoeling van de Grondwet en de Kieswet, die er van uitgaan dat de volksvertegenwoordigers in beginsel voor de duur van een zittingsperiode worden gekozen op mandaat van de kiezers. Om aan deze bezwaren enigszins tegemoet te komen wordt in elk geval niet voorgesteld vervanging mogelijk te maken wegens verblijf buitenslands.

4. Conclusie

De ministerraad heeft in zijn vergadering van 30 maart jl. alle mogelijkheden afwegende, ingestemd met de onder 3 geschetste optie. Een voorstel tot wijziging van de Grondwet, waarin deze optie verwerkt is, zal ik op korte termijn in procedure brengen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven