nr. 193
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2000
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 21 maart 2000.
De wens dat de inwerkingtreding van de maatregl bij de wet wordt geregeld
kan door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden
van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 20 april 2000.
Hierbij doe ik u, overeenkomstig artikel 110, eerste lid, van de Gezondheids-
en welzijnswet voor dieren een algemene maatregel van bestuur toekomen houdende
regelen ter zake van het huisvesten van vleeskuikenouderdieren (Besluit huisvesting
vleeskuikenouderdieren).1 Het besluit stelt regels
omtrent de voor vleeskuikenouderdieren beschikbare vloeroppervlakte, strooiseloppervlakte,
zitstokken en voerderbak. Voorts bevat het besluit een verbod op het houden
van vleeskuikenouderdieren op draadroostervloeren. Het geheel van deze eisen
houdt een feitelijk verbod op het houden van de dieren in legbatterijen in.
De huisvestingssituatie van vleeskuikenouderdieren is relatief goed. In
deze sector worden de meeste dieren thans niet in kooien gehouden en beschikken
de dieren over strooisel. De laatste jaren is in de vleeskuikenouderdierensector
echter een tendens waar te nemen naar een minder welzijnsvriendelijke huisvestingssituatie.
Met het onderhavige besluit beoog ik te voorkomen dat deze tendens zich doorzet.
De eisen in het besluit sluiten daarom aan bij hetgeen in verreweg de meeste
bedrijven in deze sector praktijk is of dat tot voor enkele jaren nog was.
Dit is te meer het geval nu in bijvoorbeeld de legkippensector juist een
ontwikkeling in de richting van meer welzijnsvriendelijke huisvesting is waar
te nemen, een ontwikkeling die ik van harte toejuich. In de Europese Unie
wordt de legbatterij afgeschaft. De betreffende Europese richtlijn staat nog
wel kooihuisvesting toe maar alleen in een zogenaamde verrijkte kooi. In een
kooi gehouden legkippen dienen te beschikken over meer bewegingsruimte dan
in de legbatterij, zitstokken en strooisel. In Nederland heeft het bedrijfsleven,
in het kader van de Stuurgroep Heroriëntatie Pluimveehouderij, de bereidheid
uitgesproken te streven naar huisvesting van tenminste de helft van alle legkippen
in een systeem waarin de dieren beschikken over meer ruimte en strooisel dan
in de verrijkte kooi, om het welzijn van de legkippen verder te verbeteren.
De tendens die de laatste jaren in de vleeskuikenouderdierensector valt
waar te nemen, gaat juist in een tegenovergestelde richting. Hoewel de meeste
dieren in deze sector niet in een kooi zijn gehuisvest, is een dertigtal van
de in totaal ongeveer 600 bedrijven reeds overgaan op een kooisysteem dat
minder aan de behoeften van de dieren aan scharrelen en stofbaden tegemoet
komt dan de kooi die voor legkippen nog acceptabel wordt geacht. In deze zogenaamde
groepskooi hebben de dieren geen beschikking over strooisel. Gelet op de verslechtering
van het welzijn van vleeskuikenouderdieren die het gevolg zou zijn van een
grootschalige omschakeling van deze sector op de huisvesting in groepskooien
staat het onderhavige besluit een verdere introductie van kooihuisvesting
in deze vorm in de weg. Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat economische
motieven of milieu-eisen niet mogen leiden tot een verdere verslechtering
van het welzijn van de dieren.
Met het onderhavige besluit kan de ontwikkeling naar een minder welzijnsvriendelijke
huisvesting van vleeskuikenouderdieren tijdig worden gekeerd zodat een situatie
als bij de legkippen, waar het merendeel van de dieren in legbatterijen wordt
gehouden, wordt voorkomen. Is zo'n situatie eenmaal ontstaan dan kan daaraan
slechts tegen hoge kosten voor de sector en de maatschappij een einde worden
gemaakt.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
L. J. Brinkhorst